De Nieuwe Taalgids. Jaargang 45
(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet en 't.Het levende Nederlands kent twee vormen van het lidwoord en het persoonlijk voornaamwoord: ət en t (proklitisch en enklytisch). Daarnaast als derde vorm, onder invloed van het schrift hĕt, in beperkt gebruik, bevorderd door een averechts leesonderwijs, en toegepast in een soort voordrachttaal, vaak van het papier opgelezen. De beide eerste vormen, hoewel ritmisch duidelijk onderscheiden - ət vormt een silbe - worden door de meeste Nederlanders in schrift en druk door het weergegeven, of inkonsekwent wisselend door het en 't. Onlangs viel mij dat op, toen ik in een artikel van een hoogleraar het volgende zinnetje aantrof: ‘Het helpt niet 't te idealiseren’, waar tussen niet en te een enkele t onmogelijk is. Aanbevelenswaardig, vooral pedagogisch, lijkt mij de regel, door J.H. van den Bosch toegepast, om steeds ət te schrijven als het en t als 't. De schrijfwijze et, indertijd door Dr. H.W.E. Moller toegepast, heeft geen navolging gevonden, waarschijnlijk doordat de e aan het begin van een woord niet licht als ə geinterpreteerd wordtGa naar voetnoot2). C.d.V. |
|