De Nieuwe Taalgids. Jaargang 45
(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe betekenis van Reinaert I, vrs. 867-869.Na de mishandeling door de dorpelingen, weet Bruin te ontkomen door in de rivier te springen. Vrs. 867-'69 luiden dan in hs. A: Hi was verpynet ende moede
Ende onder-commen van den bloede,
So dat hi hadde crancke vaert.
In hs. F luiden deze regels bijna hetzelfde (onder-commen = ondercomen, ‘so’ ontbreekt), zodat ook in de critische uitgaven van Muller (Leiden 1944) en van Tinbergen (Groningen 1948) aan deze regels nagenoeg niets is veranderd. (verpynet > verpinet, onder-commen > ondercomen). Enig bezwaar heb ik tegen de gebruikelijke vertaling dezer regels. Muller (Exegetische commentaar, Leiden 1942) geeft geen aanwijzing. Mnl. Wb., Buitenrust Hettema (Inl., Aant. en Glossarium, Zwolle 1909) en De Keyser (Van den Vos Reinaerde, Antwerpen 1948) brengen verpynet terecht in verband met verpinen en vertalen dus: afgemat, afgesloofd, afgejakkerd. Slechts Tinbergen noteert m.i. ten onrechte: òp van de pijn. Ondercomen van den bloede echter wordt door Mnl. Wb. (dl. V 368 en dl. IV. 1769), door Buitenrust Hettema en door Tinbergen verduidelijkt als: zwak, uitgeput, afgemat door bloedverlies. De door geen enkele parallel gestaafde vertaling van bloed door bloedverlies maakt deze verklaring wat verdachtGa naar voetnoot1). Bovendien vinden we hier dan drie synoniemen achter elkaar: verpynet, moede en ondercomen. Wellicht heeft het bezwaar, dat ook Tinbergen hiertegen gevoelde, hem verleid tot de onjuiste vertaling van ‘verpynet’. Stijn Streuvels laat ‘verpijnd’ onvertaald. M.i. wordt deze uitdrukking verkeerd begrepen en de oorsprong daarvan | |
[pagina 200]
| |
moet wellicht gezocht worden in W N T, waar s.v. onderkomeling het ‘gewestelijk’ nog bekende verl. deelw. onderkómen wordt verklaard als zwak, krachteloos. Mnl. Wb. verwijst naar Wb. Ned. T. en preciseert ‘gewestelijk’ als ‘gelders’. Buitenrust Hettema en Tinbergen steunen op Mnl. Wb. Nu zijn in verschillende Zuid-en Oostned. dialecten (vgl. ook de Wrbb. van Koenen en Van Dale) uitdrukkingen bekend als: De man was gans onderkómen; wat zag hij er onderkómen uit; hij was gans onderkómen van (of door) de zweren, van (of door) de luizen enz. De betekenis van dit onderkómen wordt met zwak, krachteloos echter niet juist, althans stellig onvolledig weergegeven. Iemand, die onderkómen is, ziet er geheel verwaarloosd en onverzorgd uit; hij is in een treurige, ellendige toestand, vooral uiterlijk; hij heeft vuile, versleten, gescheurde kleren, kapotte schoenen en is in dagen niet gewassen of geschoren; hij zit eventueel dik onder de zweren of het ongedierte. 'n Gevolg van de slechte verzorging kan natuurlijk ook zijn, dat hij er bleek, mager en verzwakt uitziet, doch dit laatste is niet wezenlijk inhaerent aan de betekenis van onderkómen. Men spreekt bijv. evengoed van een huis, een tuin, een boomgaard, die er onderkómen uitzien o.a.: die hof is gans onderkómen van (of door) het onkruidGa naar voetnoot1). De juiste vertaling van ondercomen van den bloede kan m.i. dan ook slechts zijn: in een treurige toestand door het bloed ofwel ellendig er aan toe omdat hij geheel met bloed bedekt was. Ter vergelijking wijs ik op vrs. 932-'33, waar Reinaert de arme Bruin ‘sach ligghen al een bloet - Ende ziec ende onghesont’. Ook de verklaring van crancke vaert in Mnl. Wb. (en in navolging daarvan bij Buitenrust Hettema, Tinbergen en De Keyser) lijkt mij niet juist. Vertaald wordt: zodat hij niet erg opschoot, niet hard vooruitkwam, geringe vooruitgang had. Het merkwaardige is nu, dat Bruin, blijkens de voorgaande vrss., helemaal geen moeite doet om vooruit te komen en zich slechts laat drijven. Vgl. vrs. 850-'52: Bruun die lach in die ryviere - Daer hi vant den meesten stroom. - Al dryvende bat hi... En vrs. 862-'65: In aldustanen ghebede - Lach Brune also langhe wijle, - Dat hi wel een halve mile - Vander stede was ghedreven... Is het dan niet vreemd, dat 'n paar regels verder zijn geringe snelheid wordt toegeschreven aan uitputting, daar die trage gang immers reeds duidelijk verklaard is door het feit dat hij zich slechts laat drijven?Ga naar voetnoot2) M.i. lijdt het geen twijfel, dat we crancke vaert hier beter kunnen weergeven met: een treurige tocht, een miserabele reis. De uitgeputte en geheel met bloed bedekte beer hád een ellendige tocht! Opgemerkt zij nog, dat mnl. vaert = snelheid volgens Mnl. Wb. VIII. 1172 slechts voorkomt in bijw. bep. als ‘met groter vaert’ enz. Buiten deze bijw. bep. is het hier besproken vrs. 869 van Rein. I de enige plaats, waar Mnl. Wb. aan vaert de betekenis hecht van snelheid. Ook dit wijst er op, dat men beter doet voor dit vrs. een verklaring te accepteren, die vaert zijn gewone betekenis laat behouden. Maastricht, Febr. 1952. W.A.F. Janssen. |
|