De Nieuwe Taalgids. Jaargang 41
(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Handelingen van het Zeventiende Vlaamse Filologencongres (Leuven, Sept. 1947). In een lijvige bundel verschenen deze Handelingen, waarin twee redevoeringen, in de algemene vergadering uitgesproken, volledig afgedrukt zijn, nl. de openingsrede van de voorzitter Prof. Mag. J. Coppens over Filologie en Humanisme en de slotrede van Prof. Dr G. Brom over Potgieter en Multatuli, een karakteristiek van beider stijl. Van de zeer talrijke voordrachten in de sekties zijn slechts uittreksels opgenomen, meestal zeer kort, vooral wanneer een volledige uitgave in vaktijdschriften of elders beloofd wordt, als die over De n-kwestie van Gerlach Royen (in de feestbundel van Prof. J. Gessler), Het probleem der perioden in de literatuurgeschiedenis van H.P.H. Teesing (in De Nieuwe Stem), De techniek van de novelle en het blijspel van L. van den Bergh (in Streven). Een uitzondering vormt de voordracht van W. Asselbergs over Het hekeldicht als letterkundig genre, die geheel opgenomen is (blz. 176-185). De voordracht van W.Gs. Hellinga over Het vormgevingsprincipe als grondslag voor stilistisch onderzoek zal later in boekvorm verschijnen. | |
Middelnederlandse Bloemlezing en Grammatica.Van A.C. Bouman's bekend studieboek, aanvankelijk bestemd voor Zuidafrikaanse studenten, verscheen bij W.J. Thieme te Zutfen een tweede druk (1948, Prijs f 5.75), die in opzet ongewijzigd bleef. Alleen aan het slot zijn twee liederen toegevoegd. | |
Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc.De voortreffelijke uitgave van dit spel, door Dr H.J.E. Endepols, waarvan reeds een vijfde herziene druk verscheen (Groningen - J.B. Wolters - 1948. Prijs f 2.25) behoeft geen aanbeveling meer. In de brede inleiding is met grote zorg de gehele litteratuur over dit onderwerp verwerkt. In deze druk is dus ook aandacht geschonken aan het boek van H. de Vocht, die z.i. er niet in geslaagd is de prioriteit van Everyman ‘onomstootbaar vast te stellen’. De weerlegging door J. van Mierlo kon de schr. nog niet vermelden. In tegenstelling met Van Mierlo acht hij het auteurschap van de Karthuizer Petrus Dorlandus ‘niet waarschijnlijk’ (blz. VIII). Tekstverzorging en annotatie munten uit door nauwkeurigheid. Aantrekkelijk is ook de illustratie. | |
Een abel spel ende een edel dinc vanden hertoghe van Bruyswijc Gloriant.In de reeks Van alle tijden bewerkte Jef Notermans, docent aan de Universiteit van Indonesië, een uitgave van dit abele spel (Groningen - J.B. Wolters - 1948. Prijs f 1.75, geb. f 2.10). In de uitvoerige inleiding (blz. 7-45) is veel aandacht geschonken aan de analyse van het spel, de mis- en-scène (met het oog op een opvoering) de karakters, de dramatische uitwerking en de poëtische vorm. De verklarende aantekeningen (43 blz.) zijn zeer breed uitgewerkt en bevatten veel dat voor Nederlandse lezers overbodig is, maar dat de schr. voor zijn Indonesische leerlingen nodig achtte. | |
Brabantse persoonsnamen in de dertiende en de veertiende eeuw.In de reeks Anthroponymica, uitgegeven door het Instituut voor naamkunde te Leuven (1947, verkrijgbaar bij Mart. Nijhoff, te 's-Gravenhage, 55 blz, Prijs f 4.80) verscheen bovenstaande bijdrage van J. Lindemans; | |
[pagina 281]
| |
met veel interessant en deskundig ontleed en gerangschikt materiaal. De drie hoofdstukken geven achtereenvolgens Westbrabantse persoonsnamen (1295), Persoonsnamen te Halle (1381) en Persoonsnamen te Leuven (1390), onderverdeeld in Voornamen en Familienamen, terwijl de laatste weer gegroepeerd worden: 1e afstamming of verwantschap aanduidend, 2e afgeleid van plaatsnamen, 3e beroep aanduidend, 4e ontleend aan een psychische of lichamelijke eigenaardigheid. | |
The idea of Holland in Dutch poetry.Dit is de titel van ‘an inaugural lecture, delivered at Bedford College for Women on 5 March 1947’ door de Londense hoogleraar in Nederlandse taal- en letterkunde Dr Th. Weevers, en onlangs in druk verschenen (Oxford - The scrivener press - 1948. Price 2 s.). Zijn betoog is geillustreerd met Nederlandse aanhalingen die in noten vertaald worden. | |
Proverbia Communia.Van deze bekende vijftiende-eeuwse verzameling van Nederlandse spreekwoorden is een voortreffelijke standaard-uitgave verschenen in de Indiana University Publications. Folklore series No. 4 (Bloomington - Indiana University - 1947), bewerkt door Richard Jente, professor in de Germaanse talen aan de Universiteit van Noord Carolina. In een bibliografische Introduction vergelijkt hij de twaalf incunabels (1480-1497), waarvan hij de afkomst en de onderlinge verhouding bespreekt. Parallel volgt dan een nauwkeurige afdruk van de oudste Delftse tekst en de Nederduits gekleurde Deventer tekst met varianten (blz. 40-109). Van groot belang is de Commentary, die het grootste deel van dit werk (blz. 110-304) beslaat: bij elk spreekwoord worden tal van andere bewijsplaatsen opgesomd. Een brede bibliografie en een nauwkeurig register besluiten dit werk, dat voor de spreekwoordenstudie een aanwinst van betekenis zal blijken. | |
Het volksboek van Ulenspieghel.Het oudste volksboek, in 1898 in facsimilé, in 1943 in luxe-editie (door D.Th. Enklaar) herdrukt, is nu ook in de Klassieke Galerij als No. 42 verschenenGa naar voetnoot1) ingeleid en van aantekeningen voorzien door L. Debaene en P. Heyns. In deze Inleiding (blz. VI-XXI) wordende opeenvolgende drukken van het Duitse en het Nederlandse volksboek besproken. In het derde hoofdstuk komt De historische Ulenspieghel ter sprake, terwijl in een slothoofdstuk Ulenspieghel's verder leven in de Nederlanden en elders nagegaan wordt. Een bibliographie van twee bladzijden bewijst de populariteit van deze stof. De tekst is nauwkeurig afgedrukt, slechts op enkele plaatsen verbeterd en van de nodigste toelichting in noten voorzien. | |
Maandblad Groningen.Van dit maandblad, dat reeds een dertigste jaargang beleeft, ontvangen wij ter kennismaking en ter aankondiging de afleveringen van December- Juni (Red. Sien Jensema, Utg. N.V. Erven B. van der Kamp, Groningen). Het bevat proza en gedichten, zowel in Gronings dialekt als in het Nederlands, historische en folkloristische bijdragen, op Groningen betrekking hebbende, en boekbesprekingen. Voor nadere kennismaking met de | |
[pagina 282]
| |
Groningse volkstaal is het dus interessant, ook voor niet-Groningers. De medewerker Chr. Stapelkamp bespreekt herhaaldelijk de Oorsprong en betekenis van enige Groningse woorden. In de Juni-aflevering vindt men ook een pleidooi voor Een Nedersaksisch professoraat te Groningen, waarop K. ter Laan onlangs bij de Regering aangedrongen heeft. | |
Taalpanoptikum.‘Al kan taalwetenschap niet gepopulariseerd worden, het is wel mogelijk iets daarvan buiten de kring van de eigenlijke vakmensen bekend te maken. Evengoed als wanbegrippen over taal kunnen aangekweekt worden, moet het mogelijk zijn, juiste begrippen ingang te doen vinden.’ Deze leuze heeft Prof. Gerlach Royen tot geestdriftig en geestig propagandist gemaakt. Nadat hij jarenlang in Ons Eigen Blad leerzame artikels gepubliceerd had, greep hij in 1936 de gelegenheid aan om in het weekblad Vrijdag ‘taaltoetjes’ te geven. Dit werk zette hij voort in Herstel en in Taal en Leven. Meer dan 200 artikels werden nu verzameld in een lijvige bundel met bovengenoemde titelGa naar voetnoot1). In bonte reeks worden allerlei aktuele taalkwesties met overvloed van toelichtend materiaal besproken. Daaronder zijn er van tijdelijke aard, maar ook vele die blijvende belangstelling wekken, o.a. over taalzuiverheid en taalzuivering, waarbij dilettanten met vernuftige spot onderhanden genomen worden. Aan het begin en aan het slot vindt men een herdruk van uitgebreidere stukken: zijn inaugurele rede over Simplisme en dilettantisme en een voordracht uit oorlogstijd: Geniepige insluipers, over taalverbastering. | |
De theorie der literaire genres.Over dit onderwerp schreef C.F.P. Stutterheim een bijdrage voor de Feestbundel, aangeboden door vrienden en leerlingen aan Prof. Dr H.J. Pos (Amsterdam - N.H. Uitgevers Maatschappij - 1948, blz. 128-141). | |
De waardering van het Fries.Dr K. Fokkema koos dit onderwerp voor zijn Openbare les als privaatdocent in het Fries aan de Rijks-Uuniversiteit te Leiden (uitgegeven door J.B. Wolters - Groningen 1948). Na een historische inleiding geeft hij een heldere uiteenzetting van de problemen, die door de studie van de dialektgeografie onder de aandacht gekomen zijn omtrent expansie en inkrimping van het Friese taalgebied. C.d.V. | |
Driemaandelijkse Bladen.Dit tijdschrift, voor heel Saksisch Nederland belangrijk, maar door de dood van de redakteur Dr J. Bergsma ontijdig afgebroken, is onlangs herleefd onder redaktie van Dr H.L. Bezoen en Dr J. Naarding. In zijn tweede jeugd wil het zijn karakter van een ‘vanouds populair-wetenschappelijk blad zoveel mogelijk handhaven: een wetenschappelijk verantwoord en niet zwaarwichtig tijdschrift, dat leesbaar is in een wijde kring ook voor buitenstaanders’. | |
[pagina 283]
| |
Van Zwervers en Vagebonden.Onder deze titel bundelde Gerard Knuvelder een zestal opstellen over Middeleeuws ‘uitschot’, (Helmond - Uitgeverij ‘Helmond’ - 1948. Prijs f 2.90), waarin hij voor dagbladlezers deze aardige stof behandelde, ‘zonder pretentie van oorspronkelijkheid’, aansluitende bij Dr Enklaar's bekende studiën over dit onderwerp. Het boekje is bovendien aantrekkelijk gemaakt door reprodukties van Middeleeuwse houtsneden.
Nomina Geographica Neerlandica. Het 11e deel van deze op ongeregelde tijden verschijnende periodiek kwam in 1938 uit. Thans is Deel XII verschenen (Leiden, 1948). De Redactie, nu ‘Commissie van Redactie’ geheten, is met vele leden uitgebreid, terwijl ook drie personen als ‘vaste medewerkers’ worden genoemd. Tot deze laatste groep behoort Dr. Schönfeld, die het deel opent met een kritisch overzicht, afgesloten in April 1946, over de studie van Nederlandse plaatsnamen in de laatste jaren. Een welkom vervolg op een dergelijk beredeneerd literatuuroverzicht dat de auteur in het vorige deel gaf. Schönfeld beperkt zich tot de noord nederlandse toponiemen, maar betrekt wel in zijn bespreking plaatsnamen buiten onze grenzen, die met meer of minder recht van nederlandse oorsprong worden geacht. Van dezelfde hand is een degelijke studie over het toponiem Nes en de samenstelling hernesse, heernesse, herdnesse en -nisse, door Schönfeld verklaard als ‘nes’ onder het beheer van herden, d.i. herders = ‘beheerders’ gesteld. Met dit hernis is Middelharnis samengesteld. Het Redactielid H.J. Moerman behandelt ‘plaatsnamen van de Oost-Veluwe’, waarbij hij vooral geput heeft uit het archief van het kasteel de Kannenburch te Vasen. Van wijlen J.W. Muller is er een artikel over ‘Stichtsche plaatsnamen’. Uitvoerig handelt hij over de naam Utrecht; verder bespreekt hij enkele oude namen van straten, buurten en wijken in de stad en ten slotte de meeste plaatsnamen in de provincie Utrecht. Eveneens is van Muller een studie over Urk, door de auteur onvoltooid gelaten en door Schönfeld uitgewerkt. B.H. Slicher van Bath, een van de ‘vaste medewerkers’, waarschuwt tegen ‘plaatsnaamkunde als historische bron’, vooral tegen het te grif trekken van conclusies aangaande de vestigingsgeschiedenis uit plaatsnamen, die om meer dan een reden misleidend kunnen zijn. Ten dele hierbij aansluitend is een ander opstel van Sl. van B., waarin hij de posthuum verschenen studiën van W. de Vries over Drentse plaatsnamen bespreekt en daarop verscheiden correcties aanbrengt. In het bijzonder wijst hij erop dat De Vries al te geredelijk friese eigenaardigheden in drentse toponiemen aannam, en op grond daarvan weer kolonisatie door Friezen in Drente. Mej. J.H. van Lessen draagt een artikel bij ‘over de geschiedenis van de aardrijkskundige naam Quelpart’ van het eiland dat nu Tsjedsjoe heet. Quelpaert was oorspronkelijk de naam van een bepaald schip, maar werd tot een soortnaam, die ook wel verkort als quel voorkomt. Over de etymologie van het woord oppert Mej. v.L. een voorzichtige gissing, die zij zelf niet zonder bezwaren acht. Met een register op Dl. XI en XII, samengesteld door Leyt H. van Vessem, wordt dit belangrijke deel besloten. C.B.v.H. | |
[pagina 284]
| |
Vondels wereldbeeld.Op 19 Mei 1939 promoveerde te Leiden de heer Jos. Vandervelden op een juridisch proefschrift over Staat en Recht bij Vondel, waarin hij de aandacht vestigde op de rechtsphilosophische achtergrond van Vondels gedachtenwereld. Thans heeft hij, onder de titel Vondels wereldbeeld, in eenvoudiger vorm de daarin vervatte denkbeelden uiteengezet, ‘als een verantwoording voor een ruimere lezerskring en als een breedlijnige opheldering, tevens als een elementaire inleiding tot de kennis van de rechtsbeginselen en rechtsbeschouwingen, welke bij de studie van Vondels leven en werken onontbeerlijk zijn’. (Het Spectrum, Utrecht - Brussel MCMXLVIII). Volgens schr. onderscheidt Vondels werk zich van dat zijner tijdgenoten door een geheel eigen stempel, terwijl dan ‘dit aparte Vondeliaanse juist het juridische is’; wie daarmee geen rekening houdt, kan nooit tot de essentie van Vondels drama's doordringen. Het boekje getuigt van grote belezenheid op juridisch en filosofisch gebied en van niet minder grote liefde voor Vondel; dat het rechtsaspect in diens werk door een deskundige naar voren wordt gebracht, kan niet anders dan worden toegejuicht. Intussen doet de apodictische toon dikwijls onaangenaam aan. In verscheiden opzichten zijn trouwens de beschouwingen van dr Vandervelden minder nieuw dan hij het doet voorkomen, in andere staan zij allerminst zonder meer vast. Dit komt echter niet uit, omdat schr. (ook in zijn Bibliographie op pag. 213) heel de bestaande Vondelliteratuur buiten beschouwing laat en zich beperkt tot zijn eigen betoog, zonder weerlegging of bestrijding van meningen welke van de zijne afwijken. Het boekje is bijzonder sierlijk uitgegeven. Des te meer valt het te betreuren, dat de citaten uit Vondel door talloze drukfouten vaak zodanig zijn verminkt dat zij elke zin verliezen (op pag. 100, reg. 1, moet na ‘misbruick’ worden ingevoegd ‘'t gebruick’; op pag. 124 staat in reg. 3 van het citaat ‘door’ voor ‘dan’, in reg. 5 ‘te’ voor ‘de’, in reg. 8 ‘met’ voor ‘niet’; op pag. 126, laatste regel, ‘dus’ voor ‘dees’ en ‘dien’ voor ‘den’; op pag. 172 laatste regel, ‘schendingen’ voor ‘schendigen’; op pag. 173, reg. 10, ‘geraet’ voor ‘quaet’; op pag. 186, reg. 1, ‘wil’ voor ‘wit’, reg. 2 ‘genaet’ voor ‘quaet’; enz. enz.). Onnauwkeurig is eveneens op pag. 51 de vermelding van Vondels kenspreuk als: Justus ex fide vivit. W.A.P.S. | |
Mededeling aan de abonné's.Met voldoening delen wij mee, dat ons voorstel om De Nieuwe Taalgids weer in de vooroorlogse omvang te doen verschijnen, bij de uitgever instemming gevonden heeft. De nieuwe Jaargang zal dus met twee vel vermeerderd worden: de eerste en de vierde aflevering zullen uit vier vel bestaan, de overige uit drie vel. Doordat de bladzijden dichter bedrukt zijn dan vroeger, zal de inhoud nog vermeerderd blijken. Red. |
|