De Nieuwe Taalgids. Jaargang 42
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Handelingen van het twintigste Nederlands Philologen-congres (Leiden, April 1948).In deze Handelingen zijn volledig afgedrukt de openingsrede van de voorzitter B.A. van Groningen over Tweeërlei verleden en de slotrede van Dr J. du P. Scholtz over Die Afrikaanse Taalkunde: 'n wetenskap in wording. De voordrachten in de sekties zijn in uittreksel weergegeven. Wij beperken ons tot een opsomming van de Nederlandse: J.L. Pauwels sprak over Nederlandse opvattingen over het Nederlands in België, P.C. Paardekoper over De foneemwaarde van de svarabhakti-vocaalGa naar voetnoot1). G. Kazemier koos als onderwerp De alexandrijn in de 16e en 17e eeuw. J.J. Mak: Het proces in de hemel als strijdgedicht. Fr. Vanacker wees op Vervoegde voegwoorden, J. Sterck op Recente ontdekkingen betreffende het werk van Marnix van Sint-Aldegonde. Een drietal hoogleraren, nl. W.J.M.A. Asselbergs, G.A. van Es en W.A.P. Smit bespraken eenzelfde gedicht van Huygens en wisselden daarna van gedachten. Uit de sektie Volkskunde vermelden wij nog een viertal voordrachten: Het lied van Heer Halewijn en het sprookje van Blauwbaard door Marie Ramondt, De invloed van het milieu op het volksgeloof door Mej. J.C. Daan, Mondelinge overlevering en literaire overlevering in de sprookjes door Maurits de Meyer en De Nobis-kroeg in mythe en cultus door J.J. Mak. Ten dele vindt men de volledige teksten in het tijdschrift Volkskunde.
Commissie voor Naamkunde. In Amsterdam is opgericht een Commissie voor Naamkunde, die beoogt een centrum voor wetenschappelijk onderzoek van namen (zowel plaats- als persoonsnamen) te vormen en daarvoor allereerst zich ten doel stelt, materiaal te verzamelen, zowel uit nieuwere als oudere tijd. Zetel van de Commissie is het Trippenhuis, secretaris Dr P.J. Meertens. Met de dialecten- en de volkskunde-commissie behoort de nieuwe commissie tot de Centrale Commissie voor onderzoek van het Nederlands volkseigen, die in 1947 onder de auspiciën van de Akademie van Wetenschappen werd gevormd. | |
Een dialect-tijdschrift: Taal en Tongval.In Januari 1949 zal de eerste aflevering verschijnen van het tijdschrift Taal en Tongval, tijdschrift voor de studie van de Nederlandse volksen streektalen, onder redactie van E. Blancquaert, G.G. Kloeke, J. Leenen, P.J. Meertens, J.L. Pauwels, W. Pée en A. Weijnen. De redactie hoopt dat dit tijdschrift het gemeenschappelijk podium zal worden, waarop Nederland en Vlaanderen elkaar kunnen ontmoeten om de resultaten van het onderzoek, dat elk op eigen grond verrichtte, uit te wisselen. Taal en Tongval wil niet alleen een verzameling van wetenschappelijke en populair-wetenschappelijke bijdragen zijn, maar daarnaast ook een vraagbaak voor hen, die zich voor dialectstudie interesseren. Daartoe zal het in vaste rubrieken de aandacht vestigen op nieuwverschenen boeken, ook op tijdschriftartikelen, zowel uit binnen- als buitenland, die voor deze studie van belang zijn. | |
[pagina 58]
| |
Philosophica. Taalphilosophische Beschouwingen.Dit boek van Dr Louis van Haecht, uitgegeven door het ‘hooger instituut voor wijsbegeerte te LeuvenGa naar voetnoot1), zal voor de meeste taalkundigen zware kost zijn. Het is dan ook ‘allereerst gericht tot de wijsgeer’, met de bedoeling aan vakphilosophen een eerste, breedopgevatte uiteenzetting te geven van een mogelijke toepassing of van een bijvak van hun wetenschap’. Uit de brede litteratuuropgave aan het slot blijkt dat de auteur zich grondig voorbereid heeft voor deze zware taak. Systematisch is zijn werk verdeeld in drie delen: Wetenschapstheoretische beschouwingen, Analyse van het taalphenomeen en De metaphysiek van de taal, elk weer onderverdeeld in hoofdstukken. Het tweede deel, over affectieve taaluiting en effectieve taaluitdrukking, zal het meest de aandacht trekken van taalkundig geschoolden. Tot een deskundig oordeel zijn wij onbevoegd, maar uit reeds verschenen deskundige beoordeling blijkt dat Dr van Haecht werk van betekenis geleverd heeft. | |
Het werk en de mens Nico van Suchtelen.Als een welverdiende hulde gaf de Wereldbibliotheek-Vereniging bij de zeventigste verjaardag van de leider Nico van Suchtelen Een reeks beschouwingen uit, onder redactie van Victor E. van Vriesland, die ook een Inleiding en Biografische Aantekeningen schreef. Van zeer verschillende zijden wordt dan de persoonlijkheid en het werk van de jubilaris in het licht gesteld: P.H. Ritter Jr bespreekt Zijn stijl, zijn plaats, zijn betekenis. Mea Nijland - Verwey eert hem als dichter, Johan W. Schotman als romancier, Dr O. Noordenbos als filosoof. - H.Ch.G.J. van der Mandere waardeert De pacifist in Nico van Suchtelen. Maria Schmitz bespreekt Nico van Suchtelen als criticus en essayist, Dr. V.W.D. Schenk Nico van Suchtelen en de psycho-analyse, Dr. Luc. Indestege: als vertaler, Mr J.E. Prins - Wellekes Macdonald: als paedagoog. Drs W.J. van de Woestijne bespreekt De korte ontmoeting tussen Van Suchtelen en de economie, B. Ranucci - Beckman: ‘De tuin der dromen’, Manuel van Loggem: Het dramatische werk van Nico van Suchtelen. Van intieme aard zijn de laatste drie bijdragen, van Herman Hana, Annie Salomons en J.C. Winterink. Een nauwkeurige Bibliografie besluit dit uitstekend verzorgde boek. | |
Nieuwe nummers van de Klassieke Galerij.In deze steeds aangroeiende reeks, uitgegeven door de Nederlandse Boekhandel te Antwerpen en mede geëxploiteerd door de Wereldbibliotheek, zijn, behalve een herdruk van de Reinaert-uitgave door Prof. P. de Keyser, twee nieuwe deeltjes verschenen, namelijk een verkorte uitgave van Jacob van Maerlant's Roman van Torec met beknopte Inleiding en taalkundige voetnoten door Dr A.Th.W. Bellemans, en Jan Brugman's Verspreide Sermoenen, ingeleid en uitgegeven door Dr A. van Dijk O.F.M. Deze bijdrage tot de Brugman-studie, met grote zorg bewerkt, is een welkome gave, te meer, nu de schrijver ons mededeelt, dat een grote kollektie sermoenen door P. Grootens S.J. in bewerking is en nog een verzameling fragmenten door zr. G. Feuge uitgegeven zal worden, waardoor het werk van deze merkwaardige prediker volledig ter beschikking komt. In deze bundel vindt men, na de Inleiding (blz. VII-XV) zeventien Mnl. teksten | |
[pagina 59]
| |
(blz. 1-149) en daarna in een Aanhangsel nog een drietal niet-Mnl. (Duits en Latijn blz. 150-167). | |
Vijfstromenland.Onder dit opschrift verscheen een nummer van de Bongerd-boekjes, verzameld en ingeleid door Dr J.C. Brandt Corstius en Dr G. Stuiveling (Groningen - J.B. Wolters - 1948. (Prijs f 1,50), waarin een overzicht gegeven wordt van de vijf stromingen in de Nederlandse poëzie tussen de beide wereldoorlogen (1920-1940). Meestal gegroepeerd rondom een tijdschrift, worden de dichters die tot deze stromingen behoren, door een of meer gedichten vertegenwoordigd, terwijl vooraf elke groep in een paar bladzijden gekarakteriseerd wordt. | |
Inleiding tot de Taalkunde en tot de Geschiedenis van het Nederlands.Van dit bekende werk van Lecoutere-Grootaers, dat zowel in Nederland als in Zuid-Afrika waardering vond, is onlangs een zesde, verbeterde en vermeerderde druk verschenen (Leuven - De Vlaamse drukkerij - Groningen J.B. Wolters - 1948). Bij de vorige druk, in 1942, had de bewerker de bezwaren van de oorlogsomstandigheden ondervonden. Nu heeft hij gelegenheid gevonden om de stof en de litteratuur tot op deze tijd aan te vullen, waardoor de bruikbaarheid en betrouwbaarheid zeer verhoogd is. In een afzonderlijke bijlage zijn Platen en kaarten toegevoegd. De tekst is in de nieuwe spelling overgebracht. | |
Sprokkelingen op het gebied der Middelnederlandse poëzie.Sinds jaren is Prof. van Mierlo opmerkzaam geweest op lastige of verkeerd geïnterpreteerde plaatsen in Mnl. geschriften en heeft hij deze ‘sprokkelingen’ aan zijn medeleden van de Kon. Vlaamse Academie meegedeeld. Ze liggen nu gebundeld voor ons (Antwerpen - Standaard-Boekhandel - 1948. Prijs f 4.50). Deze aantekeningen bij de Carel ende Elegast, de Beatrijs, Floris en Blancefloer, de Abele spelen, de Borchgravinne van Vergi zijn een aanwinst voor de studie van het Middelnederlands. Daaraan zijn nog toegevoegd: een studie over Geschiedenis en Verdichting, Uit het leven van Sinte Kerstinen, een Meilied en De biecht van den Archipoeta (blz. 75-111). | |
Jaarboek 1946-47 van ‘De Fonteine’.Dit vierde Jaarboek, gewijd aan de studie van de rederijkersletterkunde, brengt verscheidenheid van bijdragen. C.G.N. de Vooys wijst op Een ruzie tussen Oudenaardse en Doornikse rederijkers. - A. van Elslander publiceert Een onbekend refrein van Jan van den Dale. - G. Jo Steenbergen vergelijkt Het spel der violieren op het Gentse ‘Landjuweel’, dat bedoeld blijkt te zijn als ‘reactie tegen de opkomende reformatie’, met de Elckerlyc, die ook uit religieus oogpunt, op veel hoger peil staat. - C. Kruyskamp beoordeelt Meyling's uitgave van De spelen van de roode lelie, waarop hij vrijwat aan te merken heeft. - Paul de Keyser levert een Bijdrage tot de blazoenkunde van de rederijkerskamers, waarin hij o.a. een blazoen met raadselachtig rebus vernuftig ontcijfert. Als onderdeel van de ‘beeldtalen’ van de Renaissance is zulke ‘rebus-taal’ niet zo onbelangrijk als men vroeger gemeend heeft. - Een uitvoerig gedokumenteerde studie van J.J. Mak geldt Jacobus Celosse, factor van de Vlaamse | |
[pagina 60]
| |
Kamer ‘In liefde groeiende’ te Leiden, bekend door zijn belangrijk aandeel in Den Nederduitschen Helicon. - C. de Baere schrijft over De Bedrijvigheid der Brusselse Compagnies, A. van Elslander over Jan Frans Willems, voorzitter van De Fonteine (1842-1846). Als nieuwe publicaties beoordeelt J.J. Mak de Twee onbekende tafelspelen van C.F.P. Stutterheim, P. van der Meulen's proefschrift over De Comedies van Coornhert en Het Volksboek van den X esels door A. van Elslander. - H. Liebaers beoordeelt de uitgave van de Werken van Jan van den Dale door G. Degroote. | |
Het teken in de taal.Dit onderwerp koos Prof. Dr J. Wils voor zijn inaugurele rede aan de Nijmeegse Universiteit, op 19 November. De rede is in druk verschenen bij de firma Dekker en Van de Vegt (Nijmegen - Utrecht). | |
Standaard-Afrikaans.De 18de Maart I.l. hield Prof. A.J. Coetzee een intreerede over dit onderwerp bij de aanvaarding van een leerstoel in Afrikaanse taal- en volkskunde aan de Universiteit van de Witwaterswand (Pers van die Universiteit van die Witwatersrand, 1948). Hij gat een heldere uiteenzetting van de faktoren die ontstaan, ontwikkeling en voortbestaan van Standaard-Afrikaans beheersen, trekt parallellen met de ontwikkeling in andere talen, en licht zijn betoog toe met goed gekozen voorbeelden.
C.d.V. |
|