De Nieuwe Taalgids. Jaargang 44
(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 330]
| |
Al en soude geen peper in pensen bedyen.Aan M. de Jong komt de eer toe, dat hij naar aanleiding van het Esbatement van den Luijstervinck r. 7: Al souwer nimmermeer peper in pensen gedijen de voornaamste vindplaatsen voor deze zegswijze - die ontbreekt in het Woordenboek der Nederlandse Taal en Stoett's Nederlandsche Spreekwoorden, enz. - heeft verzameldGa naar voetnoot1). Ik kan daar thans nog enkele aan toevoegen, die het ons misschien tevens mogelijk maken de oorspronkelijke redactie alsmede de juiste betekenis vast te stellen. Welnu, wij behoren allereerst te weten, dat peper en pensen bij elkaar behoren; een pens moet gepeperd zijn, anders is hij ongenietbaar. Dat kan men ook in WNT vinden, waar in dit verband o.a. van Cats wordt aangehaald: ....Mostert op de Vis en peper op de PenssenGa naar voetnoot2) Terecht gebruikt daarom Zacharias Heyns in zijn Dry Hooftduechden 29Ga naar voetnoot3) de uitdrukking Daer wil geen peper in de pensen vallen ter aanduiding van een verloren of mislukte zaak. Jammer genoeg heeft juist deze laatste plaats De Jong op een dwaalspoor gebracht bij de verklaring van Luijstervinck r. 7. Weliswaar kwam hij dank zij Zacharias Heyns dichter bij de juiste betekenis dan Lyna en Van Eeghem, die in Sotslach r. 254: al souwen de penssen sijn ongepepert onze zegswijze niet eens hebben herkend en zodoende deze regel opvatten als: ‘al zouden de pensen nog niet zijn gepeperd’, d.w.z. ‘alsof de vorige inwijding niet reeds volstond’. De Jong herkende haar wel, maar komt onder invloed van Heyns' Dry Hooftduechden tot de onjuiste verklaring: ‘al zou de zaak voorgoed bedorven zijn’, i.c. (d.w.z. Luijstervinck r. 7): ‘al zou ik het voorgoed verbruid hebben’. Het is niet onmogelijk, dat hem hierbij ook het werkwoord gedijen parten heeft gespeeld. De redactie in het zgn. Anna-Bijns-handschrift A, refereyn XLVGa naar voetnoot4), die hem niet bekend was, heeft bedyen i.p.v. gedyen: Al en soude gheen peper in pensen bedyen en in die zin mogen we stellig ook de bedorven regel emenderen in het spel Van Drie Minners r. 7: Al en souden gheen pijpers in peinse dienGa naar voetnoot5) Dit bedyen betekent in de taal der rederijkers zoveel als ‘zijn’ of ‘komen’. De ‘gemoderniseerde’ redactie in het tafelspel van Een kwakzalver en een BoerGa naar voetnoot6) luidt dan ook: Al sou daer schier geen peper op die pansen comen Ik meen in de lezing van hs. A en de daarop teruggaande van de Drie Minners de oorspronkelijke redactie te hebben gevonden en als eigenlijke betekenis te mogen aannemen: ‘al zou er geen peper op de pensen komen’. | |
[pagina 331]
| |
Figuurlijk toegepast wil dit zeggen: ‘al zou het onmogelijke gebeuren’. Die betekenis past uitstekend, neen ze wordt zelfs opgedrongen, in alle verbanden, waarin we de zegswijze aantroffen. Steeds wil de spreker zeggen, dat iets ‘in elk geval’, ‘hoe dan ook’ zal gebeuren: al en soude geen peper in pensen bedyen, d.w.z. wat er ook moge gebeuren, al zou de hele wereld op zijn kop gaan staan. J.J. Mak. |
|