De Nieuwe Taalgids. Jaargang 45
(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Over Tesselschade's Troost-dicht voor Huygens.Het sonnet dat Tesselschade in September 1637 aan Hooft richtte als ‘swack behulp’ in Huygens' smart over het verlies van zijn vrouw is afgedrukt in Worp's ‘Een onwaerdeerlijcke Vrouw’ (Den Haag, 1918), pg. 175. De achtste regel En stel zyn leed te boeck, zoo heeft hij 't niet t'onthouwen
maakte op Huygens zo'n diepe indruk dat hij hem niet alleen in zijn dankbrief aan Hooft met de hoogste bewondering citeerde, maar er op 84-jarige leeftijd nog een geestdriftig gedicht over schreefGa naar voetnoot1). Wie er niet even enthousiast over kan zijn, kan Huygens zelf nooit volledig verstaan. De dertiende regel doet voor de achtste echter zeker niet onder. De laatste terzine van het sonnet luidt: Zijn eijgen letter leer hem matigen zijn pijn,
Want queling op de maet en kan soo fel niet syn;
Besweer hem, dat hy sing op maetsangh droevelijcken.
Worp, of de bezorger van de uitgave Sterck, verklaart in een noot ‘queling op de maet’ als ‘dichten’. Het is duidelijk dat dit niet juist kan zijn. Het betekent ‘smart, in dichtmaat uitgezegd’, ‘door dichtmaat bedwongen lijden’. De andere betekenis van ‘queling’, namelijk ‘zingen’, kan zelfs in deze zinrijke poëzie als voorbijgaande toespeling eigenlijk niet in aanmerking komen, want bij die tweede betekenis maakt de rest van de regel geen zinGa naar voetnoot2). ‘Zijn eijgen letter’ in regel 12 wordt niet verklaard. Misschien vond de uitgever de interpretatie ‘zelf dichten’, ‘zelf aan het werk gaan’, voldoende voor de hand liggend - al is die enigszins gedwongen in dit volkomen vrije en heldere gedicht. De juiste verklaring is een andere. Tesselschade citeert hier Huygens' eigen vertaling van John Donne's gedicht ‘I am two fooles, I know’, waarvan de regels 7-10 luiden Soo meend' ick mijn verdriet te schroeven door mijn' Dichten,
Soo door den engen Rijm verduyv'len en verlichten:
Want quellingh op de maet en kan soo fel niet zijn,
En dies' in dichten boeyt betemt haer' dolle pijn.
Onze regel vertaalt Donne's Griefe brought to numbers cannot be so fierce.
‘Zijn eijgen letter’ betekent dus ‘wat hij zelf geschreven heeft’. Dit verklaart ook dat Huygens zo getroffen was door de achtste regel, en niet door de zeker niet mindere dertiende: die was van hemzelf, of van hem en Donne samen; die kende hij, terwijl de achtste een volkomen eigen prestatie van Tesselschade was. Het is hierna eigenlijk niet meer nodig nog te opponeren tegen de lange tijd aangehangen mening dat het enthousiasme voor Donne bij Huygens en | |
[pagina 53]
| |
zijn vrienden een betreurenswaardig intellectualistische aberratie was. Ze lazen en begrepen hem beter dan onze latere literatuur-historici. Tesselschade was grondig vertrouwd met de aan haar opgedragen Donnevertalingen en haar eigen kunst-ideaal lag in dezelfde richtingGa naar voetnoot1). Melbourne, Vic. Jac. Smit. |
|