Roemer Visscher en Maerlant.
Roemer Visscher, door J. Koopmans in ‘De Nieuwe Taalgids’ IV, 16, gekarakteriseerd als ‘de onvermoeide Momus met de waarheids-spiegel’, onze Nederlandse Martialis, die in spitszinnige rijmen, soms niet zonder grofheid en gewaagde uitingen, zijn gevoelens en meningen over de hem omringende wereld met zelfvoldoening debiteerde en zijn erotisch gemoed luchtte, gaarde de stof voor zijn vaardigheidsproducten van alle kanten samen. Hij beroemde er zich op veel te hebben gelezen:
Ick heb gelesen die gulden Legenden,
Het Boeck van Marcus Aurelius, niet om verhoogen;
Van Amadis heb ick gelesen de heerlijcke logen.
Noch Ovidius de Poëet vol amoureuse sinnen,
Daer toe Kolijn van Rijssel, de Spieghel van minnen.
Metten kortsten, ick heb veel gelesen in mijn tijdt.
Ik zou hier even de aandacht er op willen vestigen, dat hij waarschijnlijk ook de ‘Naturen Bloeme’ van Maerlant binnen de kring van zijn lectuur betrokken heeft.
Roemer Visscher vertelt in zijn ‘Sinnepoppen’ over de ezel:
Een Esel is niet luy om te arbeyden, in wat werck datmen hem opleyt nae zijn vermoghen: maer is traegh van draf ofte gang; daer om willen de onwetende segghen dat hy luy is. Oock is hy niet lecker, want hy eet Distelen en Doornen, en groente dat ander beesten laten staen; en oock eet hy 't kruydt dat onder de Haghen ende onder de drop wast. Daer om behoort hem een goet Landtman nae des Esels aert te stellen, in raedsame suynicheydt in 't teeren en huyshouden, ende in neerstighe en ghestadighe arbeyt des Ackers ende Weyden: Op dat hy de segheninge des heeren ontfanghen mach, ghelijck den Esel gheschiedt is, daer Jesus Christus selfs op ghereden heeft: den Esel, alleen onder alle beesten waerdigh achtende om God te draghen, om zijn sachtsinnigheydt, vreedsaemheydt ende gheduldigheydt: ende heeft hem begaeft met langduerighe ghesontheyt; want een Esel (soo men seyt) en is nimmermeer ofte seer selden sieck.
Maerlant schrijft, dat de ezel is ‘traech sere an sinen gane’. Verder:
Op sine scoudren is gheset
Een teiken van der passien ons heren;
Want dat hi ons wilde leren
Oetmoedichede, reet hi sulc paert,
Daer hi voer ter passien waert.
De ezel laat zich stompen en slaan, en ‘wille men hem doen draghen meer dan hi geleesten can, hine stecter niet jeghen nochtan’. Wat zijn voedsel betreft:
Die esel heeft in spisen vercoren
Scarpe distelen ende doren.
Roemer Visscher vlecht om die simpele gegevens zijn eigen bespiegelingen, die de eigenlijke waarde van de ‘sinnepop’ uitmaken.
A.G.C. de Vries wees in zijn dissertatie over ‘De Nederlandsche Emblemata’ (1899) reeds erop, dat Roemer voor zijn ‘Sinnepoppen’ zijn onderwerpen koos uit de Hollandse vermaken, de Hollandse industrie. Wat niet Hollands was, keurde hij af. In de hier geciteerde ‘sinnepop’ is dan ook opmerkelijk de aansporing tot gepaste zuinigheid in uitgaven en huishouden en tot naarstige en gestadige arbeid, die de gezondheid niet schaadt, maar bevordert, zoals het lange leven van de ezel bewijst.
Dr H.H. Knippenberg.