De Nieuwe Taalgids. Jaargang 41
(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAfwijkende constructies.1. Een Anglicisme, gesteund door een provincialisme.‘In het Gronings bestaat een eigenaardige versterkende toevoeging van weezn̥ na een infinitief: Ik zel di wachtn̥ weezn̥ = Ik zal je wachten. Dat wil ik di nait beloovm̥ weezn̥. Dat kan ik doch nait van heur verlangn̥ weezn̥? (Ter Laan Wdb. 1174)’Ga naar voetnoot1) Overdiep vermoedt terecht, dat deze vormen ontstaan zijn uit ‘een verbinding... van weezn̥ met een part. praes. in duratieve of intensieve functie.’Ga naar voetnoot2) Hij vermeldt dan verder, dat in 't Westerkwartier de vorm van de infinitief met te gangbaar is, terwijl men er bovenstaande vormen niet kentGa naar voetnoot3); de stad Groningen en Drente gebruiken noch het een noch het ander; evenmin schijnt men het elders in ons land te doen. Des te opvallender is daarom het volgende citaat uit de Drentse editie van Het Vrije Volk van 17/1 '48: ‘Voor de oorlog kocht Nederland in Amerika: in 1938 57.600 ton en in 1939 37.800 ton. Dat is méér dan we nu (door het plan-Marshall n.l.) te wachten zijn.’ De duratieve functie van deze vorm is zeer duidelijk. Ons interesseert echter vooral de vraag: hoe kwam de schrijver ertoe die functie op deze wijze uit te drukken? Het genoemde blad wordt geredigeerd en uitgegeven in Groningen en op het redactiebureau mag men geboren en getogen Groningers verwachten. Met de conclusie: we constateren hier dus een klaarblijkelijk typisch Ommelandse taalvorm, zijn we echter niet geheel klaar. Want de schrijver gaat na deze infinitiefconstructie voort: ‘We kochten trouwens niet alleen appelen, maar ook sinaasappelen, peren....’ De vormen appelen, sinaasappelen zijn beslist niet Gronings. Het artikel, waaruit onze zinnen zijn gelicht, is bovendien, blijkens de inhoud, bestemd voor heel ons land en dus zeer waarschijnlijk van de hoofdredactie van Het Vrije Volk in Amsterdam. Dat maakt de kans op een provincialisme stellig al veel en veel geringer. En de praeteritumvorm kochten in de laatstgeciteerde zin snijdt de kans daarop nog meer af, naar wij menen, terwijl hij meteen op een ander origine wijst, het Engels. | |
[pagina 75]
| |
Deze taal toch gebruikt het imperfectum, waar wij perfectum-vormen gewend zijn. Maar nu is tegelijkertijd de vorm te verwachten zijn terecht, wat zijn oorsprong aangaat. Hij zal hier moeten worden beschouwd als anglicisme, vertaling van we.... are expecting, estimating, etc. Het merkwaardige is, dat zo door een uit journalistieke haast geboren slordigheid een vorm is ontstaan, die in een deel van ons taalgebied inheems is. Het gevolg ervan zou kunnen zijn, dat een buitenlandse ‘vijand’ met behulp van zo'n ‘vijfde colonne’ in ons taalgebied blijvende plaats kreeg. Want dìt blijkt stellig uit de opvallende vertaling: wij missen een vorm, die steeds zuiver weergeeft, wat in het Engels wordt uitgedrukt door de z.g. progressieve vorm van het werkwoord. En nog iets anders bewijst deze vertaling van we are expecting -: dat de infinitief in de Groningse vorm inderdaad equivalent is aan het Engelse part. praes. en uit deze mag worden verklaard. | |
2. Een merkwaardig passivum.Onlangs zond de correspondent te Veendam aan de Emmer Courant een bericht over een familiedrama in zijn woonplaats, veroorzaakt door een verhouding tussen een gehuwde soldaat en ‘een 24-jarige schone, die werd wijsgemaakt, dat hij niet getrouwd was.’ Deze, in oostnederlandse dialecten zeer gewone constructie, in De Nieuwe Taalgids, XIII, 183 en XIV, 291) door J. Kooistra en Erik Wellander reeds uitvoerig besproken, kunnen we plaatsen naast algemener gangbare als: Door wie werd hij opengedaan? - Mevrouw werd opengedaan. - We zijn erg plezierig gezelschap gehouden door Pietje. - De heren worden verzocht niet te roken.Ga naar voetnoot1) Overdiep wil ze hoofdzakelijk verklaren als analogie-vormen; wij menen, dat er evenzeer sprake is van contaminatie. ‘In het algemeen is het passief in de omgangstaal niet bijzonder frequent,’ meent dezelfde geleerde; weliswaar ‘is in bepaalde streektalen, vooral in primitieve milieus, de neiging tot passieven zinsvorm waarschijnlijk sterker.’Ga naar voetnoot2) Het bovenstaande (Groningse) voorbeeld kan inderdaad gemakkelijk met andere worden vermeerderd. In beschaafde milieus, althans buiten de kringen van hen, die geregeld dialect spreken, worden ze vrijwel niet gehoord. Het merkwaardige is de overgang van de dativus- naar de nominativus-functie, zoals uit het Vf. blijkt. Strikt genomen kan in de zin: die werd wijsgemaakt het woord die nog datief zijn, doch bij een meervoudig antecedent verschijnt de pluralisvorm van het Vf., bewijs, dat de datief-functie niet meer wordt gevoeld; b.v. dre: 't Waren lu, die wiesmaakt waren, dat... naast: die wiesmaakt was (de meest gangbare vorm). Gewoner is: zie weuren wiesmaakt, dat.... naast: d'r weur hör wiesmaakt,.... Hör weur wiesmaakt is zeer ongewoon. Blijkens Ter Laans Wdb.Ga naar voetnoot3) is het normale passivum in het Gronings al heel gewoon. Voorbeelden als: Sloodn̥ binn̥ nijt zo dreug meer; is waoter uut 't dijp ienloopm̥ loaten worn̥ zijn mij in het drents niet bekend; men laat er in zo'n geval worn̥ weg. Heel gewoon is er, wat volgens Ter Laan ‘reeds wat opvallend is,’ zodat het dre. soms staat naast het Westerkwartiers in voorbeelden | |
[pagina 76]
| |
als: 't Aine wordt mitnoomm̥ en 't aander wordt lign̥ loatn̥ - Wòrdt wel ais wat lign̥ loatn̥ - Winters wordt er òst nijt vaarm̥ loatn̥ - De sloot mos neudeg groavm̥ loatn̥ wòrn̥. - Merkwaardige constructies als: De sloot wòrt deur Vos deur n̥ Duutser groavm̥ loatn̥ met een dubbel actief subject moeten wel zijn ontstaan in de ‘aanbreiende’ stijl van het gesprek: De sloot wort groavm̥ loatn̥ (deur Vos) deur n̥ Duutser. Feitelijk ligt er tussen de beide actieve subjecten een hiaat, een gedachte zin of deel daarvan, die niet is geuit, iets, wat in de spreektaal vaker voorkomt, waar toon en gebaar het ontbrekende aanvullen. Drents is deze zin niet, hoe geliefd het passivum er ook is. Het actieve subject laat men dan echter bij voorkeur weg, vooral in psychologisch ‘geladen’ zinnen, die voor dit subject een afkeuring, waarschuwing, enz. inhouden, b.v. Hie wordt maor lopen laoten (deur zien aolen)! = 't Is schandelijk, dat de ouders die stumper zo laten rondzwerven - Alles wordt er umkommen laoten. - Hie wordt eerst even rustig eten laoten. Oorspronkelijk hebben dergelijke zinnen stellig het part. praes. gehad van het hoofdwerkwoord: hie wordt lopende laoten, het pass. van: men lat hum lopende. In zinnen als: Al 't warkvolk wordt eerst koffie drinken laoten (deur de baos). - is al 't warkvolk een dat. object, zoals kan blijken uit het Vf. in: Alle anwezigen weur wat geven laoten. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid, dat nu en dan en op den duur misschien voorgoed een verschuiving optreedt als in: Alle aanwezigen werden verzocht een lied te zingen. Overdiep heeft gelijk, als hij de lijdende vorm vooral constateert in de ‘primitieve’ omgangstaal, die weinig ingewikkelde zinsvormen kent. Wanneer een ongeoefend spreker of schrijver deze laatste dan eens gebruikt voor een enkele maal en terzelfder tijd zijn voorkeur voor het passivum gaat botvieren, kunnen wonderlijke vormen ontstaan. Zo ontwierp iemand voor de papieren zakjes van een beschuitfabriek in Drente een passende reclame, waarin hij wilde zeggen: Ik garandeer u, dat deze beschuit wordt gebakken zonder zeep of andere schadelijke bestanddelen. Als bescheiden mens, die zich bovendien de les herinnerde: een brief of iets dergelijks begint nooit met ik, zocht hij een minder aanmatigende constructie. Met zijn onbewuste noordelijke voorkeur voor een passivum kwam hij, geleid door reclamespreuken als: de kwaliteit wordt gegarandeerd of: dit artikel wordt gegarandeerd, tot de aanhef: Deze Beschuit wordt gegarandeerd. Maar toen het tweede lid. De dat-zin van zijn ontwerp kon niet worden gebruikt, maar de acc. cum infin. is zo gewoon, dat als vanzelf werd geschreven: Deze Beschuit wordt gegarandeerd te worden gebakken zonder zeep of andere schadelijke bestanddelen. Waarom schreef hij niet: te zijn gebakken? Waarschijnlijk, omdat hij, met fijn taalgevoel begiftigd, begreep, dat dit de kracht der reclame zou verzwakken: zijn zou immers slechts slaan op de inhoud van dit ene pak beschuit; worden alleen zou ook zekerheid geven voor de toekomst. Onze stilist onderscheidde dus zeer juist het perfect. van het duratieve aspect, zonder ooit daarvan te hebben gehoord. En dit bewijst ons, voor zover het nog nodig mocht zijn, dat goed taalgevoel en slechte zinsbouw bij ongeoefenden heel best kunnen samengaan.
Assen, Jan. '48. J. Naarding. |
|