De Nieuwe Taalgids. Jaargang 42
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
Notities van een lezer. III.
| |
[pagina 94]
| |
{(Hooft - Ar. 1170-1174; Ariadno spreekt zichzelf toe:) En als ghij in ellendt eindicht u droeve leven,
En salder niemant sijn die u de oogen luick,
Niemant die u begraef, ten sij dat in haer buick
Misschien een deerlijck graf de dieren u bereijden,
Die in dees bosschen dicht haer wilde leven leijden.
{(Ovidius - Her. X, 119-120) Ergo ego nec lacrimas matris moritura videbo,
Nec, mea qui digitis lumina condat, erit.
{(Ariosto - Orl. X, st. 28, reg. 5-8) Di disagio morrò; nè chi mi cuopra
Gli occhi sarà, nè chi sepolcro dia,
Se forse in ventre lor non me lo danno
I lupi, ohimè! ch'in queste selve stanno.
{(Hooft - Ar. 1215-1220; Ariadne spreekt haar liefdesbed toe) Gistr' avont ghij ontfingt ons beider moede leên,
Las! Waerom sijn wij niet int opstaen met ons tween?
Ach trouweloose borst, . . . . . . . . . . . .
. . . . Ayme, vervloeckte dach dat jck ter werelt quam!
{(Ovidius - Her. X, 56-58) Pressimus, exclamo, te duo; redde duos.
Venimus huc ambo; cur non discedimus ambo?
Perfide, pars nostri, lectule, maior ubi est?
{(Ariosto - Orl. X, st. 27, reg. 3-6) Iersera desti insieme a dui ricetto:
Perchè insieme al levar non siamo dui?
O perfido Bireno, o maladetto
Giorno ch'al mondo generata fui!
Van de beide andere, door Leendertz - Stoett aangegeven, parallel-plaatsen valt bij Ar. 1202 - Her. 63 niet na te gaan, of Hooft rechtstreeks dan wel via Ariosto (st. 30) aan Ovidius ontleent. Slechts de overeenkomst tussen Ar. 1153 en Her. 82 vindt bij Ariosto geen enkele steun, zodat wij daaruit moeten afleiden, dat ook de Heroides zelf Hooft bij het schrijven van de Ariadne voor ogen hebben gestaan. Maar omgekeerd vermeldt Ovidius niet de drie malen dat Ariadne op het punt staat zich in zee te werpen, zoals Ariosto's Olimpia: La qual tre volte, a se stessa crudele,
Per affogarsi si spiccò dal lido -
(st. 26, reg. 5-6),
terwijl Hooft in Ariadne's monoloog zorgvuldig deze drie momenten aangeeft (reg. 1158, 1164-1165, 1179). En ook de regels 1149-1150: De wint die voert u nae de stemme van mijn clagen,
Maar sneller issij in u seilen voor te jagen -
staan kennelijk onder invloed van Ariosto's Ma i venti che portavano le vele
Per l'alto mar di quel giovene infido,
Portavano anco i prieghi e le querele
Dell' infelice Olimpia, e 'l pianto e 'l grido.
(st. 26, reg. 1-4)
W.A.P. Smit. |
|