De Nieuwe Taalgids. Jaargang 42
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
De zinsbouw in het Nederlands.4. Aan wat ik in de vorige aflevering van dit tijdschrift onder paragraaf 3 over de zinnen met een samengesteld gezegde geschreven heb, moet ik nog iets toevoegen. Ik wilde er bij die gelegenheid vooral op wijzen, dat de door Van Haeringen besproken tangconstructie past bij de algemene structuur van de Nederlandse zin, maar liet buiten beschouwing, dat de betrekking tussen de delen van zo'n zin met een samengesteld gezegde enigszins afwijkt van die tussen de delen van een zin met een enkelvoudig gezegde. Immers in de zin: Váder is gisteren ondanks de régen op de fíets naar Amsterdám gegaan bestaat er geen rechtstreekse band tussen de persoonsvorm is en de er op volgende bepalingen (tijd, toegeving, hoedanigheid, richting), zoals in Váder ging gísteren ondanks de régen op de fíets naar Amsterdám. Men kan namelijk de mededeling die in de zin met het samengestelde gezegde vervat is, niet beschouwen als de som van de gedeeltelijke mededelingen: Vader is gisteren In dat geval zouden de delen van de mededeling nevengeschikt zijn. In werkelijkheid echter is er onderschikking: gisteren, ondanks de regen, op de fiets, naar Amsterdam zijn niet rechtstreeks verbonden met is, maar ze zijn via gegaan met is verbonden. Precies zoals erg in de zin Hij schrijft erg mooi via mooi met schrijft verbonden is: hij schrijft (erg mooi) en niet: hij schrijft erg + mooi. De structuur van de mededeling met de samengestelde tijd is dus op de volgende wijze aan te geven: Váder is {(gísteren ondanks de régen op de fíets naar Amsterdám) gegaan}, waarin het tussen haakjes geplaatste gedeelte weer gedeeltelijk behoort bij de voltrekking (gisteren, ondanks de regen) en gedeeltelijk bij de betekenis (op de fiets, naar Amsterdam) van (ge)gaan. De volgorde van deze twee onderdelen wijkt niet van die in een mededeling met een enkelvoudig gezegde af: wat bij de voltrekking behoort gaat aan wat bij de betekenis behoort vooraf. Ook blijft de volg orde van de delen van deze twee onderdelen dezelfde: die van de bepalingen van de voltrekking is 1, 2, die van de bepalingen bij de betekenis is 2, 1. Schematisch voorgesteld: Onderwerp + persoonsvorm + {(1, 2 + 2, 1) deelwoord}. 5. Hoewel ik hier niet naar volledigheid streef, mag ik niet nalaten de aandacht te vestigen op enkele gevallen die meer of minder van de hiervoor besproken structuur afwijken. In de eerste plaats moet ik dan wijzen op de plaats van de persoonsvorm in de bijzin met een samengesteld gezegde, welke persoonsvorm soms voor, soms na het deelwoord of de infinitief geplaatst wordt. Bijvoorbeeld: Wie de hele dag een auto bestuurd heeft (of: heeft bestuurd), is 's avonds doodmoe. Omdat hij niet komen wil (of: wil komen), blijft hij thuis. Omdat Piet in het gras liggen ging (of: ging liggen), liep Jan kwaad weg. Ten aanzien van de plaats van de persoonsvorm in deze voorbeelden bestaan er tussen de Nederlanders dialectische verschillen. Boven het IJ en in het Noord-Oosten, alsmede in een groot deel van België plaatst | |
[pagina 206]
| |
men de persoonsvorm aan het einde, juist als in de bijzin met een enkelvoudig gezegde. In het overige deel van het Nederlandse taalgebied kent men ook de plaatsing vóór het deelwoord en de infinitief, terwijl in sommige Zuidhollandse kringen een zekere voorkeur voor de plaats vóór het deelwoord of de infinitief bestaat. Bovendien staan de bovengegeven voorbeelden niet in alle streken op een lijnGa naar voetnoot1). In de tweede plaats moet ik wijzen op mededelingen met een tweede werkwoord dat door te voorafgegaan wordt, zoals Toen de jongens in het gras lagen te roken, werden ze door een regenbui overvallen. In de derde plaats moet ik mededelingen met meer dan twee werkwoorden noemen, waarin de persoonsvorm nooit aan het eind komt. Bijvoorbeeld: Toen Piet in het gras was gaan liggen roken, werd hij door zijn broer nat gespoten. Omdat de vlieger morgen niet gemaakt zal kunnen worden (of: zal kunnen worden gemaakt), doen we het vandaag maar. De structuur van deze en dergelijke gezegden zal men diachroon moeten bestuderen. Zulke constructies behoren tot dat gedeelte van de taal, dat in gefixeerde vorm overgeleverd is. 6. Wanneer de neutrale mededeling in een dóórlopend betoog geplaatst wordt, treden er een aantal veranderingen op. Sommige daarvan doen zich voor in de woordorde. Laten we uitgaan van het volgende: ‘1. Vader gaat van de week dikwijls op reis. 2. Hij gaat morgen naar Amsterdam. 3. Daar bezoekt hij eerst zakenrelaties en tegen het einde van de middag gaat hij naar zijn moeder, bij wie hij eet. 4. Daar logeert hij ook en overmorgen vertrekt hij naar Groningen.’ In de eerste plaats zien we een streven naar vermijding van herhaling: in plaats van vader hebben de volgende zinnen hij, in plaats van Amsterdam vindt men later daar. In de tweede plaats zien we dat de volgorde van de delen van de mededeling in zin 1 en 2 niets bijzonders heeft. In de derde zin echter komt de bepaling van plaats voorop te staan, zonder dat die daardoor op een bijzondere wijze gereleveerd wordt. De redenen voor deze plaatsing liggen voor de hand: Allereerst vermijdt men zo eentonigheid door niet weer met hij te beginnen en verder knoopt men zo het vervolg van de mededeling onmiddellijk aan het slot van de voorgaande mededeling, terwijl men tevens nog de herhaling van Amsterdam vermijdt. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor bij de delen tegen het eind van de middag, Daar (logeert hij) en overmorgen, waar het streven naar variatie en onopvallende plaatsing van een herhaald hij, ten dele ook aansluiting bij een verwant begrip (eerst: tegen het einde van de middag), verantwoordelijk zijn voor de gekozen plaats. In de derde plaats kan men constateren, dat het naar voren brengen van de genoemde zinsdelen met inversie gepaard gaat. In al deze gevallen wordt het zinsdeel naar links verplaatst, tenminste als men de plaats van het zinsdeel vergelijkt met die, welke het in de neutrale mededeling buiten een context hebben zou. Door deze verplaatsing naar links verliest de mededeling zijn neutrale karakter niet. Ter onderscheiding van de buiten de context staande neutrale mededeling | |
[pagina 207]
| |
kan men in dit geval spreken van een dóórlopende neutrale mededeling. Het is natuurlijk niet noodzakelijk in een doorlopend betoog de gevarieerde mededeling boven de eentonige te verkiezen, maar het is stellig heel gewoon dat te doen. Een andere eigenaardigheid van de doorlopende neutrale mededeling, die ik terloops even wil noemen, is, dat het onderwerp en de persoonsvorm, ook in de hoofdzin, door een zinsdeel gescheiden kunnen worden. Bijvoorbeeld: ‘Deze man nu was een bedrieger.’ 7. Wanneer men een bepaald gedeelte van de mededeling op een bijzondere manier releveren wil, dan kan men dat door een bijzondere intonatie doen uitkomen: men spreekt dit deel met meer klem of op hogere toon of met allebei tegelijk. Hetzelfde effect echter kan men bereiken door het gedeelte in kwestie op een andere plaats dan die, welke het in de neutrale mededeling innemen zou, te zetten. Een neutrale mededeling heeft men in: Váder gaat mórgen bij goéd wéer op de fíets naar Amsterdám. Verplaatst men nu het deel morgen onder dezelfde klemtoon als in de neutrale mededeling één plaats naar rechts, dan springt het als het ware uit de mededeling naar voren en krijgt het inclusief de betekenis ‘integenstelling met een andere dag’. Het wordt expressief, en wel contrasterend, meegedeeld: Váder gaat bij góed wéer mórgen op de fíets naar Amsterdám. Verplaatst men morgen, met behoud van klemtoon, verder naar rechts, dan wordt de mededeling als het ware overspannen. Hij klinkt niet ‘gewoon’ meer, is niet conventioneel expressief meer. Men oordele: a. Váder gaat bij góed wéer op de fíets mórgen naar Amsterdám. b. Váder gaat bij góed wéer op de fíets naar Amsterdám mórgen. Het deel morgen kan in de als voorbeeld gekozen mededeling dus niet voorbij op de fiets staan, althans in gewoon, conventioneel Nederlands niet. Nu bepalen zowel morgen, als bij goed weer de voltrekking van het gaan, terwijl op de fiets en naar Amsterdam bepalingen bij de betekenis van gaan zijn. Als morgen dus niet voorbij op de fiets kan staan, betekent dit, dat een bepaling van de voltrekking van de werking niet tussen of na die bij de betekenis van het werkwoord kan staan. Deze eigenaardigheid wordt zijdelings bevestigd, als men de bepaling bij goed weer naar rechts verschuift: Váder gaat mórgen op de fíets bij góed wéer naar Amsterdám. In deze mededeling kan men bij goed weer niet meer als een bepaling van voorwaarde interpreteren. Men is geneigd er een bijvoegelijke bepaling bij fiets in te zien, wat eigenlijk geen zin heeft. Wanneer men de bepaling helemaal aan het eind zet, lijkt hij bijvoegelijk bij Amsterdam, wat nog wel enige zin zou kunnen hebben: Váder gaat mórgen op de fíets naar Amsterdám bij góed wéer. Wanneer men de twee bepalingen bij de betekenis van het werkwoord van plaats laat verwisselen, dan wordt op de fiets contrasterend meegedeeld: Váder gaat mórgen bij góed wéer naar Amsterdám op de fíets (in tegenstelling met bijv. per trein). In tegenstelling met de verschuiving naar links, die in de doorlopende neutrale mededeling voorkomen kan, en die de neutraliteit niet verstoort, bewerkt de verschuiving naar rechts expressiviteit, die men nader als contrastering benoemen kan. Komen dergelijke verschuivingen voor, dan kan men de mededeling ‘gedeeltelijk expressief’ noemen. 8. Wanneer een gedeeltelijk expressieve mededeling in een doorlopend | |
[pagina 208]
| |
betoog voorkomt, treft men soortgelijke verschuivingen als in de doorlopende neutrale mededeling aan. Er komt bijvoorbeeld een bepaling aan het begin van de mededeling te staan, terwijl er tevens inversie optreedt. Stel dat men bezig is een opsomming te geven van een reisplan van vader. Daarin zou de volgende zin kunnen voorkomen: Naar Amsterdám gaat váder mórgen bij góed wéer op de fíets. In dit geval contrasteert de bepaling op de fiets. Ten opzichte van de bepaling naar Amsterdam, waar hij in de neutrale mededeling aan vooraf zou gaan, is hij naar rechts verschoven (dat komt natuurlijk op hetzelfde neer als te zeggen: naar Amsterdam is naar links verschoven). Het eigenaardige in deze zin is, dat morgen en bij goed weer (de bepalingen van de voltrekking), ondanks het feit dat ze achter naar Amsterdam komen, niet expressief medegedeeld worden, terwijl op de fiets, dat met naar Amsterdam een bepaling bij de betekenis van gaan is, door zijn verschuiving ten opzichte van naar Amsterdam wel expressief meegedeeld wordt. De twee bepalingen van de voltrekking vormen samen een keten van samenhangende zinsdelen en de twee bepalingen bij de betekenis vormen samen een andere keten van samenhangende zinsdelen, terwijl deze ketens onderling onafhankelijk zijn. Dat blijkt ook weer als men de bepaling op de fiets eveneens naar voren brengt: Op de fíets naar Amsterdám gaat Váder mórgen bij góed wéer. Deze mededeling klinkt, met ongewijzigd accent gesproken, onbevredigend. Men verwacht, op grond van de woordorde, dat bij goed weer contrasteert, maar het doet dit niet, omdat het niet tot de keten van bepalingen bij de betekenis van gaan behoort, maar wel tot die van de bepalingen van de voltrekking, in welke keten het zijn neutrale plaats inneemt. De verwachting van expressiviteit wordt door de neutrale orde in de keten van bepalingen van de voltrekking als het ware geneutraliseerd. Daarom klinkt de mededeling: Op de fíets naar Amsterdám gaat váder bij góed wéer mórgen wel bevredigend, want nu is de mededeling van morgen, dank zij de verschuiving in de keten van bepalingen waartoe het behoort, wel contrasterend. Een dubbel contrasterende mededeling van zinsdelen krijgt men als men in beide ketens verschuiving toepast: Naar Amsterdám op de fíets gaat váder bij góed wéer mórgen (op de fiets en morgen worden contrasterend meegedeeld). 9. Een bijzondere vorm van expressieve mededeling is de aanschouwelijke mededeling. Het hangt natuurlijk van de inhoud van de mededeling af, of deze aanschouwelijk kan zijn of niet. Neem bijvoorbeeld een woordgroep als een groot en sierlijk buiten, waarin groot en sierlijk twee nevengeschikte determinanten van buiten zijn, die, in de neutrale mededeling, in het Nederlands aan het determinatum voorafgegaan. Verplaatst men deze determinanten naar rechts, achter het determinatum, dan isoleert men ze uit de keten van samenhangende zinsdelen en men bereikt daardoor aanschouwelijkheid: een buiten groot en sierlijk. De mededeling: Een groot en sierlijk buiten werd tussen het geboomte zichtbaar is neutraal. Past men daarop dezelfde verschuiving toe, dan wordt de mededeling aanschouwelijk: Een buiten, groot en sierlijk, werd zichtbaar tussen het geboomte. Vooral in gedichten vindt men deze soort van mededelingen herhaaldelijk. Citaten zijn overbodig. De termen contrasterend en aanschouwelijk zijn niet toereikend voor de benoeming van alle gevallen van expressiviteit. | |
[pagina 209]
| |
Dikwijls zal men met een algemenere term, als intensivering van de mededeling genoegen moeten nemen. Bovendien is wijziging in de volgorde van de delen van de mededeling niet het enige middel tot contrastering, veraanschouwelijking of intensivering. Samenvattend kan men zeggen: de Nederlander werkt dus met een neutrale en een geheel of gedeeltelijk expressieve mededeling. Hij kan de neutraliteit of de expressiviteit door verschillen in de volgorde van de zinsdelen bereiken. Als men de neutrale mededeling als uitgangspunt neemt, kan men zeggen, dat de expressiviteit door inversie van de bepalingen in een samenhangende keten tot stand komt. In de neutrale mededeling hebben de bepalingen van de voltrekking de volgorde 1, 2; in de expressieve mededeling hebben ze de volgorde 2, 1. In de neutrale mededeling hebben de bepalingen bij de betekenis van de persoonsvorm de volgorde 2, 1; in de expressieve mededeling hebben diezelfde bepalingen de volgorde 1, 2.
Rotterdam. B. van den Berg. |
|