In de jagerstaal is ten slotte het onzijdig geslacht der soort overgegaan op het individu en men kent er dus nu slechts ‘het’ haas. W. Hoeksma, De Familie Lepus, gezien door het oog van een jager, z.j. (1944) schreef dan ook: ‘Het woord haas is in de jagerstaal onzijdig. Men zegt dus niet de haas, maar het haas’.
Toch is het algemeen gebruik van dat geslacht voor het individu nog niet oud in jagerskringen; in het boven aangehaalde boek van Baron van Voorst tot Voorst wordt in hoofdstuk 17 Over den haas doorlopend het mannelijk geslacht gebruikt. Het boek draagt geen datum, doch werd naar schatting omstreeks 1870 uitgegeven. Toch gebruikt, zoals wij hierboven zagen, ook deze schrijver haas wel eens onzijdig als verzamelwoord.
Zoals men weet, bezigen Engelse schrijvers over jacht en natuurlijke historie zeer veel de soortnamen van allerlei gedierte als verzamelnamen. Een voorbeeld uit de laatste tijd moge dit nog eens verduidelijken. ‘The statutory date for the opening of the shooting season for wild duck and wild geese has been deferred from August 1 to August 12.’ The Times, July 31, 1948.
Er is één zeer groot verschil tussen Engels en Nederlands in het gebruik van de hier besproken woordgroep. De Engelse jager spreekt van ‘twenty snipe, ten duck’, maar wij moeten tellend zeggen: ‘twintig hazen, drie reeën’. Terwijl wij wel kunnen zeggen: ‘er zit daar veel snoek, veel konijn; er is weinig zalm aangevoerd’, kunnen wij niet zeggen: ‘hij ving vier forel, schoot drie antiloop’.
Toch kunnen wij woorden, die een maat of bedrag uitdrukken, in het enkelvoud laten staan en spreken van ‘tien el, twaalf stuiver’, zoals men in het Engels kan spreken van ‘two dozen (couple, score)’, doch niet van: ‘ten yard, twelve penny’.
Veel is door verschillende grammatici en taalgeleerden over deze eigenaardige ontwikkeling geschreven. Poutsma, A Grammar of late Modern English II, section Ia, blz. 250-6 geeft een overzicht van wat Sattler, Jespersen, Ekwall, Sweet, Wyld alzo over dit verschijnsel ten beste hebben gegeven, benevens een lange lijst van allerhande voorbeelden uit de hedendaagse taal. De verklaring van dit merkwaardig gebruik wordt meestal gezocht in de invloed der onverbogen pluralia neutra van het Angelsaksisch (Sweet - Wyld), d.w.z. dat men in navolging van deer, swine, sheep is gaan spreken van duck, salmon enz. Maar men ontkomt niet aan de indruk, dat er te weinig aandacht is besteed aan een chronologisch onderzoek en aan soortgelijke verschijnselen in andere talen.
Het merkwaardige van het geval is, dat men zonder duidelijke reden sommige woorden veeltijds, andere zelden in de onveranderde vorm aantreft en dat men, zoals in het bovenstaande voorbeeld, enkel- en meervoud naast elkander vindt: duck, geese. Voor mij staat vast, dat een stellige regel hier onbestaanbaar is: het geldt hier een kwestie van ervaring en gevoel. Wie die ervaring en dat gevoel mist, doet verstandig het meervoud te gebruiken, waar dit gebruikt kan worden.
Den Helder.
G.W. Wolthuis.