Vondel en de Bijbel.
Van jongsaf was Vondel zó vol van de Bijbel, dat zijn spontaanste woorden er zelfs mee geladen zijn.
‘Dies roemtmen hem voor wijs, die vinger op den mond leyd.
O kon ick oock die kunst: maer wat op 's harten grond leyd
Dat weltme na de keel: ick word te stijf geparst,
En 't werckt als nieuwe wijn, die tot de spon wtbarst’.
Deze bekende verzen geven blijkbaar een weerklank op de gewijde tekst:
‘Op dat gy niet en segget, Wy hebben de wijsheyt gevonden.... Want sy staen stille; sy en antwoorden niet meer.... Ick sal mijn deel oock antwoorden, ick sal mijn gevoelen oock vertoonen. Want ick ben der woorden vol: de geest mijnes buycks benauwt my. Siet, mijn buyck is als de wijn, die niet geopent en is: gelijck nieuwe ledersacken soude hy bersten’. (Job. XXXII 13 vv. Statenbijbel).
Mogelijk is de overeenkomst met ouder vertalingen nog groter.
G.B.