De Nieuwe Taalgids. Jaargang 44
(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
Genus-aanduiding bij stofnamen.Het interessante onderzoek dat prof. Van Haeringen heeft ingesteld naar de bekende genusverschuiving bij stofnamen (blz. 7 vlgg. van deze jaargang) geeft mij aanleiding het volgende terloops op te merken. - Wij spreken allen waarschijnlijk van lekkere hachée, maar wie Koenen22, trouwens ook Van Haeringen's Ned. Wdb.3 (1948), opslaat, vindt nog het onzijdige hachée vermeld, terwijl Van Dale (1950) het thans als vrouwelijk boekstaaft. Het is min of meer een huisvrouwenwoord, zou men met Van Haeringen kunnen zeggen. Dat geldt evenwel in het geheel niet van latex, waarvan ik op Java steeds anders hoorde gewagen dan ook Van Haeringen, a.w. (latex, o.) doet verwachtenGa naar voetnoot1). Met copal zal moeder de vrouw nog wel minder bekend zijn dan met asbest, terwijl men beide herhaaldelijk met de kan aantreffen in wat ik hier de consumptieve sfeer zou willen noemen. Het wat onvakkundige dat zulk gebruik aankleeft maakt de woordenboeken blijkbaar schroomvallig als zij ‘v.’ willen vermelden. Of moet men aannemen, dat dit de sommigen nog zo huis-tuin-en-keukenachtig klinkt, dat zij het niet wensen aan te bevelen? Een zeker te ver gaande neiging in de andere richting zou Van Haeringen's opmerking kunnen tonen, dat de jonge ontlening bacon in Koenen en Van Dale ‘onzijdig is gemaakt’ (Van Haeringen, a.w., geeft het evenwel ook zo op). Ik ken het bacon al vrij lang en in de veeteelt en exportindustrieën is het heel gewoonGa naar voetnoot2), al wil ik graag aannemen dat bacon ‘bij slagers en huisvrouwen’ een dewoord is. Zeker is, dat terwijl de een hier vlotweg ‘bacon, v.’ noteren wil, een ander daar niet aanstonds toe bereid is, op 't gevaar af van ouderwets te lijken en dat hij zelfs de toelaatbaarheid van dat ‘v.’, dat ook het der-gebruik en de pronominale aanduiding betreft, in twijfel trekt. Wie havermout, kaneel en dgl. vrouwelijk noemt, doet dat immers alleen omdat ‘m.’ te riskant is! In de Noordnederlandse dialecten, die de genusonderscheidingen hebben gehandhaafd, dat zijn in de eerste plaats de dialecten van Twente, worden die woorden echter wel degelijk mannelijk; men spreekt er niet van 't roest, maar wel van 'n roes en zo vergaat het daar ook schuim, afval, stof (stuifsel), was (van bijen) en derg. En feminina als peper, kamfer, gist, prei, baai, lijm, cichorei doen daar dapper aan mee. Waarmee niet gezegd wil zijn dat havermout nu mannelijk moet heten. Het is een de-woord en als dat niet wordt erkend zal over enige jaren de malle wantoestand die bij de genusopgaven der jonge leenwoorden is gaan heersen ook hier ontstaan. De verhoudingen tussen wat ontwijfelbaar juist leek in 1863 en hetgeen thans werkelijkheid is zijn al grotesk genoeg. De ‘Woordenlijstcommissie’ die thans doende is om de schrijfwijze van bastaardwoorden en samenstellingen te regelen zal ook aan een behoefte voldoen als zij hier een algemeen voorschrift gaat geven. H.L. BEZOEN. |
|