De Nieuwe Taalgids. Jaargang 44
(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVerengeldGa naar voetnoot1).NTg. 43, 292 schrijft mej. Van Lessen: ‘Uit de 17de eeuw hebben wij [van verengelen] maar vier bewijsplaatsen: twee uit De Brune en twee uit Vondel’. Tevoren heeft zij op de biezonderheid gewezen, dat het tot adjectief geworden participium gebruikt werd in de zin van ‘(als) een engel zijnde, de staat der engelen hebbende’, zonder dat aan een ‘geworden zijn’ mag worden gedacht; hierin gaat Vondel voor, nl. met een plaats uit 1644, die omdat zij voorkomt in een plano met stelligheid kan worden gedateerd. Er worden twee teksten aan toegevoegd, een uit BilderdijkGa naar voetnoot2), een uit Beets. De mogelijkheid van de betekenisovergang kan hiermee geïllustreerd worden, dat men aan zijn aanwezigheid kan twijfelen. Het citaat uit Bilderdijk is ontleend aan De Geestenwareld: | |
[pagina 336]
| |
Gelooft gy 't sterveling? Gy stofklomp, half verengeld!
Gy, aan de dierlijkheid, uws ondanks vastgestrengeld!
Gelooft ge u, in dees staat, dat edel kunstgewrocht
Waarboven de Almacht niets gewild heeft of vermocht?
Herplaatsen wij deze versregels in hun verband, dan blijkt de zin daarvan de gedachte, dat de mens niet het hoogste is in de orde der geschapen wezens. God wordt toegesproken als degene, die 't al vervult met leven, en stof en wareld schiep om leven uit te geven. Hoe men nu het woord verengeld hier moet verstaan, hangt slechts af van het antwoord op de vraag, of het geestelijk element in de mens gezien is als deel uitmakend van zijn status (‘half een engel zijnde’), dan wel als een wijziging, waardoor de stof niet langer enkel stof mag heten (‘half tot een engel gemaakt, of geworden’). Wij geven de voorkeur aan het laatste, en blijven daarmee bij de oorspronkelijke betekenis van het woord. Toch zijn wij in staat aan het citaat uit Vondel een andere 17de-eeuwse plaats toe te voegen, die het uitzonderlijk voordeel biedt dat zij een vertaling is. Men vindt haar in Iok en Ernst van Ian de Brune de jonge, waarvan de eerste druk verscheen bij Lescaille te Amsterdam in 1644. De ‘scherpsiende’ lezer, die de conclusie mocht trekken, dat wij dus twee plaatsen hebben uit eenzelfde jaar, een van Vondel en een van de aan Vondel welbekende De Brune, bereide zich voor op een teleurstelling. Met De Brune's geschriften heeft zich namelijk het opmerkelijke voorgedaan, dat de overgrote meerderheid van de aanhalingen uit vreemde talen niet door hem zelf in het Nederlands zijn overgebracht, maar eerst een twintigtal jaren later door Nicolaas Jarichides Wieringa, op verzoek van de uitgever Hero Galama en met hulp van Louis Parent, zulks met het oog op de uitgave van Alle Volgeestige Werken. Men zie daarover Mevr. Thijssen-Schoute's uitvoerige monografie over WieringaGa naar voetnoot1). Het boek verscheen te Harlingen 1665, de opdrachtbrief dateert van 1664; de mededeling omtrent Wieringa en Parent staat in het niet gedagtekende voorbericht Aan den Leezer. In het 149ste hoofdstuk (het 150ste van de Werken) van Iok en Ernst brengt De Brune een italiaanse ‘madrigaaltjen’ te pas, waarvan de beginregels als volgt luiden: L'angelico tuo viso
Vince il candor del latte.
Dit angelico nu verschijnt in Wieringa's vertaling als verengelt: ‘Voor uw' verengelt aangezigt De zuiv're melk in witheit swigt’. Onze taal kent een aantal andere afleidingen van engel: engelsch, engelachtig, engelaardig (waarvan het enige voorbeeld in WNT engelaartig luidt). Voor een bevredigende beoordeling van verengelt in de ‘statische’ opvatting zou het gewenst zijn meer te weten over de gebruikssfeer en de gebruiksmogelijkheden van de synoniemen. In verband met Wieringa's tekst wijzen wij er nog op, dat engelsch wordt aangetroffen in een vergelijkbare verhouding, zij het langs de omweg van een naamspeling, in een gedicht van Wellekens: ‘Angelica, uw deugt heeft u dien Naam gegeven; Uw kuisch en engelsch leven’ (aangehaald in WNT). Maar bij dit uit het Mnl. overgeleverde woord is het biezondere niet, dat het angelicus e, dgl. vertaalt; dit was niet meer dan natuurlijk zolang het de concurrentie van zijn homoniem Engels(ch) kon weerstaan. Ook over deze concurrentiestrijd ontbreken ons toereikende gegevens. L.C. Michels. |
|