De Nieuwe Taalgids. Jaargang 41
(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Trapsgewijze overgang.‘Trapsgewijze overgang van nevenschikking tot onderschikking is een begrijpelijk verschijnsel’ (de Vooys, Nederl. Spr. 363); zo ‘kan ook uit een nevenschikkend zinsverband trapsgewijze onderschikking ontstaan’ (356): is het gekursiveerde hier adverbiaal of adjektivisch gebruikt? ‘Taalkundig beschouwd staat de betekenis van deze woorden niet zo vast, met trapsgewijze daling of stijging, als de schrijver het doet voorkomen’ (282). De lezer moet in deze citaten geen ondeugd zien, maar alleen een aanloop tot mijn onderwerp, dat ik wilde beginnen met uit dezelfde Nederlandse Spraakkunst aan te halen, dat de produktiviteit van de bijwoorden op -gewijze ‘blijkt uit woorden als groepsgewijze, trapsgewijze, amphitheatergewijze [zonder -s-] e.d.’ (235: vgl. 152). Inderdaad dit woordtype is zeer gewild, en het wisselt geregeld af met varianten op -gewijs. Ik beperk me tot enkele voorbeelden uit De Volkskrant (1947), die ik fragmentarisch mag weergeven: ‘een aanvalsgewijs optredende groep verschijnselen’ (18 IX); ‘Toen de ontwerp-regeling... artikelsgewijs behandeld was’ (9 I); ‘De bedoeling is bedrijfsgewijs een onderscheiding beschikbaar te stellen’ (2 XII '46); men besloot ‘een commissie te benoemen, die branchegewijze de staanplaatsen pacht’ (30 XI '46); ‘Plaatselijk en districtsgewijs worden nu reeds plannen gemaakt’ (16 IV); ‘Op de bovenste verdiepingen... lopen de kranen slechts druppelsgewijs’ (8 XI); nadat ‘kringsgewijs in de verschillende parochiekerken het feest... is ingezet’ (15 III); ‘het achttal kreeg de tijd om het bedrag kwartjesgewijze bij elkaar te sparen’ (2 IV); ‘met drie verkorte St. Andrieskruisen van zilver - paalsgewijze gerangschikt’ (19 VI); ‘Percentagegewijze komen de getroffen gebieden er behoorlijk af’ (9 VIII); ‘De maatregel zal vermoedelijk provinciegewijs worden doorgevoerd’ (29 X); ‘Wat men aldus stedelijk doet, doet men ook streeks- en provinciegewijze en ten slotte nationaal’ (18 X); ‘de pogingen van de republiek om schoksgewijze abrupt haar doel te bereiken’ (16 IX); ‘Streeksgewijs wordt het Nederlandse cijfer heel anders’ (25 I); ‘Een rattenactie dient dus streeksgewijze georganiseerd... te worden’ (19 XII); ‘een duur directiehuis, dat verhoudingsgewijs niet onderdoet voor het Krupp-paleis’ (23 X); ‘de keurbende der beeldhouwers... telt verhoudingsgewijze dan ook de meeste slachtoffers’ (14 XI '46); ‘Noemen wij hier voorbeeldsgewijs de wet op de vermogensaanwasbelasting’ (7 V); ‘En daarbij zijn voorbeeldsgewijze met zoveel woorden genoemd de Soendanezen’ (6 VIII). Uit deze toevallige voorbeelden blijkt dat -gewijze en -gewijs ook wel bij eenzelfde samenstelling hun beurt krijgen. Of moet ik zeggen: bij eenzelfde afleiding? Immers gelijk De Vooys opmerkte: ‘-wijze en -gewijze werd reeds in het Mnl. als suffix gevoeld, b.v. ridderwise vechten. Wellicht werd viants ghewise, pelgrims ghewise nog als twee woorden beschouwd, maar cruusgewise of cruuswijs stellig niet meer’ (235). Franck - van Wijk (E.W. 796) spreekt alleen van samenstelling, waar hij nader toelicht: Vormingen op -wijze, -gewijze gaan ‘op mnl. wîse, ghewîse in uitdrr. als dieves (ghe)wîse naast in (eens) dieves (ghe)wîse terug. Dgl. uitdrr. ook mhd. mnd. ofri.’ Ook Verdam (M.W. II 1921) zwijgt bij -gewise over de historische verhouding van de twee typen mèt | |
[pagina 157]
| |
en zonder voorzetsel: ‘Slechts gebruikt in verbinding met een 2den nv. meestal voorafgegaan door het voorz. in’. Hij geeft ook al een paar voorbeelden met (-)gewijs: Cruusghewijs, in erves gewijs (vgl. mhd. gewîse, gewîs). In het M.W. IX 2676 heet het bij het substantief wîse, wijs: ‘In verbinding met een tweeden naamval, meestal voorafgegaan door het voorzetsel in of na’. De bewerker geeft daar dan enkel voorbeelden die in tweeën geschreven zijn: ridders wise, pellegrims wijse; in mantels wise, in vosses wise, na kindes wise, in eens arems ziecs wijsen (wat toch zeker een genitief is); en bijv. zonder -s: in kautsieden wise (cautsie, cautsiede enz. = ofra. caucie, chaucie = fr. chaussée M.W. III 1242) = evenals op een straatweg; in beesten wise met genit. op -n; maar up plaester wijs zonder genitiefkenmerk. Dat evenwel ook daar samenkoppelingen niet worden uitgesloten, blijkt uit de verwijzing naar: ‘gewise, crucewise, druufwise, hoopwise, paddenwise, pantwise, rincwijs, sterrewijs, enz. enz.’ Bij -gewise (II 1921) werden naast in ghees gewise, ridders gewise, pelgrims ghewise ook koppelingen gegeven als coopmansgewise, amptmansgewijse. Uit het mnl. type hoopwise, rincswijs blijkt duidelijk, dat we niet overal meer aan een genitief mogen denken. Bij de eigentijdse voorbeelden uit De Volkskrant waren er ook enkele zonder -s-: branche-gewijze, percentagegewijze, provinciegewijs. Zo ook amphitheatergewijze, tenzij het een drukfout was voor het gewone amphitheatersgewijze (Koenen-Endepols19 53). Het N.W. IV 2095 gaf ook één voorbeeld zonder -s-: geestgewijze, maar de toevoeging ‘om de welluidendheid voor geestes- of geestsgewijze’ hield de gegeven regel vast op de been: -gewijze wordt ‘uitsluitend gebezigd in verbinding met een 2den nv. De volledige uitdrukking is in het Mhd. en Mnl. bewaard, b.v. in ritters gewîse; in ghees gewise: daaruit blijkt, dat gewijze eigenlijk een 3de nv. is’, d.w.z. niet een verbogen datief op -e van ‘gewijs’, maar een ‘onverbogen datief’, zoals dat heet in de terminologie van het Woordenboek. ‘Reeds in de 17de eeuw wordt het dikwijls als een achtervoegsel behandeld en tegenwoordig altijd met den afhankelijken 2den nv. aaneen geschreven en opgevat als eene bijwoordelijke uitdrukking’. Semantisch onderscheidt het Wdb. aldaar tweeërlei gebruik, nl. ‘1. Op de wijze van den persoon of de zaak, in het eerste lid der samenstelling genoemd’: speelsgewijs, troepsgewijze, vijandsgewijs, enz. ‘2. In distributieven zin’: paarsgewijze, stuiversgewijze, stuksgewijze enz. Dat tweeërlei gebruik bleek ook al bij de voorbeelden uit De Volkskrant, al zal de spreker zich gemeenlijk niet expliciet bewust zijn van dat betekenisverschil - met nuances! Wat ook geldt van de oorspronkelijke genitief-s, die bij ‘feminina’ als streeksgewijze, verhoudingsgewijze op een zijpad raakte. Verder vraagt men zich dan af: waarom de reeds genoemde gevallen branche-gewijze, percentagegewijze, provinciegewijs het zonder -s- bleven stellen. ‘Dit was trouwens de algemene feil in deze opvoering: ensemble-gewijs ‘liep’ het meestal vrij goed...’ (N.E. 1 III '47); ‘De opbrengst van de collecte worde parochiegewijze afgedragen aan de aalmoezeniers’ (Stokman, Het verzet van de Nederl. bisschoppen 297 en 308). Wie zich bij ‘parochie’ op het officiële femininum beroept, komt daar bij het onzijdige ‘ensemble’ niet mee uit. En wie zich bij het -s-loze ‘geestgewijze’ liet paaien door ‘om de welluidendheid’, mist dat plechtanker | |
[pagina 158]
| |
bij: ‘het dubbel-gelaat, dat hij, kind nog, in de koorts van een ziekte in een spiegel zag ‘paar gewijs, die vier holle oogen...’’ (Minderaa, Karel v.d. Woestijne I 429). Wat Van de Woestijne gescheiden gaf, gaf Streuvels verbonden: ‘Kleine koperen naaldekes... die twee en twee, paargewijze in de schors staken’ (N.W. XII '47). Men veroorlove mij hier uit Herman Paul, Deutsches Wörterbuch4 644, over te nemen, wat deze bij het duitse -weise konstateerde; treffender parallel van het nederlandse -(ge)wijze is moeilijk te bedenken: ‘Verbindungen mit vorangehendem abhängigen Gen (-weise oder -weis) waren ursprünglich als Akk.Ga naar voetnoot1) von der Präp. in (abgeschwächt en) abhängig (z.B. en kriuzes wîs, vgl. noch in Traumesweise Uhland), die später wegbleib, vgl. beispielsw., gesprächsw., vorzugsw., wechselw., scharenw., talerw., scheffelw.; indem vielfach der Gen. als solcher nicht mehr zu erkennen war, machte sich die Analogie der nominalen Zuss. geltend, und es trat statt des Gen. auch der blosse Stamm ein, vgl. kreuzw., pfundw., schockw., ruckw., schrittw., sprungw., stückw., teilw., zeitw. usw.; ebendaher erklären sich Bildungen mit s von Femininen: ausnahmsw., andeutungsw., beziehungsw. Ein weiterer Schritt was es, diese Bildungen auch als Adjektiva zu verwenden, was jetzt trotz des Widerspruchs mancher Grammatiker ziemlich gewöhnlich geworden ist, vgl. das stufenweise Steigen Le., der stufenweise Fall Goe., ein kreuzweises Feuer Schi.’ - Weigand - Hirt, Deutsches Wörterbuch5 II 1232 v., zei van ‘das Suffix -weise, -weis’ hetzelfde, maar zeer kort. ‘Die adj. Verwendung dieser Bildungen tritt erst im 18. Jh. auf’. En hiermee zijn we tot ons uitgangspunt: de adjektivering van het bijwoordelijk type op -gewijze teruggekeerd. Ik begon nl. met een paar voorbeelden aan te halen, waarin ‘trapsgewijze’ zeker adjektivisch optrad: trapsgewijze overgang, trapsgewijze daling. Ik zou die voorbeelden kunnen vertienvoudigen. Koenen - Endepols19 1063 noemt ‘trapsgewijze’ trouwens zonder meer ‘bn., bw.’Ga naar voetnoot2). Wanneer dat gebruik begonnen is kan ik niet zeggen. Wel weet ik dat dit adjektiveringsproces niet tot dit ene woord is beperkt gebleven: ‘Om elf uur werd de zitting verdaagd tot heden voor de artikelsgewijze behandeling’ (U.K.D. 1 VIII '46); Michels sprak in Franciskaans Leven Jg. 30, Sept.-Okt. '47 van ‘de artikelsgewijze rubricering’. ‘Drs. G.W.J. Vlek lag [sic] in zijn verhandeling vooral de nadruk op een branche-gewijze organisatie...’ (Vk. 25 IX '46); ‘Een derde grond is waarschijnlijk gelegen in de broksgewijze bewerking van het materiaal’ (Minderaa, a.w. 588); ‘Het zal voorts nodig zijn na te gaan of de uitvoering bedrijfsgewijze dan wel landelijk zal dienen te geschieden. Voor de ziekte- en ongevallenverzekering gaat een algemene mening uit naar bedrijfstaksgewijze organisatie. In het algemeen is echter de ontwikkeling niet zover gevorderd, dat overal en voor alles bedrijfstaksgewijze kan worden gewerkt’ (Vk. 28 VI '46); ‘De organisatie van het Duits studentenleven is hersteld, met dien verstande, dat de gezelligheidsverenigingen niet zijn teruggekeerd, waarvoor een Faculteitsgewijze organisatie in de plaats gekomen is’ (Sol Justitiae 17 I '48); | |
[pagina 159]
| |
‘De S.F.C. verwacht dus in de loop van dit jaar vóór November alle a.s. deelnemers(sters) in groepsgewijs, in jaarclubverband of individueel bij zich te zien ten einde de costumering te bespreken’ (V.V. 21 VI '46); ‘Het groepsgewijze en openlijk stemmen van aanhangers van het regeringsbloc kwam slechts sporadisch voor’ (Vk. 20 I '47). Dit ‘groepsgewijze’ (N.W.V 865: ‘bijw. uitdr.’) volgt naar mijn aantekeningen in frekwentie op ‘trapsgewijze’. ‘Tot meerdere overtuiging... zie de paarsgewijze notering van dezelfde melodiedelen’ (Opv. Br. n. 123 p. 96; vgl. p. 84); ‘het schijnt mij daarom eerder een bewijs vóór het vrouwelijk altruïsme, dat haar percentsgewijze deelname bij deze delicten nog niet hooger is’ (Hudig, De crim. der vrouw 137); ‘De totale claim op den eventueelen ponds-ponds gewijs te verdeelen boedel bedraagt 36.427.000 gld.... Echter kan worden gezegd, dat de uitkeering een ponds-ponds gewijze verdeeling zeker boven de 70 pct. zal liggen’ (L.D. 11 IV '46). Men let op de ‘splitsing’ van ‘pondspondsgewijze’, een: ‘Jonge vorming naar analogie van pondpondsgelijk, toen men den oorsprong van dat woord niet meer begreep. Gelijkbet. met pondsgewijze: naar evenredigheid, doch minder juist van vorm’ (N.W. XII 3279 en 3278; IV 2095; M.W. II 1921). ‘Van 't geld... kwam haar na ponds-pondsgewijze verdeeling ruim negentig gulden toe’ (de Man, Geiten 97); daarna ‘werd overgegaan tot de puntsgewijze behandeling van de antwoorden’ (Lev. Talen n. 143 p. 36); ‘Onderwijs, woningbouw, sport en goede ontspanning hebben de laatste decennia een sprongsgewijze verheffing van het algemeen levenspeil... tengevolge gehad’ (N.E. 20 XII '47) ‘Zonder nu juist standsgewijze splitsing van de katholieke actie door te voeren... Bij standsgewijze opbouw zullen de leden van de katholieke actie...’ (Koenraadt, Kath. actie 43); ‘De heer Platenburg zag vooral heil in streeksgewijze decentralisatie van grote bedrijven’ (Vk. 14 X '47); dit verschijnsel ‘maakt, dat een verantwoorde oppositie zich bij haar stuksgewijze beoordeling van het Staatsbeleid toch ook een zekere beperking moet opleggen’ (Vk. 13 VII '46); het artikel eindigde met ‘anders dan bittertafelsgewijs, de politieke gang van zaken kritisch te kunnen beoordelen’; ‘Volgens Bidault ging de stijgende steenkoolproductie reeds 15 maanden lang gepaard met een verhoudingsgewijze vermindering van den uitvoer’ (L.D. 31 III '47). Wie de voorbeelden een voor een nagaat, ziet dat de substantieven waarbij de adjektivering van een bijwoord op -gewijze plaats vond, allemaal afleidingen zijn van gebeurwoorden: behandeling, organisatie, bewerking enz., althans direkt met gebeurwoorden samenhangen. Bij ‘het groepsgewijze en openlijk stemmen’ kan men de bepalingen van ‘stemmen’ ook opvatten als bijwoord: de bijwoordelijk bepaalde infinitief kan immers met bepaling en al ineens gesubstantiveerd zijn, waarbij de bepaling dan blijft wat ze eerst was. Vergelijk bijv. hij zou gisteren komen: van dat gisteren komen is niets gekomen; je moet maar even wachten: zo'n even wachten is niet naar zijn smaak. Maar evengoed kan een gesubstantiveerde infinitief achteraf van adjektieven voorzien worden, bijv. het stemmen ging niet door: het groepsgewijze stemmen ging niet door. Een soortgelijk voorbeeld is nog: ‘De Reynold noemt dit verschijnsel een trapsgewijs naar beneden gaan’ (Woltring, Massa-actie enz. 79); hier is dan het adj. ‘trapsgewijs’ met het bijwoordelijke ‘naar beneden (gaan)’ gekombineerd. | |
[pagina 160]
| |
Maar al hangen de substantieven meestal nauw samen met verba, toch komt men ook wel eens een voorbeeld tegen, waarbij het substantief niet linea recta met een gebeurwoord kan geassocieerd worden: ‘We stellen ons bepaalde opgaven in geleidelijke opeenvolging, een trapsgewijze leergang, een doelbewust werken’ (Opv. Br. n. 123 p. 69); ‘de dingen, die volgens een noodzakelijke trapsgewijze orde uit Hem voortkomen’ (Alg. lit. I 333). Is het enkel toeval, dat beide gevallen het frekwente ‘trapsgewijze’ vertonen? Maar dat is toch niet het geval met een derde voorbeeld, uit de dissertatie: E.J. Potgieter's Florence, van Geertruida M.J. Duyfhuizen. Blz. 55 zegt ze: ‘Als in een lange tussenzin tussen I en XV worden ons visioensgewijs tafrelen uit Dante's leven voor ogen gebracht’: adverbiaal. Maar blz. 119 wordt het adjektivisch, als ze over Verwey schrijft: ‘In een opstel van 1901 wordt nu een karakteristiek: visioensgewijze tafrelen, het rijmschema, ‘herinnerend maar tegengesteld aan Dante’, behandeld’. Het is geen mooi voorbeeld. Gaarne zou men nu nog die funktieverandering van het bijwoord op heterdaad willen betrappen. Zonder enige twijfel kan de stoot (zal een stoot) zijn uitgegaan van het type: trapsgewijze bij een infinitief. Hierbij toch, gelijk we zagen, kan een en dezelfde verbinding zowel adjektivisch als adverbiaal beredeneerd (‘ontleed’) worden. Maar dat behoeft niet de enige weg te zijn geweest, waarlangs het ‘vroegere’ bijwoord op het gebied van het adjektief terechtkwam: ‘De verhouding van wijk en parochie zou dan met vrucht bestudeerd kunnen worden, alsmede een opbouw wijksgewijze van het plaatselijk verenigingsleven’ (N.E. 2 VIII '47). De stap van een postpositief attribuut naar prepositief gebruik als adjektief is al meer gezet! Ook zo kan de funktionele verschuiving al eens hebben plaatsgevonden: een wijksgewijze opbouw. En wie dan nog wat wil fantaseren, kan dat makkelijk: ‘Voor de grotere bedrijven geldt een dorscontrôle, die streeksgewijze wordt uitgevoerd’ (Vk. 18 VII '47): een streeksgewijze uitvoering. ‘Zo ontwikkelde zich onze sociale wetgeving in hoofdzaak bedrijfstaksgewijze’ (N.E. 26 IV '47): een bedrijfstaksgewijze ontwikkeling. ‘(Ze) waren met hun ontwerp gereed gekomen, dat nu artikels-gewijs in stemming werd gebracht’ (Linie 28 XI '47): een artikelsgewijze stemming. Halt! Zulke fantasieën kunnen wel de uitbreiding van het adjektivisch type, als dit er eenmaal is, veraanschouwelijken; maar het zijn geen bevredigende aanwijzingen voor de wording ervan. Mogelijk kan verder onderzoek ons in dezen verder helpen. Ik vestigde alleen maar de aandacht op dit type van grammatische reïnterpretatie.
P. Gerlach Royen O.F.M.
P.S. Alhoewel de variatie trapsgewijs: trapsgewijze in schijn iets heeft van de verbuiging op -e bij adjektieven, tekende ik toch geen enkel voorbeeld aan op -n - zoals ik dat zelfs eens deed bij bona fide: Hieraan zou ‘dan ten grondslag.... liggen de wenschelijkheid te breken met den dagelijkschen sleur van den gang naar het stempellokaal, waardoor dan tevens een einde zou komen aan de gevaren, die daar den bonafiden arbeider bedreigen’ (Msb. 10 I '39). Wie adjektief wordt, mag zich niet onttrekken aan wat des adjektiefs is. G.R. |
|