De Nieuwe Taalgids. Jaargang 42
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
Polyglottisch meervoud.‘De meervoudsvorming in het Nederlands’ is tegenwoordig tot de exponenten -e(n) en -s beperkt. Hierover deed C.B. van Haeringen een suggestieve mededeling in de Kon. Nederl. Akademie (N.R., Deel X n. 5, 1947). In ruimer verband werd de pluralizering in Nederland door schrijver dezes behandeld in een verhandeling van dezelfde Akademie: Buigingsverschijnselen in het Nederlands I (N.R., Deel L n. 1, 1947). Door een gelukkige omstandigheid kwamen beide studies onafhankelijk van elkaar tot stand. De -s is duidelijk aan de winnende hand. Dit kan niet verwonderen, daar dit meervoudskenmerk veel ‘sprekender’ is dan -en, dat immers in een groot deel van ons taalgebied als -e wordt gesproken. De ‘seksualizerende’ rol van -s in het type typistes werd in dit tijdschrift besproken, onder het opschrift: Typistes en typisten (XLI 30 vv.). Je bent blij als je nog weer een nieuw geval tegenkomt: ‘Dat de Nederlandse athletes met groot vertoon van overwicht aan de spits staan van zeventien landen, danken zij voor het grootste deel aan de vermaarde prestaties van 's werelds eerste athlete Fanny Blankers-Koen’ (Vk. 11 VIII '48). Om eerlijk te zijn: bij het opschrift ‘Nederland in Londen Athletes één en zwemsters drie’, las ik in eerste instantie athletés. Vreselijk dom natuurlijk. Zo iets overkomt je niet bij een advertentie, waarin ‘Geroutineerde vrouwelijke typistes’ gevraagd worden (Vk. 16 IX '48) - dat je ook weer niet als een tegenhanger van mannelijke typistes kunt opvatten. Vandaag wilde ik echter de aandacht vestigen op uitheemse meervouden, die zich in dag- en weekbladen erg inheems gaan gedragen. Zo worden latijnse persoonsnamen op -icus geregeld op -i vermeervoudigd: academici, psycho-analytici, botanici, chemici, critici, cynici, fanatici, medici (niet-medici; ‘Voor de propaganda zal het nodig zijn voor medici en paramedici speciale cursussen en voordrachten te geven’, Vk. 20 VI '47), musici (beroepsmusici, kerkmusici, radio-musici), politici (oud-politici, wereldpolitici), physici, theoretici en practici (beroepspractici), romantici, statistici (voetbalstatistici), systematici, technici (electro-technici, psychotechnici, tandtechnici, televisietechnici. tijdtechnici). Zulke gevallen zijn zo gewoon, o.a. in De Volkskrant, dat het me overbodig leek overal dag en datum bij te voegen. Er komen ook zeldzamer gevallen voor, in weekbladen. Ik haal aan uit de Nieuwe Eeuw: ‘Futuristen, constructivisten, abstractici, suprematisten, symbolisten, cubisten treft men onder het bizarre gezelschap van boeren, soldaten, intelligentsia, avonturiers en meehuilers aan’ (18 I '47); Rhazes was ‘een der belangrijkste clinici van de gouden eeuw der Arabische geneeskunde’ (1 III '47); ‘In Amsterdam werd een voorlichtingsfilm vertoond voor diabetici’ (22 I '49); ‘het sterk gevarieerde werk van Rotterdamse grafici’ (8 I '49); ‘Het is aan de cultuurhistorici om [dit] te onderzoeken’ (24 I '48); ‘zo neurotisch zijn tegenwoordig niet alleen de neurotici’ (24 VII '48). In De Linie maakte ‘een der eerste genetici van deze tijd’ een goede beurt (17 XII '48), en heette ‘de vruchtbaarheid bij de picnici [= pycnici] het grootst’ (14 I '49). En zo zou ik nog meer gewone en ongewone voorbeelden op -ici kunnen gevenGa naar voetnoot1). | |
[pagina 126]
| |
Het is duidelijk: al komen ze wel eens voor, meervouden van het type musicussen willen er niet in, ofschoon ze - afgezien van het woordritme - nederlandser zijn dan musici. Ook niet-latinisten klampen zich hierbij gaarne aan het Latijn vast. De Duitsers deden en doen het anders, bijv. Musikus: Musiker. Dit meervoud, dit meervoudstype is zelfs enkelvoud geworden, en tegelijk meervoudsvorm geblevenGa naar voetnoot1). Maar ik had het over het Nederlands, althans over Nederland. In het opschrift: ‘Nieuwe rector magnifici te Utrecht en Groningen’ (Vk. 11 IX '48), bleef het latijnse mes in gebreke van twee kanten te snijden. Toch is het meervoudstype -or-es niet gans onbekend: dit ‘waren in dat opzicht zeer puntige stenen des aanstoots voor de censores’ (N.E. 31 VII '48). In de sportwereld vormen seniores en juniores een gangbare tegenstelling. Toen dan ook Cas Kleefstra o.m. ‘een aantal andere Belgische juniors versloeg’ (Vk. 10 X '46), had naar mijn gevoel daarbij het drukfoutenduiveltje zijn aandeel. ‘Miss Caroline Haslett is voorzitster van de te Londen gevestigde vereeniging van vrouwen, die werkzaam zijn in het luchtvaartbedrijf en den scheepsbouw, als uitvindsters, als laboratorium-technici etc.’ (Msb. 30 I '38). Technicae ligt blijkbaar minder in het nederlandse oor; zeker hield technici geen gelijke tred met uitvindsters. Toch is de vervrouwelijking op -a niet helemaal uitgesloten: ‘Tegelijkertijd is zij jarenlang als toneelcritica aan ‘De Groene’ verbonden geweest’ (Vk. 25 III '48). ‘Een der aanwezige examinanda.... verbeterde zulks’ (L. 27 II '48), zonder het tot examinandae te brengen. Het meervoud hystericae zag ik nog weer pas buiten de krant, en geldt dus niet. De latijnse pluralizering op -i is niet tot -icus beperkt, vooral niet in boeken van geleerder allure, of in geschriften van klassieken huize: alumni, anonymi, cycli, examinandi, papyri, stimuli e.a. Ik moet me evenwel aan bladen houden: ‘de naam, waarbij alleen zijn intimi hem noemden’ (N.E. 8 XI '47); ‘Herstelbank en Nederlandse Bank waken als geduchte cerberi tegen deze vorm van inflatie’ (L. 23 I '48). Cerberus is trouwens ook geen persoonsnaam, wat dubbel en dwars opgaat bij ‘de catalogi der boekhandelaars’ (L. 24 XII '48), ‘de oude kerkelijke modi’ (L. 2 VII '48), ‘diepe luchten, witte cumuli, blauwe wateren en blanke zeilen’ (Vk. 5 VIII '47). Toch zal cumuli niet elke lezer van die krant in de mond bestorven liggen; en catalogi velen met de onlatijnse kontaminatieklemtoon catalógi (catálogus + katalóog) van de lippen komen. Het mv. katálogussen is een ritmisch monstrum. Om niemand teleur te stellen besluit ik de serie met het almaar gedijende ‘hyperkorrekte’ oftewel pseudolatijnse: ‘De prospecti van Ketjen.... waren hiervan enkele weken geleden reeds voorbeelden’ (N.E. 4 I '47). In alle geval klinkt het latijnser dan prospektussen. Andere latijnsigheden die prospecti de hand kunnen reiken komen slechts sporadisch voorGa naar voetnoot2): ‘en als we hier - ondanks de papierschaarste - een reeks van die lapsi signaleren, is dat niet.... om muggen te ziften’ (Vk. 17 VII '48). Voor kenners van Latijn is het geen geheim, dat het substantief lapsus (genit. lapsûs) ‘val’ niet identiek is met het deelwoord lapsus (genit. lapsi) | |
[pagina 127]
| |
‘gevallen’ - wat trouwens ook geldt van prospectus (-ûs) ‘uitzicht’ en prospectus (-i) ‘uitgezien’. De meervoudsuitgang -i kan ook Italiaans zijn. Wel overtreffen de latijnse gevallen de italiaanse verre in aantal. Maar er zijn ook nog andere verschillen, waar we op moeten wijzen. Zo zijn enkele van die Italianen in de meervoudsvorm ontleend, met name confetti, macaroni, spaghetti, vermicelli (Buig. I 33 vv.). Vanwege hun kollektieve betekenis, zijn ze zelfs gesingularizeerd, wat trouwens niet altijd met volle zekerheid blijkt. Waarom zou dat wèl moeten? Ik mag het eerste citaat niet verkort weergeven: ‘De volgende artikelen zullen vrij zijn: artikelen, die meel en bloem bevatten, vermicelli, macaroni, spaghetti, noedels, vermicellisoep en mie, beschuit, biscuits, wafels, speculaas, koekjes, ontbijtkoek, taaitaai, korstjes, stroopwafels en gebak’ (Vk. 8 IX '48). Enkelvoud en meervoud in bonte afwisseling. ‘Vuurwerk, lichtfonteinen, serpentines, confetti en nog andere feestelijke attributen zullen de arena vullen’ (Vk. 4 IX '48). Ik volsta telkens met één voorbeeld. Het enkelvoud is absoluut uitgesloten bij: ‘de verwijzingen naar Plato, Marx, Benesj, Masaryk, Churchill, Proudhon, e tutti quanti’ (L. 19 IX '47); ‘Met het koper schiet hij in de tutti-gedeelten zo nu en dan uit zijn slof, maar mildert de hardheid, door er bij de strijkers nog een extra schepje op te doen’ (Vk. 23 V '47). Dit laatste voorbeeld bracht ons in de muzikale groeptaal. Bij de latijnse meervouden op -i was geen sprake van enige groeptaal, tenzij men het zo zou verstaan, dat latijnse vermeervoudiging bij ‘classici’ geen innerlijke weerstand hoeft te overwinnen, en zich spontaan opdringt. Zonder twijfel heeft men bij de italiaanse woorden rekening te houden met het groeptalige. Terwijl de leek solo gewoon tot solo's pluralizeert - zeker bij het kaarten! - is het muzikaal van ‘soli’ te spreken: ‘De instrumentale soli werden door leden van het Concertgebouworkest lofwaardig verzorgd’ (Vk. 1 IV '47)Ga naar voetnoot1). In dit citaat blijft ‘instrumentale soli’ korter bij huis dan de germanistische samenstelling: ‘instrumentaal-soli en liederen’ (Msb. 25 VII '39). Dat zo'n verbindingen van adjektief met substantief van gans ander gehalte zijn dan bijv. harpsoli, klarinetsoli, sopraansoli, zangsoli, behoeft geen nadere uitleg. Naast het veelvuldig gebruikte soli komt men ook tempi geregeld tegen: ‘Op de piano diene men de tempi wat rustiger te nemen’ (N.E. 26 VII '47). Opmerking verdient, al wil ik het daarom nog niet opmerkelijk noemen, dat ‘tempi’ ook in spel en sport gewild is. Zo bij een damtournooi: ‘De beide Fransen Post en Pérot hadden zich voorgenomen de hete strijd om de Franse hegemonie met al hun vezels uit te vechten; als buldoggen vochten zij om de tempi’ (Vk. 26 XI '48). Uit de wielersport: ‘Toen Hijzelendoorn op 220 meter binnendoor demarreerde, was de koploper wel twee tempi te laat met zijn reactie’ (Vk. 5 VII '48); ‘In de kwartfinale kwamen de vloeiende tempi voor de dag.... het tempogevoel en de vloeiende tussenrush waren bij beide favorieten indrukwekkend’ (Vk. 14 VII '47). In de hippische sport was er een ritmeester ‘die galopperend tussen de hindernissen alle tempi klopte; die op de hindernissen zèlf alle risico's nam’ (Vk. 21 VI '48). Ook risico is Italiaans. Daar bladen geregeld aandacht besteden aan muziek en radio, raken | |
[pagina 128]
| |
de lezers wel gewend aan italiaanse -i's: ‘celli en contrabassen’ (N.E. 29 VI '46); ‘Het speelt ook oude muziek, concerti grossi van 18de-eeuwse Italianen en zo’ (Vk. 30 X '48); ‘de bijna onhoorbare pianissimi en de enorme ruimten vullende fortissimi, crescendi en decrescendi, waarvan de faam nu nog voortduurt’ (L. 19 XII '47); ‘Zijn pianissimo is uiterst gevoelig genuanceerd en de forti, welke hij uit het klavier klauwt, zijn vaak van 'n ongelofelijk stralende kracht’ (Vk. 11 IX '48); ‘De intermezzi werden verzorgd door Dora van Doorn-Lindeman’ (Vk. 7 VI '47); ‘De parlandi brachten een goede afwisseling’ (Vk. 12 III '48); ‘De directie van Otto Glastra van Loon kon belangrijk winnen aan souplesse in het volgen van de rubati der solisten’ (L. 8 X '48); ‘Overal worden pomposo's en soave's aangebracht. De verbindingsbogen worden uitgerekt of verkort, men voegt staccati en sforzandi toe of laat ze weg’ (L. 6 VIII '48). Ik besluit met de film: ‘wat is het monteren van een film anders dan het voeren van beeldregie, die beslist over de tempi en staccati van een rythmisch vertellen?’ (N.E. 22 XI '47). Behalve het reeds opgemerkte, is er nòg een groot verschil tussen de italiaanse woorden en het latijnse type musicus. De echt-nederlandse pluralizering op -s: solo's, tempo's kan nooit tot ritmische akrobatiek leiden; er komt geen silbe bij, zoals dat wel het geval is bij -en: históricussen, katálogussen. Dat men toch geregeld katechismussen tegenkomt, ook wel eens Christussen, Bellarminussen, geniussen - om van kursussen, prospektussen, ritussenGa naar voetnoot1) te zwijgen - mag o.m. niet los van het woordritme worden gezien. Ik kom terug op het Italiaans.... uit bladen, die het ook van elders kunnen overgenomen hebben: ‘Boven de gewone porti en rechten zal een luchtrecht van 40 cent per 5 gram worden geheven’ (Vk. 13 IX '46). Dit ambtelijk porti kan niet op tegen de geblokkeerde, gedeblokkeerde en andere saldi uit de geldwereld, met de talrijke samenstellingen: banksaldi, creditsaldi, crediteurensaldi, debetsaldi, ‘dollarsaldi en dollaractiva’ (N.E. 3 I '48), schuldensaldi, spaarsaldi, sterling-saldi. Ook Italiaans leent zich voor gewichtigdoenerij: ‘Dr. Beel voerde op 14 November een der salti mortali uit’ (N.E. 30 XI '46); ze ‘losten eenige salvi om het [vliegtuig] tot dalen te dwingen’ (U.C. 22 XI '40). - ‘Algemeen’ gebruikelijk is: ‘Twee carabinieri voorkwamen nog net het lynchen’ (Vk. 6 X '47); ‘al dat purper van de monsignori’ (Vk. 7 X '47). Zeldzamer blijft met enkele of dubbele z: ‘zijn relaties met koningen en lazaroni (bedelaars)’ (L. 31 X '47), ‘de lazzaroni, die languit neerliggen bij de marmeren bronnen’ (N.E. 24 XII '47). De enkelvouden van de laatste woorden eindigen op -e; ook salto mortale (mv. salto mortale's). Met -o is weer: ‘de trouwe compagni, die in groten getale het theater vulden’ (Vk. 1 II '49). Slavische meervouden op -i blijven in bladen zeldzame buitenissigheden: ‘maar wat hebben de bolsjewiki met onze mensen gedaan’ (L. 15 X '48). Elders (N.E. 26 VI '48) las ik naast: ‘De moezjiks.... moesten enorme belastingen opbrengen’ (russ. mužik ‘boer’: mv. mužiki), zesmaal narodniki (mv. van narodnik ‘voorvechter van de nationaliteit’): ‘Deze | |
[pagina 129]
| |
narodniki waren voor het merendeel onbaatzuchtige idealisten’; maar ik weet niet wie daar schuldig is aan: ‘de poëzie van de zanger-narodniki Nekrasow zal altijd haar waarde behouden’. Dubbele meervouden als Ustashi's ‘kroatische verzetslieden’ maken ons voorzichtig, al zijn we hiermee in Joegoslavië verzeild (Buigingsv. I 44, 237, 309). In vertaalde russische romans zijn zulke meervouden in het kwadraat geen zeldzaamheden. Het zijn stiekeme tegenhangers van ital. condottieri's (Buig. I 305), en lat. gymnasia's. En hiernee zijn we weer terug bij het Latijn. Naast de latijnse meervouden op -i laten die op -a zich ook gelden in blad en boek. Maar we moeten al direkt op een verschil wijzen. Juist als enkele italiaanse woorden (type vermicelli) in de meervoudsvorm ontleend zijn, en bij ons nooit in de enkelvoudsvorm voorkomen (vermicello ‘wormpje’)Ga naar voetnoot1), zijn er heel wat latijnse meervouden op -a, -ia, zó kant en klaar overgenomen (Buig. I 79 vv.). Ze kunnen ook analogisch naar zulke latijnsen zijn gevormd: Lieftinckiana (Vk. 24 I '46); ‘de bibliothecaris der Rosenthaliana te Amsterdam’ (N.E. 2 VIII '47); ‘bladzijden vol Praetvaeria’ (N.E. 6 XII '47); ‘religieus-getinte prullaria’ (L. 27 VIII '48). Volgens het N.W. XII 4632 wordt prullaria ‘in de tegenw. spreektaal gewoonlijk niet met een mv. vorm van het ww. verbonden’, maar zelf heb ik dat nooit opgemerkt; ook heb ik daar geen enkel voorb. van genoteerd. ‘Desalniettemin dringen zich nog parlementaria genoeg op.... parlementaria, die tegelijk actualia zijn’ (Vk. 8 I '49). ‘Pluralia tantum’ uit de Nieuwe Eeuw: ‘de stoffige archivalia van het genootschap’ (8 II '47); ‘alle aangepaste devotionalia’ (6 IX '47); ‘niet alleen de essentialia, het wezenlijke, doch ook de integralia, dat wat uit het wezen volgt of eigenlijk tot het wezen behoort, zijn vereist om te kunnen spreken van een volmaakt mens’ (3 IV '48); - ‘essentialia’ is vrij gewoon, juist als: ‘in het gebied der imponderabilia’ (U.C. 22 XII '43) - ‘Steeds blijven er.... nog die irrationalia over, waardoor de poëzie eerst in eigenlijke zin aanspreekt’ (bis, N.E. 3 IV '48); ‘Ten dele bestaan die realia uit belangen in Duitse machinefabrieken’ (bis, 8 II '47); ‘Het schone wordt zelfs gerekend tot de transcendentalia, tot die eigenschappen welke toekomen aan alles, wat het zijn heeft’ (14 II '48). Over het algemeen blijven we met dergelijke ontleningen of namaaksels in de sfeer van geleerdheid. Dit geldt niet van ‘het feit, dat er op de officiële gedeelten van het feest weinig spiritualia verkrijgbaar waren’ (Vivos Voco 28 II '47); bij studenten is niet alles geleerdheid. Uit De Linie vernam ik, dat het betalen van ‘oorlogsschuld.... nog wel meer dan hun puriteinse prohibitie van alcoholica de Amerikaansche harten verteederde’ (23 VII '48). Misschien mag ik hier nog bijvoegen: ‘want alle personalia staan geregistreerd’ (Vk. 22 II '47), dat ik herhaaldelijk uit De Volkskrant knipte. Allergewoonst is: ‘de regering kan hieruit de conclusie trekken, dat zij behoort heen te gaan, etcetera’ (N.E. 16 XI '46); daarentegen is vrij geleerd: ‘enkele zeldzame planten, die als ijstijdrelicta worden beschouwd’ (Vk. 14 X '48). - Met dat al betwijfel ik achteraf, of het laatste voorbeeld niet bij de ‘nederlandse’ pluralizeringen behoort, waarmee de kranten hun latijns woordje weten te doen. Een aantal ervan is zo gewoon, dat ik met de simpele vermelding moge volstaan: ‘activa en passiva van 44 banken’ is vooral meervoud (nazi- | |
[pagina 130]
| |
-activa), Athenea, centra (bevolkingscentra, kraamcentra, muziekcentra, toeristencentra), conservatoria, criteria, curiosa, data (show- -data), decennia, desiderata (lapsus: ‘Bij dit alles vielen andere deciderata in het niet’, Vk. 30 IV '47), gymnasia, honoraria (ziekenfondshonoraria), jubilea (dirigentenjubilea, kloosterjubilea), laboratoria (research-laboratoria), memoranda, maxima, minima, musea (oorlogsmusea), podia (concertpodia), quanta - ook in nederl. spelling: ‘belangrijke kwanta’ (Vk. 6 II '47), ‘grote kwanta’ (24 IV '48): ‘in heel geringe kwantums’ (N.E. 21 XII '46) - sanatoria, stadia (levensstadia), territoria, varia (‘Varia indonesiaca’ luidde een titel, N.E. 1 II '47)Ga naar voetnoot1). Dit laatste komt bijna uitsluitend in de meervoudsvorm voor. Zulke gevallen reken ik tot de alledaagse uitrusting van dagblad en weekblad. Andere vermeervoudigingen komen in dat milieu minder veel, of nauwelijks sporadisch voor. Overigens zijn ‘wetenschappelijke’ artikelen er niet taboe. Men moet ‘toegeven dat hier inderdaad een der characteristica van de Westerse beschaving gelegen is’ (N.E. 17 IV '48); ‘de crematoria van Majdanek of Auschwitz’ (L. 19 IX '47); dat ‘niet te praten valt over zekere deliberata, die zij uit Curaçao heeft meegekregen’ (L. 13 II '48); ‘zoals de Europese imperia in het Oosten’ (N.E. 15 1 '49); ‘Helpt twee millennia schoonheid verder bloeien’ (cit., N.E. 8 II '47); ‘Oratoria, declamatoria, orkestwerken.... zijn in rijken getale uit zijn welversneden, gevoelige en uiterst vakkundige pen gevloeid’ (Vk. 23 XII '48): een pen met epitheta; ‘bij een der jongste referenda’ (Vk. 11 VI '47): ‘de vurige signalen van politieke verkiezingen, stemmingen en referendums aan 't firmament der publiciteit’ (L. 16 VII '48); ‘En de rosaria? Maar praat ons niet van een rosarium’ (Vk. 20 VII '48); ‘In alle kerken werden tridua gehouden’ (L. 16 I '48); ‘pelgrimerend langs alle zijn, waarin wij knielend de vestigia van de levende God hebben vereend’ (N.E. 23 VIII '47). Van de gespatieerde voorbeelden op -a geeft Koenen-Endepols (19de druk) ook het meervoud op -s (centrums enz.) - wat een bevestiging is van de opmerking die De Vooys maakte ten aanzien van de latijnse ontleningen, die ‘meer of minder ingeburgerd’ zijn: in dat geval ‘komen de vreemde en de Nederlandse meervouden naast elkaar voor’ (Nederl. Spraakkunst 45). Wij zagen boven reeds, dat er ook faktoren zijn - o.a. het ritme - die de vernederlandsing niettemin in de wielen rijden. Bovendien blijkt bij de meervouden op -a, dat gesubstantiveerde adjektieven: activa, passiva, curiosa, desiderata enz. veel minder voor de nederl. -s in aanmerking komen. Toch krijgt een ‘volkswoord’ als referendum, evenals datum, memorandum, ook de nederl. meervoudsuitgang. Van die woorden is het enkelvoud ons trouwens meer vertrouwd, dan de enkelvouden van activa enz. Een formulering die alle gevallen onder hetzelfde hoedje vangt, is moeilijk te geven: het is een kruisen van verschillende gegevens. We moeten nog een ander neutrum-type noemen met uitheemse pluralizering. Al is -mata grieks van herkomst, ik aarzel toch niet om dogma: dogmata aan invloed van het Latijn toe te schrijven. Mogelijk moet ik het anders formuleren. Omdat men in Rome de genitief van dogma in ‘aansluiting’ bij het griekse dogmatos tot dogmatis latinizeerde, was de fleksie- | |
[pagina 131]
| |
konsekwentie hiervan het meervoud dogmata. Overigens blijft het een akademische kwestie, of wij bij die pluralizering meer van de latijnse kat dan van de griekse kater gebeten worden. ‘Waarom hij in 't eerste schema zo geleerderig met maieuthiek [lees: maieutiek “verloskunde”. G.R.], paradigmata en mimèmata schermt is mij niet duidelijk’, schreef een kritikus (Het Kath. Sch. 14 XII '39). - ‘Toch zijn er ook sociologen, die niet uitgaan van dogmata’ (bis, N.E. 5 VI '48); ‘de socialistische tegenwerking.... met de fantasmata van nationalisatie en socialisatie’ (N.E. 20 XI '48); ‘de stigmata van Gods gehechtheid aan het kruis’ (N.E. 22 XI '47); ‘omdat men rustig kan vaststellen dat er geen nieuwe themata bestaan’ (N.E. 4 XII '48); ‘Allerlei opgelopen traumata.... komen duidelijker aan de dag’ (N.E. 2 VIII '47). Alles, zoal niet geleerdig, dan toch geleerd, gelijk er in een weekblad kunnen zijn. Daarentegen is het type ‘basis: bases’ kind aan huis in dagbladen, al blijft het beperkt tot enkele woorden: bases (hulpbases, luchtbases, marinebases, oorlogsbases, vliegbases, vliegtuigbases, vlootbases; ‘Chili sticht ‘walvisbases’ in zijn Zuidpoolterritoir’, Vk. 3 III '48); crises (conjunctuurcrises, kabinetscrises, ministercrises, zenuwcrises; ‘De gelijkenis tusschen de oorlogscrises en de herstelcrises is ongetwijfeld treffend’, Msb. 2 IV '47); ‘De meeste Indische gerepatrieerden bijvoorbeeld zullen grote doses vitaminen goed kunnen gebruiken’ (Vk. 10 X '46). Er is geen ritmisch bezwaar tegen basissen, crisissen, dosissen. Maar al geeft Koenen-Endepols deze vormen op, ze vinden niettemin blijkbaar weinig aftrek. Geleerdheid kan ook klichee worden, ‘zelfs’ bij journalisten. Andere latijnse fleksiegevallen blijven min of meer eenlingen in hun soort; ‘de spieren en lichamen onzer dansers zullen op den duur zeker niet behoeven onder te doen voor die hunner collegae uit de grote danscentra der wereld’ (Vk. 4 VII '47), ‘Ze hadden slechte berichten van hun studie-collegae in Praag gekregen’ (N.E. 29 I '49); ‘als de dramatis personae reeds van het toneel verdwenen zijn’ (N.E. 27 III '48); ‘de aloude aristocratie, waarbij zich de homines novi hadden aangesloten’ (N.E. 5 IV '47). Deze laatste twee voorbeelden blijven extra-geleerd, wat ook geldt van: ‘Dit waren de corpora delicti’ uit De Volkskrant (17 V '47). Meer in de circulatie is: ‘het gaat om een poging, de loon- en prijs-indices dichter bij elkaar te brengen. Deze indices vertonen een neiging, om zich rondom het cijfer 320 te groeperen’ (Vk. 17 II '47). - ‘Verordening leges’ (U.C. 2 VII '43) is bij ons een plurale tantum, ook in de samenstelling legesgelden. ‘Specimen’ doet wel eens raar vanwege de nederlands-lijkende uitgang -en, maar anders dan ‘prospectus’ deed vanwege het vertrouwd-doende latijnse -us: ‘humoristische tekenaars in Amerika, die elk met een paar van de beste specimen van hun werk vertegenwoordigd zijn’ (Christofoor 17 VIII '46); ‘Er liggen pasfoto's, twintig, dertig verschillende, kennelijke specimen van het afgeleverde.... werk’ (N.E. 26 VI '48). Al zijn die schijnmeervouden toch geen ‘rarae aves’, meestal komt het latijnse meervoud goed van de pers: ‘een drietal specimina van Rölings’ (N.E. 27 III '48); daarom denk ik maar aan een drukfout bij: ‘en verder vindt men in menige vitrine specimena van het beroemde Marokkaanse leer’ (N.E. 10 VII '48). ‘Specimens’ lijkt me minder aftrek te hebben. Daar ik mijn voorbeelden voor het grote merendeel slechts uit een | |
[pagina 132]
| |
paar bladen nam van een paar jaar, zal de lezer allicht aanvullingen kunnen geven uit andere bladen. Toch ben ik er gerust op, dat die het algemene beeld van de uitheemse vermeervoudiging niet zullen wijzigen. Als ik ook uit boeken geciteerd had, zou de oogst groter zijn geweest. Ik wilde hier echter alleen doen uitkomen, hoe ook in de lektuur van alle dag de ‘gewone’ man moet ervaren, dat het Latijn zich nog geregeld aanbiedt bij de pluralizering van.... Latijn, meer dan het Italiaans dat doet bij italiaanse ontleningen. Feitelijk had ik ook de woorden moeten vermelden, die na hun overneming zich naar het nederlandse systeem van pluralizeren richten. Maar ik voel nog altijd niet veel voor (waardeloze) percentsberekeningen. Ik kom nu tot het slot van mijn Polyglottisch meervoud. En een slot dient te pakken. Welnu, de franse meervouds-letter -x vertoont een gans ander karakter dan al het voorafgaande. Veel meer dan een loze letter in dit meervoudsteken niet, in het Frans; een letter met een buitenissige doopceel. Die moeten we even lichten. Die -x berust op een grafisch misverstand. In de Middeleeuwen werd de verbinding us afgekort met een teken, dat zeer veel weg had van een x. En zo schreef men bijv. chevax, diex voor chevaus, dieus. Omdat men evenwel de u bleef horen, werd die letter ‘hersteld’ met behoud van de -x: chevaux, dieux. Daarna ging men de x als het vereiste meervoudsteken beschouwen achter de u. Het meervoud van cheval werd in de 15de en 16de eeuw zelfs als chevaulx opgedist, zodat de gevokalizeerde l driemaal werd aangegeven: u, l, x (= us). Die drieheid was te kostbaar om ze zo maar prijs te geven. Toch heeft de l niet blijvend standgehouden. Wel de x, in de meervouden op -aux, -eaux, -eux, -oux - met wat uitzonderingen als: landaus, bleus, pneus, sous, fous; franse zoölogen schrijven zelfs al hibous. Dat ze hiermee geen uilen naar Athene dragen, bewijst de verzuchtende uitspraak van Ferdinand BrunotGa naar voetnoot1): ‘Un acte de courage nous débarasserait d'une complication absurde et inutile’. Spelling en heldendom! niet eens verbaasd zich in elkaars gezelschap te bevinden. Het spreekt wel vanzelf, dat het overnemen van die -x bij ‘nederlandse’ vermeervoudiging op geen enkele manier redelijk kan gemotiveerd worden. Bij de latijnse en italiaanse meervouden geeft de spelling van die meervouden althans aan, hoe de Nederlander die uitheemsigheden wil verklanken. Maar bij het type bureaux moet de franse loze letter -x dienen om de nederlandse klank -s aan te geven! Zelfs De Vries en Te Winkel hebben zich niet voor dat narrekarretje gespannen, en eisten bureau's - al zou ‘bureaus’ het even goed kunnen doen (vgl. N.T. XLI 206). Als evenwel iets ‘door de Amsterdamse gemeenteraad niet au sérieus is genomen’ (N.E. 12 VI '48), moet dat Frans - het is mij serieus gemeend - frans blijven: au sérieux. Hier is de -x geen meervoudsexponent, maar vertegenwoordigt -eux (vr. -euse!) een ouder -eus (lat. -osus). Bij het overnemen van woorden als deux-pièces, lits jumeaux in de meervoudsvorm, blijft de franse spelling gehandhaafd. Er is dus een tekort bij ‘het degelijke nog voor-oorlogse ameublement van lits-jumeau, twee nachtkastjes, toilettafel en grote kast’ (L. 9 I '48) - maar toch een ander tekort dan in: ‘Twee bedstellen 1 pers. Litjemaux’, zoals met keurige hand geschreven | |
[pagina 133]
| |
stond op een speciale vergunning, die was uitgereikt door de distributiedienst in Eindhoven (N.E. 20 XI '48). De Volkskrant heeft d'r hart aan de -x verpand: ‘de bureaux der C.G.T.’ (27 V '47), ‘de positie van de arbeidsbureaux’ (19 VI '47), ‘minstens negen en zestig detectivebureaux’ (28 I '49), ‘de leiding van de Wederopbouwbureaux’ (15 VII '47). Toch zijn de bureau's er niet taboe, ook niet in samenstellingen: het ‘vraagstuk van de voorlichtingsbureau's in Amerika’ (2 II '49). - In De Linie verbindt een Mr. in de rechten de ‘Gewestelijke Arbeidsbureau's’ met ‘geen ‘eigen’ bureaux willen hebben’ (23 I '48); en verder: ‘op personeel-afdelingen en beroepskeuzebureaux’ (5 III '48), ‘de dienst der consultatiebureaux’ (bis, 16 VII '48), ‘alle andere Politbureaux’ (19 XII '47). - ‘want deze zitten juist op de Rijksbureaux’ (N.E. 15 II '47). Ik geef nog zonder kommentaar: ‘een gouden hoofdband met bandeaux’ (Vk. 4 IX '48); ‘een groot gedeelte van haar huwelijkscadeaux’ (Vk. 15 VII '48); ook ‘exposeert 't Geveltje een aantal prachtige emaux’ (zonder é, N.E. 3 IV '48); ‘een omvangrijk mozaïek van volkeren en culturele niveaux’ (Vk. 22 I '49)Ga naar voetnoot1); ‘Deze zomer was ik bij de steenkappers op de bergplateaux in de Ardennen’ (Vk. 13 X '48). Verder blijkt ‘dat uit alle milieux geschikte aspirant-officieren voorkomen’ (Vk. 3 VII '48). Maar heel gewoon zijn ook: ‘onze sociale milieus’ (L. 18 VI '48), ‘milieu's en personages met nauwgezetheid’ (N.E. 12 IV '47). Ik behoef niet te herhalen, dat men ook milieux evenals bureaux enz. op -s verklankt - bij het overgenomen ‘au sérieux, deux-pièces, een lits-jumeaux’ blijft de franse uitspraak (zonder -x). De verengelste meervouden van het type wherries, i.p.v. ‘ragfijne wherry's’ (Vk. 4 IX '48) naast het enkelvoud op -y, hebben uiteraard al evenmin een redelijke zin. Toch zitten velen stevig vast aan die nodeloze uitheemsigheid: ‘Alles skiet hier, tot de kleinste kinderen en de melkboer toe; zelfs de babies, want de kinderwagens glijden op een ijzeren onderstel’ (Vk. 7 II '49); ook bleek mij uit een ander blad (N.E. 28 VIII '48), dat men voor wat ‘pennies de geweldige hekken door kan gaan om het grootse park in te wandelen’, ‘Men moet de Guards gezien hebben, achteruit geweken zijn voor de bobbies te paard’ (ald.); ‘de vogelstudie van-het-vrije-veld [is] nog steeds een der aantrekkelijkste hobbies die er bestaan’ (Vk. 11 IX '48). De Linie verbond ‘hun hobbies en hun points d'honneur’ (5 XI '48), en liet Engelsen en Amerikanen ‘hun ‘supplies’ verzamelen in de Berlijnse bijenkorf’ (6 VIII '48). Wanneer dit engelse meervoud (-y: -ies) echter op het Pools overslaat, zal men moeten goedvinden dat ik daar geen waarderingsoordeel aan toevoeg: een boete ‘die vaak in de honderdduizenden zloties loopt’ (Vk. 26 XI '48), werd driemaal door een niet gepluralizeerd zloty gevolgd: ‘De band kreeg 1500 zloty per melodie’. Alhoewel De Linie ‘vierhonderd babys van koude’ liet omkomen (14 I '49), greep dat weekblad van ‘30.000 zloty maandelijks’ rustig naar ‘de met papieren zloti's volgestopte portefeuille’ (17 XII '48). Noem het voor mijn part louter grafische curiosa, maar verzuim dan de les niet die ook in zulke kurieuzigheden ligt opgesloten. | |
[pagina 134]
| |
Evenmin als ik boven ‘au bout de mon latin was’, ben ik hier aan het eind van al mijn Frans en Engels. Ik stip slechts aan, dat het franse type ‘haar dessous’ (N.E. 17 VII '48) - toevallig een plurale tantum - bij ons met de pluralizerende -s gesproken wordt; en dat met ‘het verlies van vijf batsmen’ (Vk. 29 VI '48), een engels type is gesignaleerd, waarbij enkelvoud en meervoud (-man: -men) eender gesproken worden. Zo is er telkens wat anders bij ons polyglottisch meervoud.
P. Gerlach Royen O.F.M. |
|