De Nieuwe Taalgids. Jaargang 41
(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Engelse invloed op het Nederlands.
| |
[pagina 176]
| |
Er is op dit ogenblik een soort dead-lock-situatie ontstaan. - Een politiek van ‘appeasement’. - Er is een duck geweest (= inzinking, verwaarlozing). - Een algemene trend is niet vast te stellen. - Het gevaar van een niets ontziende ‘red-hunting’, een jacht op alles wat het praedikaat ‘rood’ verdient. - Op het Euraziatische continent is West-Europa niet meer dan een beach-head. - West-Europa ‘communistproof’ maken. - Tendenties, levende in ‘the rank and file’ van de partij. - Dierbaar en zalvend en niet to the point. - De kerk zal niets in de wereld zonder haar claim mogen laten. - Deze ‘inner circle’ van de kerk. - Een voorval dat in de Amerikaanse pers een tijd lang frontpage news werd. - Tussen speler en hoorder is een common understanding. - De vrouw als ‘homemaker’. - Een moment van self-display. - alle in running zijnde candidaten. - Het maken van trips per autocar. - Een copartnership-stelsel. - Een after-dinner-stemming. - hoofdartikels met head-line. - Nietsnutters en outcastst. - teamwork verrichten. - een modeshow. - Een enkele maal vindt men bij het gebruik van een Engels woord nadrukkelijk gezegd dat men het onvervangbaar acht door een Nederlands equivalent, b.v. in de beschrijving van de toestand aan boord van een transportschip: ‘Met de Welfare - onvertaalbaar woord is dat - is het overigens ook best in orde.’ Aandacht verdient ook de vervanging van reeds in zwang komende Engelse termen door Nederlandse equivalenten b.v. Utility-goederen, waarbij verklarend stond: ‘of standaard-industrieprodukten’. Daarentegen is de weergave van goodwill met ‘goede wil’ (‘de afhankelijkheid van de goede wil van America’) een mislukte poging. Dat blijft een Anglicisme voor: gunstige of welwillende gezindheid. Zoals reeds te voren opgemerkt werd, is het ontstaan van afleidingen bij overgenomen Engelse woorden een bewijs van toenemende inburgering. Daarvoor tekende ik in de laatste tijd aan: ‘de andere sexe te veroveren, te beflirten’. Elders sprak iemand zijn ergernis uit over jonge piloten, die door hun ‘stunts’, roekeloze dalingen, rampen teweeg brachten. Met die stunterij moet het maar eens uit zijn! Een liefhebber van het spreken op meetings werd genoemd: een meetingist. Van biezonder belang is, te letten op Engelse woorden en uitdrukkingen in de vertrouwelijke omgang, waarbij onderscheid te maken is tussen tweeërlei sprekers: zij die met het Engels vertrouwd zijn mengen uit mode of bluf Engels in hun conversatie, b.v. ‘Ga zitten, and have a smoke, sprak Dr Melchior’ (De Gids April 1948), of zeggen: Prof. D. himself, in plaats van: in eigen persoon. Anderen, in volkskringen, nemen de vreemde woorden over, soms met grappige toepassing. Onlangs hoorde ik van een twintig-jarig meisje zeggen: ‘'t is zo'n flinke booi!’ En bij een andere gelegenheid: ‘Of hij werk zal vinden? O, plentie, plentie!’ C.G.N. de Vooys. |
|