Dat ‘beschrijven’ kan niets anders zijn dan het plaatsen van letters bij de noten. Dit waren geen gedrukte maar geschreven noten; ‘het andere (album)’ was een schrift, zoals blijkt uit de zin (aan het eind van dezelfde pag.): ‘Zij kenden de volgorde wel van het schrift’. Antoon heeft dus waarschijnlijk eerst de melodieën uit muziekboeken overgeschreven, een enkele daarvan misschien getransponeerd. De begeleidingen kon hij niet gebruiken. Tegenstemmen zijn op een cither niet te spelen; hetzelfde geldt voor bepaalde accoorden. Sommige accoorden kon hij overnemen, andere moest hij ‘zoeken’. Hij moest die muziek voor cither arrangeren.
Men kan zich afvragen, waarom Van Looy de knoppen van een cither ‘manualen’ noemt. Een manuaal van een orgel is de met de hand bespeelbare claviatuur, in tegenstelling van het pedaal of voetklavier. Ook de citherknoppen worden met de hand bespeeld. Hier staat dan weliswaar geen ‘pedaal’ tegenover, maar voor het bespelen van de snaren is toch een plectrum nodig, het gebeurt niet met de blote (maar met de ‘gewapende’) hand.
Misschien is deze verklaring toch niet geheel bevredigend. De manualen van een orgel contrasteren niet alleen met het pedaal. Zij onderscheiden zich ook van elkaar, en wel door sterkte, timbre of aard der tonen; elke claviatuur omvat, of ‘is’, een bepaalde tonen-reeks. Als nu op een accoord-cither bepaalde knoppen worden neergedrukt, ontstaat een bepaalde tonen-reeks of ‘claviatuur’. Zo'n knop kan daarom metonymisch een ‘manuaal’ genoemd worden.
In hetzelfde verhaal is sprake van ‘gebonden zang’. Dit is, voorzover wij weten, geen technische term. Welke soort muziek hiermee wordt aangeduid, blijkt duidelijk uit het verband.
Eerst is verteld, dat Antoon het Duitse album verruild had voor het andere, dat vol was van liedjes uit school en van Gezangen en Psalmen (zie boven). Enige alinea's verder lezen we: ‘Ernstiger in den talmenden nacht... ruischte de verklanking van de verkorenste liederen hunner jonkheid. Dan, als gespoord door het licht, was Antoon al spoedig overgegaan in den gebonden zang.’ Zo worden blijkbaar de Gezangen en Psalmen genoemd. Dit blijkt ook uit hetgeen volgt: ‘En hij, met dé oude toonzetting van het Wilhelmus speelde altijd de plechtige kerk-gezangen het allerliefst.’ Deze zijn, wat het metrum, het tempo en ook de melodiek betreft, veel meer ‘gebonden’ dan de ‘vrije’ schoolliedjes, waarmee ze hier contrasteren.
Er wordt in de muziek wel een onderscheid gemaakt tussen ‘gebonden’ (of strenge) en ‘vrije’ (of galante) stijl. De eerste is de (stijl van de) vocale muziek, die meer dan de instrumentale aan bepaalde intervallen gebonden is. Wij hoeven niet aan te nemen, dat Van Looy deze technische termen heeft gekend. De term ‘gebonden stijl’ in de muziek en dezelfde term in de letterkunde (‘poëzie’) zullen ook wel onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan.
C.F.P. STUTTERHEIM.