De Nieuwe Taalgids. Jaargang 44
(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De dubbele werkwoordgroep.De woordgroep werkwoord(groep) + werkwoord(groep) werd tot nog toe, voor het Nederlands taalgebied, niet volledig behandeld. In zijn Nederlandse Spraakkunst bespreekt de Vooys slechts § 164 ‘Het verbum door een praepositie (meestal te of om te verbonden met een infinitief)’. A.W. de Groot nochtans behandelt gedeeltelijk in zijn ‘Structurele Syntaxis’ de dubbele werkwoordgroep en wijst vooral op het verschil tussen ‘hulpwerkwoorden met de infinitief’ en ‘hulpwerkwoorden met een verleden deelwoord’. In deze groepen onderscheiden we: hoofdvorm en bijvorm(en). Hoofdvorm (V) is het werkwoord dat binnen de groep in een persoonsvorm kan staan; daarbij staan een of meer bijvormen, waarvan ten minste één een werkwoord is. Het deel van de groep dat na de hoofdvorm komt, is de uitbreiding; op het einde van de hoofdvorm ligt de scheiding. Hier zullen onderzocht worden: de verschillende bestanddelen in de groep, hun onderlinge plaatsing en de verbindingsmogelijkheden van de groep met andere vormen. Er wordt dus gestreefd naar een splitsing in ondersoorten naar de vorm. Hierbij werd gebruik gemaakt van materiaal uit de romans ‘Als de Dagen lengen’, door St. Claes-Vetter (Cl.-V) en ‘School-Idyllen’ door Top Naeff (T.N.); uit ‘De Dochter van Joop ter Heul’ door Cissy van Marxveldt haalt J. van Mulders (Tschr. v. Levende Talen, 14, 1948, 19-22) een aantal zinnen aan, waarvan we enkele dankbaar overnamen. Ook uit de bloemlezing ‘Dichters van dezen Tijd’, 194715, werden opvallende constructies opgetekend. De indeling steunt op de aard van de bijvormen.
Met deelwoord(groep):
Met infinitief(groep):
Met te + infinitief(groep):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met voorzetsel + infinitief:
Voor alle groepen geldt de bekende regel: In een hoofdzin staat de persoonsvorm vooraan, - als eerste zindeel in vraagzin zonder vraagwoord en in bevelzin, - in mededelende zin als tweede zindeel, d.i. na onderwerp, ‘aanloop’ of bijzin. Om de woordschikking te bepalen die eigen is aan de woordgroep, bestuderen we dus bij voorkeur andere constructies dan hoofdzinnen. Met hoofdzin en bijzin wordt telkens bedoeld: hoofdzin en bijzin naar de vorm.
I. A. Gewerkt hebben. Bestanddelen:
Plaats der bestanddelen:
Voor het Nl. van de onderzochte teksten schijnen de volgende regels te gelden: Bij deelwoord met preverbium staat de hoofdvorm alleen dan achteraan, als er slechts toonloze woorden voorafgaan (het onderwerp is een voornaamwoord zonder nadruk): Toen ze uitgesproken had (T.N.). ... voordat 't weer aangegroeid is (T.N.). Maar: zoals hij zich eerst had voorgenomen (Cl.-V.). (druiven) die z'n moeder had meegegeven (T.N.). Bij gewoon deelwoord integendeel staat de hoofdvorm meest achteraan, ook met een naamwoord als onderwerp; de hoofdvorm staat voorop, als er tussen onderwerp en deelwoord een ander zindeel komt, met sterkere nadruk dan het deelwoord: als 't gevonden wordt (T.N.). ... omdat ze pas verhuisd is (Cl.-V.). ... wanneer de tentoonstelling geopend werd (Cl.-V.). (dat horloge) dat Japie gisteren gevonden heeft (T.N.). Toen ze er een paar dagen geweest waren (T.N.). Maar: dat Lien op de ‘kook’ was geweest (T.N.). ... die haar ... aan wal heeft gedragen (Cl.-V.). In het Zn. staat de hoofdvorm achteraan; zo ook in het Gronings; het dialect van Antwerpen (stad) heeft nochtans VD: dattem ê gelogen.
Verbindingsmogelijkheden:
De groep kan verbonden worden met zijn, hebben; moeten, mogen, kunnen, zullen (zie III). 1. In hoofdzin:Ga naar voetnoot1) V' ... DV; in verbinding met een werkwoord uit reeks III ook V' ... VD. Hij was dadelijk onweerstaanbaar aangetrokken geworden door het stemgeluid van Noes (T.N.). Zou er wel ooit iemand zoveel standjes in haar leven gehad hebben als ik? (T.N.). Ik heb dat hier nog geweten gehad (Znl. dialect). - Er moest nog driemaal gehaald worden (T.N.). Ze zal er vanavond weer van langs hebben gehad (T.N.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. In bijzin: meest DV'V; na sterk accent ook V'DV, soms ook V'VD (vooral met preverbium). ... dat ik dan mijn waren zelf gevonden zal hebben (Cl.-V.). ... wat hij nooit zou gedaan hebben als anderen erbij waren (T.N.). ... dat door jongere jongens en meisjes zou worden uitgevoerd (T.N.). In het Znl. is enkel de tweede schikking gebruikelijk: dat hij door die ziekte zal verrast worden. Opm.: Een groep met hoofdvorm vòòr de bijvorm (reeksen III, IV, VII, VIII), verbonden met hebben of zijn, heeft haar hoofdvorm in infinitief, niet in deelwoord; voorbeelden worden gegeven bij elke reeks. Ook worden kan optreden als nieuwe hoofdvorm. Zo, in het Aalster dialect: er werd daar vroeger veel wandelen gegaan. Hier is het deelwoord gegaan gebruikt, niet de infinitief gaan, omdat deze hoofdvorm na de bijvorm wandelen gesproken wordt. I. B. Begraven liggen.
Deze groep komt in enkele vaste uitdrukkingen voor: verborgen liggen, geplaagd zitten, geschreven (vermeld) staan, bekend staan, gespaard blijven. Zou Mej. Van Marle voor deze ereplaats te gunstig bekend staan? (T.N.). ... die er zo heimelijk verborgen ligt. (Cl.-V.). In bijzin kunnen de bestanddelen wel omgesteld worden, maar niet gescheiden, waaruit vormverschil blijkt tegenover onechte dubbele werkwoordgroepen als: gescheurd (van de muur) hangen.
I. C. Verkocht geraken.
Nog te onderzoeken zijn de drieledige verbindingen met krijgen en de tweeledige met geraken: ik kan het niet gedaan krijgen (T.N.). Dat zal maar moeilijk verkocht geraken. Krijgen en geraken zijn hier bijna hulpwerkwoorden voor de uitdrukking van het effectieve aspect. In Oostelijke Znl. dialecten worden ze veelvuldig gebruikt.
I. D. Het hoeft gezegd.
In literaire taal wordt een voltooid deelwoord verbonden met werkwoorden van de reeks III (moeten, kunnen, mogen) en VIII (hoeven), als stilistische variant van dezelfde verbinding met worden: er moet geijverd ...; het hoeft niet gezegd .... In dialecten van het Waasland (De Klinge, St.-Gillis) hebben zulke verbindingen met werkwoorden van reeks III nooit worden: Moet dat nog uitgewrongen? Dat mag niet met zeep gewassen.
I. E. Komen aangelopen.
Bestanddelen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is moeilijk uit te maken of de constructie tweeledig is: (aankomen + gelopen) of drieledig (komen + aan + gelopen). In de onderzochte teksten komt ze bij Cl.-V. zelden voor, bij T.N. helemaal niet; ook uit ‘Joop ter Heul’ geeft Van Mulders geen voorbeelden.
Plaats der bestanddelen: a. In hoofdzin: V ... pD. N. kwam met H. aangeroeid (Cl.-V.). En dan kwamen S. en L. uit het midden ... ijlings toegezwommen (Cl.-V.). b. In bijzin: VpD of pDV. Toen jij in Rotterdam binnengestrompeld kwaamt (Cl.-V.) ... hoe de duif plots kwam afgevlogen. Te Aalst is bovendien ook de schikking pVD mogelijk: ... datten binnen kwam gevlogen.
Verbindingsmogelijkheden: Deze groep komt zeer zelden voor in verbindingen. Wel gebruikt men dikwijls komen + infinitief (reeks III) met andere werkwoorden verbonden: er kon waarachtig niets beters uit de lucht komen vallen (Cl.-V.).
I. F. Niet weten wat gedaan.
Deze constructie komt in het Westvlaams (Brugge, Roeselare, Kortrijk) voor naast die met infinitief: 'k en wete nie wat gedaan; deur damme mette vette (= aal) weten wao gebleven (Roeselare). Zegslieden, voelden een betekenisverschil aan, maar konden het niet omschrijven. Ook Aalst: Op den duur en weet ge niet meer wat gedaan.
II. Doende zijn.
Bestanddelen:
Deze groep schijnt tot enkele werkwoorden beperkt te zijn en wordt niet veel gebruikt, zeker niet in gewone omgangstaal. Toch is er in het dialect van Roeselare de geijkte beleefdheidsformule: 'k ga je verwachtende zijn; daar ook: doende zijn.
III. Blijven zitten.
Bestanddelen:
Plaats der bestanddelen: a. In hoofdzin: V ... N. Ze bleef onder de portière staan (Cl.-V.). Daar kwamen ze binnenschuiven (T.N.). 't Moest een kunstlievend gezin wezen (Cl.-V.) Laten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
we over iets anders praten (Cl.-V.). De meisjes zijn even een boodschap doen (Cl.-V.). Met N voorop: Schoonmaken mogen ze hier nooit (Cl.-V.). Portretten schilderen kan ik ook (Cl.-V.). Alleen in dit zinstype wordt doen gebruikt: Dwingen doe ik je anders niet (Cl.-V.).
b. In bijzin. Hoofdvormen met uit hebben pNV: als je uit logeren bent (T.N.). ... daar Jet voor een dag of 14 uit logeren ging (T.N.). Vòòr de bijvorm en eventueel het preverbium staan komen en blijven, V(p)N: ... als hij blijft aanhouden (Cl.-V.). ... de meisjes die bleven zitten (T.N.). ... of de dames kwamen eten? (T.N.). Als Fons straks komt oplopen (Cl.-V.). De andere hoofdvormen staan achter de bijvorm als geen betoond woord, ook geen preverbium, de bijvorm voorafgaat: NV: ... voor ze slapen ging (T.N.). ... of ze Jet nog eens zien mochten (T.N.). Zolang hij zich herinneren kon (Cl.-V.). ... of iemand haar mij even lenen wil (T.N.). Weet je wat we doen moesten? (T.N.). Een preverbium volstaat om de hoofdvorm naar voren te brengen: pVN. Merk op dat, in tegenstelling met de reeks I, de hoofdvorm hier tussen preverbium en bijvorm staat: mensen, die ik niet uit kan staan (T.N.). ... dat je op wilt stappen (Cl.-V.). Als ik me dat allemaal aan moest trekken (T.N.). Ik denk dat ze heel aardig op zullen groeien (T.N.). Durven kwam maar ééns voor: die haar ogen haast niet op durft slaan T.N.). Toch staat de hoofdvorm ook vòòr het preverbium: VpN; o.m. bij ww. die meer tot de literaire taal behoren, als teleurstellen, voordragen, voortvloeien; hierin schijnt dus de Znl. schikking bewaard te zijn. Na een ander geaccentueerd woord: VN: ... waarin ze ... broodjes met zalm gingen eten (T.N.). ... als dat haar rust kon geven (T.N.). ... als je geen kind meer wilt zijn (Cl.-V.). ... toen het arme jongetje ... zijn arm om haar heen moest slaan (T.N.). ... door de belofte dat zij dit geheel op zich zou nemen (Cl.-V.). In Zuidelijk Ned. staat de hoofdvorm van reeks III altijd voor de bijvorm, ook voor het preverbium. Voor het Gronings integendeel wordt alleen achteraanplaatsing opgegevenGa naar voetnoot1).
Verbindingsmogelijkheden:
a. Dikwijls wordt een groep uit de reeks III, behalve die met laten, verbonden met hebben of zijn. De hoofdvorm staat dan bijna altijd als infinitief vòòr de bijvorm (heeft ... kunnen geven). In de onderzochte teksten is de keuze tussen hebben of zijn nooit bepaald door de bijvorm. 1. In hoofdzin: V'... VN, eens ook V' ... NV; met preverbium: V' ... pVN of V' ... VpN. Dan had je juist moeten blijven (Cl.-V.). Dat portret was ... staan gebleven (Cl.-V.). - Ze hadden ze in haar slaap wel op kunnen zeggen (T.N.). Lilly was bij haar moeder blijven inwonen (Cl.-V.). 2. In bijzin. In de twee teksten komt alleen V'VN voor; met preverbium pV'VN of V'VpN. Alg. Ned. zijn toch ook, in 't Zuiden zelfs bijna | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de enig gebruikelijke, de schikkingen VNV' en VpNV': waarom hij 't niet willen teruggeven heeft. Alleen VV'N schijnt uitgesloten. Jet..., die voor de variatie eens op school had moeten blijven (T.N.). Die zo vroeg het beste ... af hadden moeten staan (T.N.). Toen hij Myra was komen opzoeken (Cl.-V.).
b. Een groep uit reeks III, weer verbonden met een werkwoord van reeks III, heeft zijn hoofdvorm vòòr de bijvorm.
1. In hoofdzin. V' ... VN; met preverbium: V' ... pVN of V' ... VpN. Ik zal ze wel gauw even gaan helpen (T.N.) Da sal wörre zier doen (= dat zal (op den duur) pijn doen: Viersel (prov. Antwerpen)). - Dat kan ik me toch niet voortdurend aan blijven trekken (T.N.) Dan zou ik mijn hoofd niet rustig kunnen neerleggen (T.N.). Maar Van Mulders haalt drie zinnen aan met gaan na de bijvorm, schikking die we ook in gedichten vinden: ze wil weer spelen gaan (van der Horst).
2. In bijzin. V'VN.
Ik hoop dat je je goed zult kunnen wennen (T.N.). Verbindingen binnen de reeks III, behalve die met laten, doen, zijn, worden, vertonen een hiërarchische structuur in vier trappen: 1. Gewone verbinding: leren zwemmen, kunnen zwemmen... 2. Een groep met leren, kan met elk van de overige werkwoorden verbonden worden: komen (mogen, moeten...) leren zwemmen. 3. Een groep met leren, blijven, komen, gaan, of hun verbinding (= 2), kan met elk van de overige werkwoorden verbonden worden: mogen leren zwemmen, willen komen zwemmen; willen komen leren zwemmen. 4. Elk van de vorige verbindingen, behalve die met zullen, kan met zullen verbonden worden: ze zullen willen komen leren zwemmen. Omgekeerde orde is uitgesloten (hij leert blijven mogen zwemmen...??). Verbindingen binnen die ‘trappen’ zijn zeldzaam en doen gedwongen aan: Dat moest ze mogen behouden (H. de Man, Wassende Water). Ik zou zo gaarne al mijn dwaze hoofd willen mogen neerleggen (J. Daisne, De man die zijn haar liet kort knippen), tegenstrijdigheden die we niet mogen willen oplossen (id.). c. Combinaties van a en b zijn ook mogelijk: dat de mensen het tot in de huizen moeten hebben kunnen horen (T.N.).
III bis. (niet) weten wat doen.
Bestanddelen:
Niet weten wat doen is in Zn. volkstaal, vooral Oostelijke, de tegenhanger van niet weten wat te doen (zie IX, 11).
IV. Horen kloppen.
Bestanddelen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dikwijls ook S: zelfstandig naamwoord of voornaamwoord, subject bij N, en object bij V. Met S is de groep drieledig: (een metselaar) zien bouwen, (moeder) helpen strijken.
Opm. 1. S is niet altijd object bij de hoofdvormen doen of laten, maar wel bij de verbinding VN. Zo is het water object bij deed opspatten in de man deed het water opspatten; zo ook de moed in hij liet de moed zinken.
2. De bijvorm kan zelf nog een object bij zich hebben, S': ze moest Bastien een foto laten vragen (Cl.-V.).
3. Eén substantief als object bij N (een huis zien bouwen, S'VN) wordt ten onrechte gemakkelijk opgevat als subject bij de bijvorm, gelijk het altijd is bij intransitieve bijvorm (iets horen vallen, SVN). De infinitief op zichzelf is immers tamelijk ‘indifferent’ inzake actief en passief: door het eeuwige zingen van de buren - om het zingen van straatliedjes. Daardoor dan constructies als: iets zien wegnemen door een onbekende; en vanmiddag zou je je door Jet nederig excuus laten vragen (T.N.).
4. In Vlaamse dialecten wordt weten met object en zijn gebruikt, daar waar het Brabants weten met object alleen of met van heeft: Vl. ik weet de schaar niet zijn; Brab.: ik weet (van) de schaar niet.
Plaats der bestanddelen.
a. In hoofdzin: V ... (S)N. Aanzien doet gedenken (T.N.). Laat maar waaien (T.N.). Iets in de toon deed haar vaag denken aan de spot van Bastien (Cl.-V.). Jet zag haar illusie verdwijnen (T.N.).
b. In bijzin: (S)VN. Toen ze Wieza zagen binnentreden (Cl.-V.) ... hetgeen de pret nog deed toenemen (T.N.). Toen ze het hekje hoorde opengaan (Cl.-V.). Met uitgebreid object na de scheiding: VN/S: Terwijl hij weer aan zag komen / de nieuwe aanval van koorts, die... (T.N.). Toen ze daar zag woelen / al die peuters van... (T.N.). Znl. dialecten hebben SNV in enkele vaste uitdrukkingen: omdat ik hem liggen had (= beet had...: Aalst, Puurs); ...dat ik het zitten had (= aan mijn been had: Aalst). Dezelfde schikking komt ook in gedichten voor: die wij in alle tederheden ruisen horen
(H. Roland Holst).
(het loof) dat ik bewogen dansen zie
(Halbo C. Kool).
Verbindingsmogelijkheden.
a. Groepen van de reeks IV kunnen met hebben verbonden worden, en dan is de hoofdvorm een infinitief, of met werkwoorden uit de reeks III, vooral zullen. In scherpe tegenstelling, met reeks III, zijn er geen verbindingsmogelijkheden binnen de reeks IV; ‘iem. iets zien laten vallen’ is geen Ned. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. In hoofdzin: V' ... SVN. Viermaal had hij L. zien duiken (Cl.-V.). U hebt me straks niet laten uitspreken (Cl.-V.). Tante had eerst... Jet... uit bed laten komen en zich aan doen kleden (T.-N.). Je moet er niemand aan laten komen (Cl.-V.). Bij dichters ook V' ... SNV: ik wil de kinders zingen horen (Jac. van Hattum).
2. In bijzin: SV'VN; in Znl., met hebben, SVNV'. Als je die vluchtelingen had zien aankomen (Cl.-V.). Het touw waarmee hij S. had helpen aandrijven (Cl.-V.). - De fiets waarop hij mij leren rijden had (Znl.).
b. Verbonden met hebben en dan met een werkwoord uit reeks III of omgekeerd: SV''V'VN: ... dat zij ... 't zich niet zo maar leuk aan zouden hebben laten leunen (T.N.); ... hoe Jet haar ... de stad had willen laten mislopen (T.N.). In Znl. SV''VNV': dat ik het zou laten afpakken hebben. In de reeks IV schijnt splitsing van scheidbare werkwoorden zeldzamer te zijn dan in reeks III, vooral bij Cl.-V. Opm.: Als een groep van reeks III of IV in een verbinding met te voorkomt, dan staat te in Zuidelijk Brabants en Limburgs vòòr de bijvorm; om laten te schilderen; hij schijnt toch willen te komen; hij probeert mij doen te lachen.
V. Mooi praten hebben.
Bestanddelen. De bestanddelen in deze verbinding lijken in het A.B. beperkt:
Dialectisch fungeren nog andere infinitieven: ge hebt gij schoon te reklameren, te zeggen, te peinzen (Aalst). Op te merken valt, dat in Oostelijke Znl. dialecten de noemvorm voorafgegaan wordt door te. Interpreteren we N als een substantief, dan hebben we hier geen dubbel werkwoordgroep, wel een subst. + ww.-groep; maar de intonatie met afzonderlijk accent op A en N wijst wel op een drieledige werkwoordgroep. Er valt nog te onderzoeken of deze groep in verbindingen met werkwoorden uit reeksen I en III voorkomt.
VI. A. Te zien zijn.
Bestanddelen:
Het accent valt gewoonlijk op T.
Plaats der bestanddelen.
a. In hoofdzin: V ... T. Niet de maagden waren zo te roemen en te prijzen (Cl.-V.). Daar valt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nu niets meer aan te doen (Cl.-V.). Ze had niet te klagen (T.N.). Ik heb waarschijnlijk laat te doen (Cl.-V.).
b. In bijzin: TV, soms VT. Zoals te voorzien was (T.N.) ..., waar de was te drogen hing. Hij zei dat dit nog af te wachten bleef, of: ... nog bleef af te wachten. Kijk eens wat daar te lezen staat.
Verbindingsmogelijkheden. Deze groep kan verbonden worden met werkwoorden uit de reeksen I of III, of een combinatie van beide; met zijn of hebben verbonden is de hoofdvorm een voltooid deelwoord (vgl. blz. 3), maar te blijft altijd.
1. In hoofdzin: V' ... TV. De slachtoffers zouden niet te tellen geweest zijn (T.N.). 't Heeft lang te bleken gelegen. We hebben niet te klagen gehad.
2. In bijzin: TV'V of TVV' of V'TV. 't Was de grote botsing, die lang te voorzien was geweest (T.N.). Mogelijk zijn ook: ...te voorzien geweest was, ...was te voorzien geweest.
VI. B. Iets te doen hebben.
Bestanddelen:
De twee bijvormen dragen een bijna gelijk accent.
Plaats der bestanddelen.
In hoofdzin: V .... ST. Verder kreeg ik de hele dag niets te eten (T.N.) Je hebt niets te doen zelf (Cl.-V.). Moeder legde het kindje te slapen. De meid hing de was te drogen. Ze komen het nog te weten.
In bijzin: STV. ...wat zij te geven had (Cl.-V.). ...of iemand soms iets voor mij te eten had (T.N.). ...die slechts aan het kind een enkel woordje te zeggen heeft (T.N.). ...als ze ook eens iets in te brengen hebben (T.N.). Nu is het een feit, dat iedereen met Sinterklaas wel iets te verbergen heeft (v.M.). Tegenover de 14 zinnen als vorige, haalt Van Mulders één zin aan met SVT: wat ik op dit uur in de garderobe had te maken.
Verbindingsmogelijkheden. De groep kan verbonden worden met werkwoorden uit de reeksen I en III. of een combinatie er van. In verbinding met hebben is de hoofdvorm een voltooid deelwoord (vgl. blz. 3).
1. In hoofdzin: V' ... STV. Ze moest 't te weten komen (T.N.). Maar gecombineerd: V'' ... SV'TV. Dan had je mijn vader moeten te spreken vragen (v.M.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. In bijzin ST(V'')V'V; met hebben ook S(V'')TVV' en ST(V'')VV'; wel niet uitsluitend Znl. is S(V'')V'TV. dat ze het kind te slapen wou leggen, of ... wou te slapen leggen; - dat zij het kind al te slapen had gelegd, of: ...gelegd had; - dat ze het kind te slapen zou moeten leggen, of ...zou moeten te slapen leggen; - dat ze het kind te slapen zou hebben gelegd, of: ...te slapen zou gelegd hebben, of: zou te slapen gelegd hebben, of: ...zou hebben te slapen gelegd.
VI. C. Iemand iets te eten geven.
Bij J. Daisne ook: iemand iets te weten doen. Voor een bespreking van schikking en verbindingen was het materiaal te schaars.
VII. Zitten te lezen.
Plaats der bestanddelen. a. In hoofdzin: V ... T. Ze zaten zeker al een uur te praten (Cl.-V.). Met wijd-open ogen lag ze te staren (T.N.). b. In bijzin: VT. M. Van Laer, die vlees stond te snijden... (T.N.) ...waar hij zo onwijs lang op zat te wachten (Cl.-V.).
Verbindingsmogelijkheden. Deze groep kan gebruikt worden met hebben (reeks I), met werkwoorden uit reeks III en IV, of een combinatie er van. Deze werkwoorden staan nooit tussen V en T, en in bijzinnen zelden achteraan, tenzij in Zuidelijk Nederlands hebben. Met hebben is de hoofdvorm geen deelwoord, en in alle verbindingen, vooral met hebben, ontbreekt meestal te vòòr de bijvorm. V staat altijd vòòr T. ...en kom zitten eten (T.N.). Noes en Lien bleven nog even door staan praten over... (T.N.). Eindelijk bleef ze zoet, tevreden zitten kijken op Adriaan's knie (T.N.). Toen zag ik tot mijn schrik Jessie, al half aangekleed, haar haar staan doen (T.N.). Ze zal verbaasd staan kijken (T.N.) Die er over had zitten denken, waar... (T.N.). Hij zei dat hij er over zitten peinzen had. (Aalst).
VIII. Beginnen te werken.
Bestanddelen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaats der bestanddelen: 1. V/... T: trachten / de vergadering te overschreeuwen (...die getracht had / de vergadering te overschreeuwen). 2. V/T: de vergadering trachten / te overschreeuwen (...die de vergadering getracht had / te overschreeuwen). 3. VT (De ‘scheiding’ is vervallen): de vergadering trachten te overschreeuwen (...die de vergadering had trachten te overschreeuwen). De derde of tweede schikking vonden we in het onderzochte materiaal voor: trachten, zien, beginnen, plegen, komen, weten, believen, hoeven, durven, hopen, schijnen, blijken. De eerste schikking hadden: trachten, verkiezen, zeggen, beweren, bekennen, zweren, dreigen, besluiten, denken, menen, vrezen, vergeten, leren. Verschillende schikking met dezelfde hoofdvorm zal wel betekenisverschil meebrengen, dat stilistisch nog moet onderzocht worden. Leren en durven behoren tot deze reeks of, gelijk in het Zn., tot de reeksen III en IV; vgl. voor het verschil tussen de twee constructies E. Kruisinga, Het Nederlands van nu, 1938, blz. 127. Vbb. in bijzin. Nu ze langs deze weg haar doel trachtte te bereiken (T.N.). Nu geloof ik toch heus, ma, dat ze wat op begint te dunnen (T.N.). ...Noes, die geen enkele vraag wist te beantwoorden (T.N.). ...wat jij naaktfiguren belieft te noemen (Cl.-V.). Een die haar pink niet durft te verroeren. (T.N). ...dat hij ...het volgend jaar voor drie jaar hoopte thuis te komen (T.N.) ...waar een paartje heel opmerkelijke dingen scheen te bewonderen (Cl.-V.) - Zolang de vrouw niet tracht / de baas te spelen (Cl.-V.). Bij wie de aangeboren weemoed dreigde / eens tot neurasthenie over te slaan (Cl.-V.). Opm.: De hoofdvorm staat zelden na de bijvorm. In gedichten: ...die haar deze moede zin te geven scheen (Max Dendermonde); in het geëxcerpeerde materiaal slechts éénmaal: ... dat ze daar te zitten kwam (Cl.-V.).
Verbindingsmogelijkheden. De groep komt voor in verbinding met hebben, zijn, met enkele werkwoorden uit reeks III, of met een combinatie er van. Groepen met de ‘derde schikking’ hebben bij verbinding met hebben of zijn hun hoofdvorm in infinitief, vermits dan de hoofdvorm binnen in de bijvorm staat.
1. In hoofdzin: V' ... VT. Dan had ik u niet zoveel behoeven te vertellen (Cl.-V.). 't Geweten van M.v. Marie was een woordje mee beginnen te spreken (T.N.). Ik zou trachten / een energieke vrouw te zijn (Cl.-V.). U hebt toch niet te vlug besloten / zoveel doeken te kopen? (Cl.-V.). Ze had ... gedacht / langer ... te blijven (Cl.-V.). Ik heb gemeend / in Myra's belang te handelen (Cl.-V). We hadden vergeten / belet te geven (T.N.). Opm.: Een groep met beginnen, verbonden met hebben of zijn, heeft in sommige Vlaamse dialecten geen te vòòr de bijvorm: hij heeft (is) beginnen schreeuwen. De groep behoort dan tot de reeks VII.
2. In bijzijn: V'VT; ... V'V/... T of ... VV'/... T. Het materiaal was te schaars om uit te maken of ook hier de gewone plaatsing van de werkwoorden uit reeksen I A en III geldt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
...waar hij zou komen te liggen (Cl.-V.). Lien zei dat ze nooit meer zou zeggen / geen fiducie in haar zusters festijnen meer te hebben (T.N.). - Dat ze gezworen had / niet met een Belg te trouwen (Cl.-V.). Dat ze vergeten had / naar het sukkeltreintje te wuiven (Cl.-V.). Maud, die haar schort 's Zaterdags vergeten had / mee te nemen (T.N.). Opm. 1: Zien komt niet voor buiten verbindingen met werkwoorden uit reeks III, vooral moeten en zullen: Je moet maar zien wat te slapen (T.N.). Dat ik ... de B. moest zien te pakken te krijgen (v.M.). Opm. 2: Voor alle groepen met uitbreiding in deze en in de volgende reeks is er in de gesproken taal een sterke neiging om te + inf. te vervangen door om te + inf., in Zn. dialecten door van te + inf. (Hij trachtte van rap vooruit te komen. - Ze zei tegen mij van nog een beetje te wachten).
IX. Het aandurven te protesteren, e.a.
Bij de bestanddelen geven we op wat in het materiaal voorkwam. De hoofdvorm (V) is:
De meeste van deze hoofdvormen, behalve die met vervangbaar substantief, zijn vaste uitdrukkingen. De bijvorm (T) is een infinitief(groep) met te; de hoofdvorm 11 heeft een bijvorm met vraagwoord: niet weten / waar te beginnen. - Vgl. met de reeks XI voor bijvormen met om te.
Plaats der bestanddelen.
De schikking is vast: ... V/ ... T. Hoofd- en bijvorm blijven goed onderscheiden, en de hoofdvorm dringt nooit in de bijvorm. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de scheiding kan een pauze voorkomen, en zelfs een onderbreking: Wilt u zo goed zijn, mevrouw, Dientje even naar huis te sturen? (T.N.). Ik ben van plan, als 't wat langer geleden is, alles eerlijk te vertellen (T.N.). Bijzonder frequent zijn de hoofdvormen bezig zijn, van plan zijn, in staat zijn. In hoofdzin: V .../ ... T; de scheiding is hier niet duidelijk merkbaar. Je deed beter / er mee uit te scheiden (Cl.-V.). Niemand viel in de termen / iets te zeggen (T.N.) (= kwam op 't idee, of: vond het nodig?). Ze wist haast niet / hoe haar dankbaarheid aan Jet te luchten (T.N.). Zou je hem ook niet leren / een creux-perdu te maken? (Cl.-V.). (Vgl. met reeks IV). Hij hielp haar / overeind te komen (T.N.). In bijzin: ... V/T. Indien je van plan bent / te kopen (Cl.-V.). ...of zij al of niet geschikt was / als leerlinge van die school te worden ingeschreven (T.N.). De heren die zich opwierpen / ook van de partij te zijn (T.N.).
Verbindingsmogelijkheden:
1. Met ww. van de reeks I A verbonden is de hoofdvorm, die immers vòòr de scheiding blijft, een voltooid deelwoord. In hoofdzin: V' ... V/ ... T. Ik had je gezegd / naar boven te gaan (T.N.). Die hebben natuurlijk het wachtwoord gekregen / de zaken rooskleurig voor te stellen (Cl.-V.). De zomer ... had het er op gezet / zijn schade in te halen (Cl.-V.). In bijzin: ...V'V/ ... T of ...VV'/ ... T. Hier schijnt in de hoofdvorm de gewone plaatsing van de reeks I A te gelden (zie blz. 2). Als er op gerekend werd / thuis te blijven (Cl.-V.). ...dat Pierre me gevraagd heeft / zijn vrouw te worden (Cl.-V.). ...die zo haar best had gedaan / alles ... zo netjes ... mogelijk te maken (T.N.). ...dat ik zo vrij ben geweest / m'n jas een beetje uit te trekken (T.N.). 2. Van de ww. van reeks III komt practisch alleen zullen voor, eens ook kunnen. In hoofdzin: V' ... V/ ... T. Zou je 't leuk vinden / een beroemde zuster te hebben? (T.N.). Hij kon zich voorstellen / bij zijn eigen moeder te wezen (Cl.-V.). In bijzin: ...V'V/ ... T; de andere schikking (... VV'/ ... T) kwam in het materiaal niet voor: er gaat telkens een betoond onderwerp of ander woord vooraf. ...dat ik nooit, nooit spijt zal hebben /, dit te hebben gedaan (T.N.). 3. Een verbinding met kunnen of moeten en dan weer met hebben: V''sV'V/T in hoofd- en bijzin. Nu heb ik haar moeten beloven / er eens met niemand anders over te spreken (Cl.-V.). Een nare man, die Mams beter niet had kunnen vragen / te logeren (v.M.).
X. Aan het huilen gaan.
Bestanddelen: De hoofdvorm (V) is meest een werkwoord, soms een werkwoordgroep. De bijvorm (pV) is een groep bestaande uit een voorzetsel en een infinitief zonder te; voor een deel heeft die infinitief geen object, in andere gevallen wel, maar dan zonder lidwoord. Na voorzetsel of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
explosief (op, tot) staat geen lidwoord, wel in Znl. dialecten, na andere (voor, aan, bij) staat het, 't, slaand op de infinitief. De twee schikkingen, pV + V en V + pV, komen voor, maar de voorbeelden, meest in hoofdzin, geven in twijfelachtige gevallen geen houvast. Merkwaardig is de schikking in de constructie SpVV: iets aan 't doen zijn, die ook in Znl. dialecten zeer gewoon is. Hier staat aan het eng aangesloten bij het werkwoord van de bijvorm; er is geen echte proleps van het object, maar we hebben veeleer een speciale grammaticale vorm met zijn eigen (duratieve) betekenis. De constructie moet tamelijk jong zijn, te oordelen naar de uitlating van OverdiepGa naar voetnoot1). Maud ... kon niet tot bedaren komen (T.N.). Ze kwamen die avond niet meer tot repeteren (T.N.). De mensen ... hielden op met klappen (T.N.). Omdat ik vooral aanleg heb voor portret schilderen (Cl.-V.). Nu moest hij ernstig werk maken van het gieten (Cl.-V.). En Myra helpt je bij het maken van de afgietsels (Cl.-V.). Ik was me in m'n eentje een beetje aan 't oefenen (T.N.). Nu ben je toch schromelijk aan het overdrijven (Cl.-V.). Wyza was dan zelve de deugnieten al aan het achternazetten in het water (Cl.-V.). De 7 vbb. van deze constructie in de twee romans waren alle hoofdzin, zonder verbinding. Voor sommige zinnen lijkt de bijvorm zo naamwoordelijk, dat we bezwaarlijk nog van dubbele werkwoordgroep kunnen spreken: dat komt van 't staren, ze proestten van het lachen, ze viel haast flauw van 't lachen. We hebben hier wel eer een overgang dan een grens.
XI. Zich dwingen om gewoon te spreken. Bestanddelen:
Plaats der bestanddelen: V/C: In bijzinnen en bij verbinding met een ander ww. staat het werkwoord van de hoofdvorm vòòr de vaste scheiding. Dan kon hij immers een beleefde uitvlucht ten beste geven / van geen tijd meer te hebben (Cl.-V.). Noes had het 's morgens nog te druk gehad / met haar kristal en zilver op te bergen (T.N.). Jet amuseerde zich nu / met de anderen te plagen (T.N.). Ik begin natuurlijk / met te vertellen, dat... (T.N.). Ze zou beginnen / met 't haar te vragen (T.N.). VC met om lijkt niets meer dan een concurrent van VI (reeksen VIII en IX). Toch is er verschil. VC met om hebben we in de twee romans vooral als de hoofdvorm niet een vaste uitdrukking is, wel een ‘verse’ minder geijkte: tijd te kort komen, mines maken, de gelegenheid aangrijpen, aanvechtingen hebben, de moed en de kracht bezitten; minder duidelijk is het verschil in: (niet kunnen) laten; iemand dwingen, zich dwingen, zin hebben, tijd hebben. Maar feitelijk behoorden alleen iemand vragen en in staat zijn tot reeks IX én XI. Noes gunde zich geen tijd / om te antwoorden (T.N.). Ik heb nu geen tijd / om naar Holland te reizen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Znl. dialecten hebben in VC niet om, maar van of voor: hij kan niet laten / van rap een keer te drinken (Aalst); als ge genen tijd hebt / voor te schrijven (Aalst). Zeer eigenaardig is het doorbreken van de scheiding in sommige Westvlaamse dialecten (bijv. Roeselare, niet Brugge of Kortrijk), in VC met bezig zijn, als hoofdvorm, en met + infinitiefgroep als bijvorm: ze zijn de patatten bezig me (t) kappen; dat ze de patatten bezig zijn met kappen. Er is geen scherpe grens tussen VC en zinnen waarin C de uitbreiding is van de gehele zin. Ik sleepte stenen aan / om een bergje te maken (T.N.). Voorbeelden van overgangsgevallen: 'k Zou je toch danken om met dat mens op straat te komen (T.N.). Ze durfde toch niemand roepen om haar even te helpen (T.N.). A.E. Meeussen en V.F. Vanacker. |
|