De Nieuwe Taalgids. Jaargang 42
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 264]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Nederlandse Kerstlyriek door alle eeuwen. Dr. J.J. Mak heeft aan zijn beide boeken over Middeleeuwse Kerstliederen en Middeleeuwse Kerstvoorstellingen, zeer waarderend besproken in de vorige jaargangGa naar voetnoot1), een derde verzameling toegevoegd, met bovenstaande titelGa naar voetnoot2). In een beknopte, maar interessante Inleiding (blz. 11-20) karakteriseert hij de zeven perioden, waarin de met zorg gekozen stof gerangschikt is. Daarbij heeft hij zich niet bepaald tot het lied, maar ook andere lyrische ontboezemingen kregen een plaats. Na de Middeleeuwen ‘wordt de kerstoverweging gehistoriseerd’, maar krijgt de oude vorm een nieuwe inhoud: reeds bij de Rederijkers, maar ook tijdens de Barok en het Rococo. Verschillen openbaren zich bij Protestanten en bij Katholieken. Een daling wordt merkbaar in de tijd van verlichting en romantiek: dan is weinig waardevols te ontdekken. Opmerkelijk is bij jongere dichters na 1880 ‘de vernieuwde persoonlijke en algemene vormgeving’. Dit alles kan de lezer zelf bevestigd vinden in de 128 gekozen gedichten, waarbij hij tot zijn verrassing menige bekende dichternaam uit oude en nieuwe tijd zal aantreffen.
Kerstviering. Naast de drie boeken over Kerstliederen en Kerstverhalen schreef J.J. Mak nog een vierde, over Het Kerstfeest, Ontstaan en verbreiding, Viering in de middeleeuwenGa naar voetnoot3), dat uiteraard meer kerkhistorisch en folkloristisch dan litterair-historisch is. Wij vestigen intussen de aandacht van onze lezers op een interessant hoofdstukje over Kerstspelen (blz. 116-131).
Gysbert Japicx. Als uitgave van de Fryske Akademy verscheen van deze bekende dichter The Oxford Text of four poems, edited with a complete glossary, door Alistair Campbell (Bolsward - A.J. Osinga - 1948. Prijs f 7,50), die daarbij een Introduction en Aantekeningen schreef (blz. 8-21). Het zijn geen onbekende gedichten, maar originele teksten, door Junius eigenhandig opgetekend, en in Engeland bewaard. Ten behoeve van Engelse lezers, maar tevens als lexicografische bijdrage, stelde de uitgever een volledig glossarium samen (blz. 89-175).
De romantische lijn in het beeld van de Nederlandse letteren. Over dit onderwerp sprak Dr. S.P. Uri bij de aanvaarding van het hoogleraarschap aan de Universiteit te BataviaGa naar voetnoot4). Na een inleiding over de kultuurhistorische beschouwingen van Busken Huet, Huizinga en Jan Romein neemt hij als uitgangspunt Donkersloot's Karaktertrekken van de Vaderlandse Letterkunde om ‘in een wetenschappelijk spiegelgevecht het betoog van Donkersloot te bestrijden, of liever te completeren’. Deze suggereerde namelijk dat ‘nuchterheid’ en ‘vroomheid’ verreweg | |
[pagina 265]
| |
de voornaamste karaktertrekken zijn van de Nederlandse letterkunde en dus van het Nederlandse volk. Daartegenover betoogt Uri dat onze letterkunde volstrekt niet uitsluitend realistisch geweest is. Bilderdijk, Van der Hoop, Hofdijk, Multatuli waren romantische figuren, maar vooral na 1880 zijn er in de poëzie, in het neoromantische proza, van Couperus tot Vestdijk, werken verschenen die duidelijk in de romantische lijn liggen.
De Max Havelaar in de oorspronkelijke vorm. De uitgave van de Max Havelaar werd in 1860 bezorgd door Jacob van Lennep, die in het handschrift eigenmachtig veranderingen aanbracht. Eerst voor de vierde uitgave heeft de auteur zelf de proeven nagezien, maar toen had hij het handschrift niet meer ter beschikking. Naar dit oorspronkelijke handschrift is de tekst nu met grote zorg en nauwkeurigheid uitgegeven door Dr. G. StuivelingGa naar voetnoot1), met een belangrijke inleiding (blz. VII-XXIII), waarin de wordingsgeschiedenis van het boek, op grond van de briefwisseling, beschreven wordt, de verhouding van klad en tekst, het ingrijpen door Van Lennep worden nagegaan. Aan het slot vindt men nog een Verantwoording van de uitgever en een reeks Aantekeningen (blz. 261-301). Voor de Multatulistudie is deze voortreffelijk bewerkte uitgave een aanwinst.
Jaarboek van de Koninklijke Vlaamse Academie voor taal- en letterkunde 1945, 1947, 1948. Dit deel bevat drie Levensschetsen: van Karel Alfons De Cock, Theophiel Coopman en Dr. Armand De Vos, alle samengesteld door Lode Baekelmans.
Uitgaven van de Koninklijke Vlaamse Academie. In reeks III (Tongeren - George Michels - 1948) verscheen een verhandeling van E. Blancquaert: Na meer dan 25 jaar Dialectonderzoek op het Terrein, waarin deze verdienstelijke en volijverige onderzoeker zijn ervaringen meedeelt en zijn verdere plannen uiteenzet om te komen tot een volledige reeks atlassen voor ons gehele taalgebied. Uitvoerig vertelt hij van de moeilijkheden bij de samenstelling van vragenlijsten, die voor Zuid- en Noordnederland geschikt zouden moeten zijn (blz. 17-23). Ook de moeilijkheden waarmee de opnemer te kampen heeft en de eisen waaraan hij moet voldoen worden uitvoerig besproken. Bijlage I geeft voorbeelden van zulke vragenlijsten voor Zuid en Noord, met toelichting (blz. 37-57); Bijlage II (blz. 59-61) verklaart Het Fonetisch schrift, dat in de optekeningen gebruikt wordt. Een overzichtskaartje begrenst de gebieden van de 16 ontworpen dialektatlassen, waarvan er 6 verschenen zijn, 3 in wording, terwijl voor de overige Noordnederlandse de medewerking òf toegezegd is, òf overwogen wordt. In reeks IV No. 12 (Turnhout - Van Mierlo - Proost - 1949) verscheen een zeer uitvoerige Analytische bibliographie van Prof. Dr. Leo van Puyvelde, bewerkt door Dr. Rob. Roemans (170 blz.).
Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie XXII (1948). A. van Loey verzamelde gegevens uit originele oorkonden vóór 1400, in Vlaanderen en Brabant, Over de apocope der -n in het middelnederlands. | |
[pagina 266]
| |
Voor de hedendaagse taal ging J.L. Pauwels een onderzoek instellen naar De n na toonloze vocaal in het Oosten van Zuid-Nederland, in het biezonder in het dialekt van Aarschot. Bij de nauwkeurige schifting van het overvloedige materiaal maakt hij onderscheid tussen de hiaatvullende n en de genus-n, die soms samenvallen. - A. Carnoy (De onvaste gronden in de Toponymie) bestudeerde plaatsnamen naar de slappe of losse grondsoort. - C. Tavernier-Vereecken konstateerde dat in vroeg-Middeleeuws Westvlaams herhaaldelijk de onduidelijke vokaal als a geschreven wordt. Zij brengt dat in verband met alla vogala in de bekende Oud-Nederlandse tekst. Een bijdrage van Jan Lindemans (Toponymische verschijnselen geografisch bewerkt behandelt de namen op zele. - L. Grootaers geeft een overzicht van De Nederlandse dialectstudie in 1947; H.J. van de Wijer en H. Draye van De plaatsnamenstudie in 1947; K. Roelandts van De persoonsnamenstudie in 1947. Het tweede gedeelte van deze Handelingen betreft Wallonië.
Codex van de spraakkundige terminologie. Om eenheid te brengen in de terminologie heeft het Belgische Ministerie van Openbaar Onderwijs een ‘Proeve van coërdinatie’ uitgegeven (1949), die zowel voor het moedertaalonderwijs als voor het Latijn en Grieks geldt.
Taalonderwijs. Wij ontvingen een bundel ‘Aantekeningen en opstellen’ van N. Kestemans over Beter Onderwijs, meer Taal- en Volksbesef (Gent - Uitgave Oranje - 1949), waarin hij zijn denkbeelden over taalonderwijs ontvouwt, een afwijzend oordeel uitspreekt over het plan van de Staatscommissie en scherpe kritiek oefent op de Nederlandse Spraakkunst van C.G.N. de Vooys.
Phonotypologische beschrijving van de bevolking der Wieringermeer. In de Publicaties van de Stichting voor het bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders publiceerde Mej. Dr. L. Kaiser bovengenoemde, uitvoerig en degelijk bewerkte studie over de ‘Articulatorische en acoustische beschrijving der klankkleur’ (Alphen aan den Rijn - N. Samson - 1949; 75 bladzijden, gevolgd door een groot aantal platen). Dit onderzoek is interessant, omdat zich in dit nieuwe gebied een zeer gemengde bevolking gevestigd heeft, Saksisch, Stellingwerfs, Fries, Noordhollands, Hollands-Frankisch (Zuidhollands, Utrechts), Brabants-Frankisch, Zeeuws, die groepsgewijze onderzocht zijn.
Volkskunde en Letterkunde. Wij ontvingen een bundel ‘Volkskundige Opstellen’ (Ons Volkslewe deur Dr. Abel Coetzee. Pretoria - J.L. van Schaik - 1949. Prijs 9/-) over Afrikaanse folklore. Een daarvan is van letterkundige aard, nl. Bevrugting van die Letterkunde uit die Ondergrond van die Kultuur (blz. 39-49). Verder vindt men hier en daar volksrijmpjes en in een opstel over Volksgeneeskunde opmerkingen over volksetymologie in Afrikaanse namen voor planten en geneesmiddelen (blz. 132-134). | |
[pagina 267]
| |
Romantiek uit het Spellingtournooi. Deze titel koos Prof. Dr. Gerlach Royen voor een lijvige bundel polemische artikels over de spellingstrijd, in dagbladen en weekbladen (Utrecht, Nijmegen - Dekker en Van de Vegt - 1949; XVI + 384 blz.). Van 1927 tot 1946 is Gerlach Royen in dit tournooi een geducht geharnast kampioen geweest, die met degelijke kennis en geestige spot belangrijk bijgedragen heeft tot de uiteindelijke overwinning, maar ook - wat meer zegt - tot verheldering van taalinzicht en vernieuwing van het taalonderwijs. Als eenmaal de geschiedenis van de spellingstrijd uitvoerig behandeld zal worden, dan zal men in deze bundel veel belangrijk materiaal vinden. De stof is historisch gerangschikt en ingedeeld, met vernuftig gevonden opschriften, een beknopte ‘historiese inleiding’ en een uitvoerig register. Wie zou menen dat dit boek alleen betekenis heeft als terugblik op een afgesloten tijdperk, vergeet dat allerlei wanbegrip en misverstand, dat hier ontleed en aan de kaak gesteld wordt, wel degelijk in konservatieve kringen voortleeft, ook na beëindiging van de spellingstrijd, en dat deze opstellen dus onder leken en in onderwijskringen nog nut kunnen stichten.
Algemeen Beschaafd Nederlands. Om zijn landgenoten vertrouwd te maken met het algemeen-beschaafde Nederlands stelde Const. H. Peeters als puristische ‘Taalgids’ zijn Woordenboek van Belgicismen samen. Om dit nuttige werk in ruimer kring te verspreiden bewerkte Drs. Paul van Gestel een beknopte, veel goedkopere uitgave, die bij dezelfde uitgever, met de titel ABN-Gids (Algemeen Beschaafd Nederlands) verscheenGa naar voetnoot1). Wanneer iemand bij het doorbladeren van dit boek geneigd zou zijn aan overdreven purisme te denken, dan wordt hij ontwapend door een waarschuwing van de inleider: de bedoeling is niet ‘een soort politierol te spelen’. De ABN-gids gebiedt niets, hij vraagt niets, hij geeft alleen antwoord, zodra iemand hem vraagt: ‘Is dit of dat woord ABN?’ Dus inderdaad voor Zuid-Nederland, in het biezonder voor onderwijzers en voor weinig geoefende taalgebruikers een ‘gids’, die in de algemene taaltuin de weg wijst, en de vrijheid laat, van ouds vertrouwde paden te blijven bewandelen, als men de voorkeur voor de nieuwe ongemotiveerd acht. De Noordnederlander staat er anders tegenover. Hij is in veel gevallen niet in staat, te beoordelen of een familiaar Zuidnederlands woord over een groot gebied verspreid is, of een gallicisme nog een een boekenwoord is, dan wel reeds ingeburgerd, of een bepaalde verbinding voortkomt uit slordigheid en onervarenheid bij het schriftelijk gebruik van de moedertaal, dan wel teruggaat op een oud mondeling taalgebruik. Hij zal meermalen getroffen worden door een aardige spreekwijze, een pittige uitdrukking, die z.i. niet in de ban gedaan zou mogen worden. De taalkundige in het Noorden zou er dus veel prijs op stellen, als een bevoegd vakgenoot in het Zuiden eens de moeite nam om door een uitvoerige kommentaar op deze verzameling Belgicismen het ongelijksoortige te schiften en te verklaren. C.d.V. | |
[pagina 268]
| |
Handboek der Middelnederlandse Geographie door Mr. Z. Ph. C. van den Bergh. Derde druk, aangevuld en omgewerkt door Dr. A.A. Beekman en H.J. Moerman. 's-Gravenhage (Nijhoff, 1949), f 14, -. Het zal wel zelden voorkomen, dat een handboek, verschenen in 1852 en herdrukt in 1872, na bijna 100 jaar in nieuwe bewerking weer uitgegeven wordt; en het bewijst evenzeer de degelijkheid van Van der Bergh's boek als de trage vooruitgang van de historische geografie. Het was niemand minder dan de schepper van de Geschiedkundige Atlas Beekman wiens geboortejaar kort na het verschijnen van de eerste druk valt, die de omwerking op zich nam; na zijn overlijden op 93-jarige leeftijd werd het werk voltooid, met veel zelfverloochenende arbeid, door Moerman die reeds drie oorlogsjaren met hem had samengewerkt. Is de indeling van het boek in hoofdzaak dezelfde gebleven als een welverdiende hulde aan Van den Bergh, binnen dat kader is het geheel vernieuwd, met gebruikmaking van wat sedert 1872 verscheen; en dat, zonder dat de omvang sterk is toegenomen (313 blz. tegenover 285 blz van de 2de druk, zij het dan ook nu in wat groter formaat). Een bespreking van het boek - waartoe de schrijver van deze aankondiging zich ook niet bevoegd acht - valt buiten het kader van de Nieuwe Taalgids, maar wij menen er de aandacht op te mogen vestigen, omdat het in zijn nieuwe vorm een onontbeerlijk hulpmiddel is, niet alleen voor de historicus en de geograaf, maar ook voor de taalkundige die zich in oude naamsvormen verdiept. M.S. |
|