De Nieuwe Taalgids. Jaargang 42
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVermetel vervolg en slot van Gerrit Witse een vriendelijke, gemoedelijke provocatie aan Hildebrand van GelrusMore matter with less art Shakespeare Daaronder een vignet (een phoenix) met randschrift: Literae pariunt immortalitatem, en onder het vignet: Nijmegen / Firma H. den Hoet / 1895. Het woord VERMETEL is van al deze woorden met de grootste letter gedrukt. Het boekje is gebonden. Op de rug is een strookje geplakt, dat blijkbaar uit de oorspronkelijke omslag is geknipt. Op dit strookje staat slechts het woord VERMETEL. Het boek begint met een open brief in dialect, met de aanhef: ‘Onuutsprêkelek geachte Mienheer Hildebrand!’ Ik citeer de eerste alinea: ‘Oe zal zèker wel êrig vrimd upkieken as oe dit buukske kriegt, en meugelik wel dinken, dâ's van un vurwaond mins, die gemeind het, dat hi un verhaol dat ikke begonnen heb, zou kunnen afmoaken.’ De schrijver hoopt dat Hildebrand de voorrede zal lezen. En als deze hem niet overtuigd heeft, dat hij doen moet wat daarin staat, dan moet hij maar aan het boekje zelf beginnen. Hij zal er dan wel gauw genoeg van hebben en doen ‘wat niet ikke alleen, mar een heele boel andere minse met mien winsen.’ Op deze open brief, ondertekend ‘Oe onderdaonigste dienaor GELRUS’, | |
[pagina 305]
| |
volgt een P.S.: ‘Jao, dâ ha'k host vergêten! Oe mot is lâze, wat oe zelvers gezeit het, aon het end van de familie Kegge: ‘Ik durf zeggen, dat ik niet behoor tot de schrijvers, die er een genoegen in scheppen, hunne lezers met teleurstellingen te plagen. Dat is onbehoorlijk,’ en wat daor verder nog up volgt. Ziet oe, dat hê'k niet aon de groote klok willen hangen, en durrum ook niet ien de veurrede gezet. - Dat is voer oe alleen!’ De voorrede, ‘(bevattende de redenen die den auteur bewogen hebben, een vervolg en slot van ‘Gerrit Witse’ te bedenken, te schrijven en te laten drukken)’, heeft tot opschrift: CETERA DESUNT, en is ondertekend: Gelrus, Sprankendel. Boven het verhaal staat nog eens: ‘Vervolg en slot van Gerrit Witse’, nu met de toevoeging ‘zooals zich dit in het brein van Gelrus ontwikkeld heeft’. Eerst maakt Gelrus Hildebrands hoofdstuk ‘Dokters lief en leed’ af. Hij begint met de woorden:‘Maar morgen.... morgen zou hij haar weerzien, - zou hij bij haar komen in haar huis - en nog wel op haar verzoek!’ De titels van de volgende hoofdstukken zijn: Leed en lief, Ouderszorgen, Hateling op Wildhoef, Twee reisjes, Ruting en brieven, De leerling van Salomo, Gebrek aan openhartigheid beloond, Slot. Het is niet mijn bedoeling, het verhaaltje na te vertellen. Hoe het afloopt weet ieder, nog voor hij met lezen is begonnen. Het huwelijk vindt eerst op pag. 149 plaats. Telkens wordt een nieuwe futiliteit ingelast om het gelukkige einde nog wat uit te stellen. We bevinden ons hier wel op het laagste niveau van wat literatuur wordt genoemd, zo we er ons niet beneden bevinden. Als Gelrus in het motto op het titelblad ‘more’ door ‘less’ had vervangen, had het geheel op zijn bedenksel geslagen, en niet voor de helft zoals nu. Hateling is een allerzonderlingste combinatie geworden van de Hateling uit de Camera, van Van der Hoogen en van een hospita. Toespelingen op bekende personen ontbreken niet. Hildebrand is op de bruiloft aanwezig, - ‘de guitige Hildebrand, die door zijne doordringende, vaak klein toegeknepen oogen, de schrik der bruidsmeisjes werd, die niets anders dachten dan dat hij ze bestudeerde, om ze later eens, bij zooiets als een verguldpartij of een dameskransje of iets dergelijks, ten toon te stellen.’ Jonathan kon niet komen ‘wegens eene in Alkmaars buurt opgedane koorts’. Maar de goeie Vernooy komt met een door Jonathan berijmde toast voor de dag. Ook bij een andere gelegenheid worden ‘Haas’ en ‘Klaas’ genoemd. Over Klikspaan is Gelrus niet erg te spreken. Mevrouw Donze had gewild, omdat hij nog zoo wat tot de familie behoorde en ergens in de buurt logeerde, dat ook Klikspaan uitgenoodigd werd. Maar daartegen had zich de anders zoo toegeeflijke bruidegom met kracht verzet: ‘Als 't u belieft niet, mevrouw; hij is de eenige in Leiden geweest die mij bepaald tegenstond, niettegenstaande zijne vele voortreffelijke eigenschappen. Hij was mij te hoog, te verwaand, te veel kees en te Franschgezind.’ Wie zich achter het pseudoniem ‘Gelrus’ heeft verscholen, weet ik niet. Het is mij evenmin bekend, of Beets ooit met Gelrus in correspondentie is getreden. C.F.P. Stutterheim. |
|