Eerst en vooral.
Vlaamse studenten hebben de neiging hun antwoord op een examenvraag in te leiden met de uitdrukking eerst en vooral, zo heeft men mij gezegd. Deze zegsman sprak uit eigen ervaring. Het was hem als Noordnederlander in een praktijk van verscheiden jaren telkens weer opgevallen, en de indruk die de wending op hem maakte was die van een soort werktuiglijke inzet. Want het antwoord dat ging volgen behoefde volstrekt niet door enigerlei geleding dit eerst en vooral te rechtvaardigen. Psychologisch schijnt het veeleer thuis te horen onder de formules van de zgn. ‘uitgestelde mededeling’: men begint alvast te praten, zonder vooralsnog iets te zeggen. Hoewel het ook in het Noorden niet onbekend is (in de woordenboeken vond ik het evenwel niet), is toch de frequentie van de uitdrukking in het Zuiden zó veel groter, dat zij wel vlaams mag heten in deze zin, dat zij een Vlaming biezonder gemakkelijk van de lippen komt.
Het is dienstig de opmerking te maken, dat wij te doen hebben met een tautologische verbinding: het tweede bestanddeel is een naar de vorm, niet naar de betekenis gevarieerde herhaling van het eerste; vooral is hier nog ‘wat in tijdsorde vóór al het andere komt’, het staat dus gelijk met avant tout, niet met surtout. Deze waarde is wederom niet in de woordenboeken opgetekend, en inderdaad is zij aan het losgebruikte vooral ook niet meer eigen. Wij gebruiken in de plaats daarvan: vóór alles, vóór al het andere, of eenvoudig, - maar dat is minder tekenachtig en niet zo nadrukkelijk, - vooraf. De oude betekenis van vooral is bevroren in de tautologische wending.
Hiermee wordt niet buitengesloten, dat eerst en vooral ook tot een synoniem kan worden van bovenal, surtout. Het gaat dan dezelfde weg als het losse vooral, zal zelfs in deze ontwikkeling door het bestaande vooral ‘bovenal’ beïnvloed worden.
L.C. Michels.