Secretaresse.
Iemand die een positie van enige betekenis bekleedt, en mitsdien het een en ander aan zijn hoofd heeft, houdt er algauw een secretaresse op na. Meer een secretaresse dan een secretaris: deze functionarissen zijn gewoonlijk vrouwen, en veelal jonge vrouwen. Welke technische, economische, psychologische, biologische factoren die onmiskenbare voorkeur voor de zwakke sekse bepalen, kunnen we hier onbesproken laten. Als zuiver taalkundige opmerking, en niet anders dan dat, is dan ook bedoeld de vermelding van de bijzonderheid dat deze jonge vrouwen vaak privé-secretaresse heten, hetgeen aardig demonstreert, hoe in het woord secretaris, vroeger terecht als geheimschrijver vertaald, het ‘secrete’, dat het ‘discrete’ vanzelf insluit, semantisch op de achtergrond geraakt is, zodat privé-secretaresse niet in het minst pleonastisch aandoet.
Het beeld van de tikkende, telefonerende, registrerende secretaresse is wel zozeer van de moderne tijd, dat men zich verwonderen moet over de zeer ouderwetse vorm van het woord. Het achtervoegsel -esse immers is zo goed als overal de weg van de apocopering tot -es gegaan. Men moet zoeken in conservatieve taalkringen om van -esse overblijfselen te vinden. Zo leidt de adellijke titel baronesse nog een eigenaardig leven, uitsluitend als titel, vóór de naam, in Baronesse Van der Borch van Verwolde, zijn moeder was een Baronesse Van Dedem, terwijl het als gewoon appellatief meestal geapocopeerd is: het personeel van de barones, de barones was zelf verkoopster op de bazar. Vormen als eigenaresse, eiseresse komt men nog tegen in de archaïstische taal van akten en exploten, maar danseresse, onderwijzeresse, zangeresse vinden nergens ook maar de minste steun. Zelfs zondares, bijbels en dus traditioneel getint als het is, heeft vrijwel het monopolie tegenover zondaresse.
Maar de gloedmoderne secretaresse heet -esse en niet anders. De vorm secretares heeft wel bestaan, is althans in de eerste twee decenniën van deze eeuw wel geschreven, maar het is een probeersel gebleven, dat geen ingang heeft gevonden. Waarom niet? Als we zien dat de secretaresse de archaïstische vorm van het suffix deelt met de bibliothecaresse en de nog wat zeldzamer archivaresse, en dat een jubilerende vrouw niet zelden jubilaresse heet, dan komen we ertoe, causaal verband te leggen tussen -aresse en -aris. Blijkbaar geeft de vorm secretares niet voldoende differentiatie tegenover secretaris. En dat gebrek aan differentiatie zal in de eerste plaats grafisch zijn: de geschreven vorm secretares zou kans lopen, door slordige en onontwikkelde lezers precies gelijk aan secretaris te worden gesproken, zoals die eenvoudigen omgekeerd leren moeten dat de ə in de laatste syllabe van secretaris grafisch door i en niet, zoals meestal anders, door e wordt voorgesteld. Zelfs meer ontwikkelde lezers zouden bij de gedrukte vorm secretares aan een drukfout voor secretaris kunnen denken. Hoewel nu een gesproken secretarés zich duidelijk genoeg van secretáris onderscheidt, heeft het grafisch bezwaar tegen secretares blijkbaar de doorslag gegeven, en zo is ook aan het voor de hand liggende en in de tijd passende gesproken secretarés de weg tot de beschaafde omgangstaal versperd.
C.B.v.H.