verstaanbaar is. Bovendien krijgt men een indruk van de vrijmoedigheid, waarmee Brandt de tekst in overeenstemming bracht met zijn stijlgevoel.
In vers 15 stond heel iets anders dan er bij Brandt wordt gelezen. Er stond: ‘En u ten inganck niet bereyt’. Brandt maakte daarvan: ‘En u ten ingangk houdt gereed’. Hij nam de negatie weg, waarmee vers 15 afhankelijk bleef van het voegwoord indien uit vs 13. Zijn wijziging werd echter verantwoord door het rijmwoord kleet, in 1657 gespeld als kleyt.
In vs 21 leest Brandt wel voor snel in 1657; in vs 23 leest hij daelt voor vaert. Het gaat hier over de Bruigom (Christus), die volgens de oorspronkelijke lezing zijn Rijck en leven snel (dus: zonder bedenken) in de steek liet om de liefde zijner bruid (de ziel) te verwerven en die voor de ziel ‘in de hel’ voer. Dat Brandt geen (neerwaartse) helievaart naar analogie ener (opwaartse) hemelvaart meer waarnam, deed hem het werkwoord dalen eigenmachtig in de plaats van varen stellen, een stijl-correctie, waarvoor de vertaling van het Symbolon verantwoordelijk kan zijn, temeer, daar Vondel in Het Geloofs-Teken der Apostelen, vs 21, ook schreef: ‘ter helle daelde’ (W.B., dl. V, blz. 703). De bevestiging wel vond Brandt gepaster dan het bijwoord snel, omdat de grote liefde van de Bruidegom in de tekst wordt vergeleken met de betrekkelijke onverschilligheid der bruid, terwijl hij wellicht in snel iets oneerbiedig-komieks hoorde, als het werd toegepast op menswording en kruisdood van Christus.
In de Vergaderinge staat een punt aan het einde van vs 29. Terecht liet Brandt die weg.
Hij maakte echter de verklaarder H.W.E. Moller het werk moeilijk door in vs 43 te doen drukken: Uw ontrouw en zijn liefdbetracht. Moller verklaart dit laatste woord als een substantief met de betekenis: het betrachten van zijn liefdeplicht. De tekst van 1657 maakt evident, dat deze gewrongen opvatting onjuist moet zijn. Immers daar staat: ‘U ontrouw en zijn liefd' betracht’. Betracht is een imperatief.
Om welluidendheidsredenen zal Gerard Brandt 's Kruyces stam in vs 55 vervangen hebben door 's kruishouts stam, waarachter hij echter weer terecht de punt wegliet.
Zeker maakte hij de tekst banaler door in vs 88 te schrijven: ‘Wanneer hij gaet aen 't lijden’, terwijl er stond: het gaet, met de betekenis: wanneer het op lijden aankomt.
In vs 131 heeft W.B. een lezing, die zomin in 1657 als in 1682 voorkwam, doch die Moller zonder verantwoording, naar het voorbeeld van J. van Vloten, aanbracht. Er staat woenden voor wonden. Moller heeft hier ‘woedende soldaten’ ingevoerd en dienovereenkomstig misbruik verklaard als: ‘onbeschaamdheid’. In overeenstemming hiermee veranderde hij, zoals Van Lennep reeds deed, Herodes rock uit 1657, dat bij Brandt Herodes rok werd, in Herodes rot, verklaard als: ‘bende’, hetgeen inderdaad rijmt op spot van vs 135 en een zinsbouw oplevert, die bij de door Brandt overgenomen interpunctie zeker niet onaannemelijk is. Men zou hier het originele Duits of de prozavertaling van M.L.B. bij de hand moeten hebben, om precies te weten, wat de dichter bedoelde.
Om te moderniseren las Brandt in vs 182 hem voor bey en in vs 197 roos toch voor roose. Hij maakte in vs 207 een aesken schults van geen aesken schults, omdat hij hierin een absolute negatie waarnam, terwijl er een relatieve bedoeld was, n.l. werkelijke schuld, maar die nog geen aasje (greintje) zou wegen.