De Nieuwe Taalgids. Jaargang 44
(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCritisch Bulletin.Najaar 1950. Dit biezondere dubbelnummer (Schrijvers voor de keuze) bevat een uitvoerig verslag van Het Congres voor culturele vrijheid te Berlijn, met uittreksels van de redevoeringen. Daaraan is toegevoegd de opvatting van een aantal Nederlandse schrijvers over ‘culturele vrijheid’ en ‘Litérature engagée’. Aan het woord komen: Hans Redeker, Anna Blaman, W.F. Hermans, Annie Romein - Verschoor, Siegfried E. van Praag, S. Vestdijk, Anthonie Donker, Victor E. van Vriesland, W.H. Nagel en R. Blijstra. | |
[pagina 62]
| |
Het Boek van Nu.Augustus. G. Stuiveling (Geschiedenis als zelfbezinning) verwerpt Jan Romein's beschouwing van de geschiedeniswetenschap, maar heeft lof voor de bundel Tussen vrees en vrijheid, waarin hij vooral het opstel over Hooft meesterlijk noemt. - P.H. Ritter Jr. prijst Van Deyssel's onlangs verschenen Aantekeningen bij Lectuur als getuigenis ‘van een ongebroken kracht en van een zeldzame helderheid’. - Gerard van Eckeren beoordeelt de Streekroman Gezegend is het Land van K. van der Geest; J. Meulenbelt de dichtbundel Zendstation van J.B. Charles, die hij Een onwillig dichter noemt. Okt. De aflevering wordt geopend met een stuk Autobiografie, door H. Gorter als noviet in 1883 samengesteld. - G. Stuiveling (Nieuwste Nederlandse gedichten) karakteriseert het werk van een zestal jonge dichters, die in De Windroos proeven van hun poëzie geleverd hebben. - Gerard van Eckeren bespreekt als Bekentenissen van een dichter een door Jan den Hartog samengesteld boek over Leven en werk van Johan C.P. Alberts. - Annie Romein-Verschoor beoordeelt zeer waarderend de bundel Steekproeven van G. Stuiveling, die zij vergelijkt met zijn grote voorganger Busken Huet. Nov. In de Kroniek van het Proza bespreekt G. van Eckeren werk van ‘twee merkwaardige debutanten’: M. Croiset en Gerrit Kouwenaar (Woorden en Waarden). - G. Stuiveling bespreekt een nieuw deel van de Bibliotheek der Nederlandse letteren, nl. de door J. van Mierlo samengestelde bloemlezing uit Hadewijch's werken. - P.H. Ritter Jr geeft een gesprek weer ten huize van Theun de Vries. - G. Stuiveling geeft een beknopt overzicht van onlangs verschenen dichtbundels. Aan het slot volgt een reeks korte boekbeoordelingen. | |
Streven. Katholiek Cultureel Tijdschrift.Okt. Anton van Duinkerken geeft een beschouwing over de betekenis en het letterkundig werk van Jacobus van Looy, met bibliografie. | |
Roeping.Juli. In een voordracht Kunst en Mystiek beschouwt L. Reijpens S.J. de verwantschap tussen kunstenaar en mysticus, maar hij gaat ook na waarin ze verschillen. | |
De Vlaamse Gids.Nov. Jos. Dupont publiceert een uitvoerige studie Ulenspiegel 1350-1950? die handelt ‘over het volksboek en zijn auteur, de held en diens naam’. De ‘dagen van de Vlaamse Gids’ gaven aanleiding tot een terugblik: Het vierde lustrum van mijn generatie noemt P.G. Buckinx zijn samenvatting van de werkzaamheid van zijn tijdgenoten, de generatie van 1930, die ‘in de eerste plaats een generatie van dichters geweest is’, maar ook bijdragen geleverd heeft aan de romanlitteratuur en de litteraire kritiek. - Beknopter is de bijdrage van Johan Daisne: Een zeeanemoon voor mijn generatie. Dec. Bij de herdenking van Jacques Perk in Laroche zijn twee redevoeringen gehouden, die in deze aflevering gepubliceerd worden, nl. van de Waal Emile Witmeur: Jacques Perk in Wallonië, en van Garmt Stuiveling: Over Perk's Mathildekrans. - In de Kroniek van de Poëzie schrijft M. Rutten over Poëzie als schoon bedrog of bedrieglijk schoon, waarbij hij een ongunstig oordeel uitspreekt over de bekroonde dichtbundel De Lof der Liefde van Maurits Roelants. | |
[pagina 63]
| |
Dietsche Warande en Belfort.Okt. Albert Westerlinck is verontwaardigd dat De driejaarlijkse staatsprijs voor poëzie toegekend is aan De Lof der Liefde van Maurice Roelants, zijns inziens ‘nutteloze schijnschone verbolatrie’, achterstaande bij het dichtwerk van menige jongere. In de Poëziekroniek beoordeelt Jos de Haes Jonge poëzie in Nederland, voornamelijk uit de reeks De Windroos. Ook Christine D'Haen beoordeelt Hollandse dichters, oude en jonge, namelijk Jan Leyten, Michael Deak, H.J. van Tienhoven, Garmt Stuiveling en Annie Salomons. - Onder de Boekbesprekingen beoordeelt Alb. Westerlinck de bundel Wendingen als het ‘Dichterlijk afscheid van Mevr. H. Roland Holst’: ondanks ouderdomsverzwakking van talent, een ‘machtig testament’. Nov. In de Kroniek der Nederlandse Letteren bespreekt Albert Westerlinck uitvoerig het boek van J.A.N. Knuttel over Bredero, waarvoor hij veel waardering heeft. - Abel Coetzee schrijft in de Kroniek van die Afrikaanse Lettere over het werk van ouderen en jongeren in de laatste jaren. - De laatste ronde bevat een gevoelig In memoriam August van Cauwelaert, door Jozef Muls. | |
Nieuw Vlaams Tijdschrift.Okt. Garmt Stuiveling geeft zijn Herinneringen aan Du Perron. - In de rubriek Zoek de mens herdenkt Herman Teirlinck bij het Eeuwgetijde van Reimond Stijns (1850-1950) de verdiensten van zijn oom, die als romanschrijver met Hard Labeur zijn tijd vooruit was. - Hubert Lampo schrijft over Suzanna in het bad en voor de spiegel nl. over de reaktie die Marnix Gijsen's roman, het Boek van Joachim van Babylon gewekt heeft, voornamelijk Het antwoord van Suzanna aan Joachim van Babylon door Esther de Raad, z.i. ‘een irritant geschrift’, dat tot tegenspraak en weerlegging prikkelt. | |
Standpunte V.No. 1. Helena P. Jordan publiceert een studie over Die ‘hoofdrang’ in die werk van M.E.R., namelijk de ‘didaktiese en sosiologiese neigings’ in het werk van deze Afrikaanse romanschrijfster. - Karel Jonckheere geeft een overzicht van De nieuwe Vlaamse poëzie. J. Greshoff maakt Losse opmerkingen over dichtkunst. In de rubriek Dokumente en kritieke publiceert Enno Endt een Onuitgegeven Tekst van Gorter. nl. zijn autobiografie, als noviet in 1883 opgeschreven. - Garmt Stuiveling's opstel over Busken Huet was reeds in de Steekproeven opgenomen. In de Aantekeningen bepleit M. de Villiers ‘noukeuriger waarneming van die lewende taal’ in Zuid-Afrika (Apologia pro domo). | |
Tijdschrift voor Levende Talen XVI.No. 6. Een nagelaten artikel van R. Verdeyen behandelt de vraag in hoeverre Hieronymus Bosch gegevens ontleende aan het Visioen van Tondalus. - Rob. Roemans geeft een systematisch overzicht van De critische bedrijvigheid van Prof. Dr Maurits Sabbe met uitvoerige bibliografische toelichting. - C. Tavernier-Vereecken bepleit een vereenvoudigde uitspraak van Onze irrationele telwoorden. - Claire Leflot bespreekt Samengestelde adjectieven en hun stilistisch gebruik door Karel van de Woestijne. - In de rubriek Nederlandse Letteren beoordeelt Fr. Closset o.a. de Verzamelde gedichten van Aart van der Leeuw en Het Petitionnement van Max Croiset. | |
[pagina 64]
| |
Levende Talen.Okt. C. Hedeman komt terug op het ‘taalbedervende weglaten van het lidwoord bij beroepsnaam + persoonsnaam, maar wordt bestreden door Willem van Doorn, die o.a. wijst op oude voorbeelden als “Schipper Mouringh” en “Scholte Stuggink” (Staring). - J.H. Molijn geeft aardige voorbeelden van Naamgeving en ontlening in de techniek, ontleend aan de terminologie van de draaibank. - Onder Boekbeoordelingen wordt Bomhoff's proefschrift Bijdrage tot de waardering van Vondels drama's beoordeeld door Anton van Duinkerken; J. van Mierlo's Elckerlijc-uitgave door J.J. Mak, en N. Kestermans' Beter onderwijs. Meer taal- en volksbesef door C.A. Zaalberg. Dec. C.F.P. Stutterheim geeft een drietal Boekbeoordelingen, namelijk over G. Karsten's Honderd jaar Nederlandse philologie, Gerlach Royen's Romantiek uit het Spellingtournooi en J. Elema's Poëtica. - C.A.G. Planje beoordeelt de herziene uitgave van Van Leeuwen's Drift en Bezinning; R. Wiarda de zes lezingen over De roman als levensspiegel. | |
Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde LXVIII, afl. 2.K. Heeroma schrijft over Ontspoorde frankiseringen. Omstreeks 1000, betoogt hij, zullen de sprekers van het Hollandse Ingweoons hun taal zijn gaan aanpassen aan het Vlaamse Frankisch’. Door de onvolkomen aanpassing hebben ze meermalen quasi-Frankisch gesproken en klanken gebruikt die nu als onregelmatig aandoen. Daarvan bespreekt hij een groot aantal voorbeelden. - A.C. Bouman publiceert een uitvoerige studie over Het Nederlandse voorvoegsel ka-, die meer bevat dan het opschrift zou doen verwachten. Hij bespreekt namelijk allerlei verschijnselen van klinkers in vóórtonige syllaben, die in ə overgaan of waarin ə tot a wordt, met mogelijkheid van woekerklanken. In het tweede gedeelte komt de verbinding van k met het foneem ə ter sprake, waarbij òf verkorting òf de variant met a optreedt. De schr. tracht dan aannemelijk te maken ‘dat het productief worden van ka- als praefix in het Nederlands ná de Middeleeuwen valt.’ Bij een groot aantal voorbeelden worden dan oorsprong en ontstaanstijd uitvoerig besproken. Daarbij blijkt ontlening aan het Frans van groot belang geweest te zijn. Westvlaanderen is dan ook voorgegaan. In de rubriek Boekbeoordelingen wordt de Servaes-uitgave van G.A. van Es beoordeeld door H.J.E. Endepols; de Middelnederlandse Spraakkunst II (Klankleer) van A. van Loey door G.A. van Es; het proefschrift over Wieringer land en leven in de taal van Johanna C. Daan door G.G. Kloeke, en de Origines des noms des communes de Belgique van A. Carnoy door A. Weijnen. | |
Acte Linguistica VI, fasc. 1.Deze aflevering bevat o.a. een bijdrage van Alfons Nehring over The problem of the linguistic sign, en van Svend Johanssen over Glossematics and Logistics. | |
Zuid-Afrika.Dec. In dit maandblad schrijft D. Bax over Nieuwe Afrikaanse poëzie. Met grote waardering ontleedt hij een belangrijk dichtwerk van D.J. Opperman, getiteld Die Joernaal van Jorik.
(Het slot van deze rubriek volgt in afl. 2). C.d.V. |
|