Notities van een lezer. V.
J.C. Appenzeller.
Wanneer H. Vissink in zijn proefschrift Scott and his influence on Dutch literature (Zwolle 1922) Mej. de Neufville's De schildknaap (1829) bespreekt als ‘the first example in Holland of the historical novel as created by Scott’, voegt hij daaraan een noot toe van de volgende inhoud: ‘As early as 1828 J.C. Appenzeller had written his novel Geertruida van Wart of trouw tot in den dood. Eene ware geschiedenis uit de 14e eeuw. The number of novelists who soon aimed at imitating or thought of emulating Scott is indeed legio’ (pag. 136). Deze noot is in tegenspraak met het daaraan voorafgaande betoog; immers, als zij juist is, komt niet aan Mej. de Neufville, maar aan Appenzeller de eer toe, de schrijver te zijn van de eerste Scottiaanse roman in Nederland.
Vissink heeft zijn noot blijkbaar ontleend aan Jan ten Brink, in wiens Geschiedenis der Noord-Nederlandsche Letteren in de XIXe eeuw, deel I, pag. 153, wij een noot vinden, waarvan de eerste helft luidt: ‘Een vrij groot getal van dii minorum gentium volgde de rij van historische romanschrijvers. De eerste was zekere J.C. Appenzeller, die in 1828 reeds Geertruida van Wart of trouw tot in den dood. Eene ware geschiedenis uit de 14e eeuw schreef’. Dezelfde opmerking komt ook voor in zijn inleiding op de her-uitgave van Van Lenneps De Pleegzoon in Sijthoffs serie ‘Nederlandsche Classieken’.
Johann Conrad Appenzeller (1775-1850) was echter geen Nederlands, maar een in zijn tijd bekend Zwitsers auteur. In 1813 publiceerde hij een aan de geschiedenis van zijn land ontleende historische roman Gertrud von Wart, oder Treue bis in den Tod, die veel opgang maakte en in het Frans, Engels en Nederlands werd vertaald. De Nederlandse vertaling verscheen in 1825; de door Ten Brink en Vissink bedoelde uitgave van 1828 is een tweede druk. Het succes van deze roman hier te lande blijkt verder uit het feit, dat Mr A.F. Sifflé in de Nederlandsche Muzen-Almanak van 1830 in zes zangen een dichterlijke weergave van de inhoud gaf.
De prioriteit van Mej. de Neufville wordt dus door de noot van Vissink niet bedreigd.
W.A.P. Smit.