De Nieuwe Taalgids. Jaargang 44
(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
De ton op de bodem.Het brokje ‘volkslied’, in het Juli-Augustusnummer van Onze Taal aangehaald uit de beschrijving van een heksenproces: ‘Wij willen van avond niet tuys gaen, de ton moet op den bodem staen’, verschilt, zoals daarbij werd aangetekend, van de hedendaagse vorm hierin, dat de ton is vervangen door een fles. Het kan ook een oude variatie zijn, want spreekwoorden, gelijk men weet, zijn in dit opzicht zeer kwetsbaarGa naar voetnoot1). Men zou ook op een syntactisch verschil kunnen wijzen. Immers tegenwoordig begint de tweede regel: ‘Of de fles moet op zijn kop staan’, met het onderschikkende (functioneel tenminste, niet formeel) voegwoord of, terwijl in het oude liedje het voegwoord ontbreekt. Maar wie hieruit besloot tot nevenschikkende verbinding, zou de plank mis slaan. Veeleer hebben wij te doen met een uitloper van de in het Mnl. zo veelvuldig voorkomende constructie met het ontkennende en of ne, die in modern Ndl. dikwijls vraagt om weergeving met of: ‘Lettel lande so wan die man hine gafse hem weder dien hise wan’. Nu ziet men het reeds in het Mnl. gebeuren, dat de negatie, die inderdaad als zodanig onherkenbaar was geworden, wegbleef, soms ook formeel gemakkelijk werd ‘opgeslorpt’ door een voorafgaand woord. Het zinsverband bleef daarbij intact, maar dat het in letterlijke zin amorf was betekende voor dergelijke wending de dood op termijn. Toch zegt nog Roemer Visscher: ‘noyt Meester so goet, hy was eerst Clerck’, versta: ‘of hij heeft eerst zijn vak moeten leren’; en Vondel in Pascha: ‘Niets isser soo gheringh... Hij heerschet tzamen’ (: of God bestuurt het alles). Op gelijke wijze moeten de bovengenoemde regels worden begrepen. Die ze zongen, wilden ‘van avond’ nog wel naar huis, maar niet of eerst moest de ton... ja wat? Want nu schijnt van die ton (op den bodem) precies het omgekeerde gezegd te worden als van die fles (op zijn kop). Want een (lege) fles op zijn kop staat ondersteboven, maar een ton op de bodem niet. Wat maakt het trouwens bij een ton voor groot verschil? Men zou aan een vat kunnen denken, dat, zolang het niet leeg is, ligt, en eerst dan op zijn bodem ergens wordt weggezet. Maar zo moet het toch stellig niet verstaan worden. WNT 3, 37, kent de uitdrukking: op (tot) de bodem zijn, - geraken, gebruikt van vaten of hun inhoud, ‘op zijn, - raken’; en daarnaast: het vaatje op den bodem zetten, ‘schoon uitdrinken’, met varianten. Bij dit laatste, als transitief, past onmiddellijk het intransitieve op de bodem staan. De fles op zijn kop, de ton op de bodem, beide bedoelen te zeggen, dat het betrokken ‘vat’ leeg is. Met dat al zou het niet verbazen, indien op de bodem ‘zersungen’ was tot ondersteboven, en dat hierlangs de fles op zijn kop was geraakt. L.C. Michels. |
|