De Nieuwe Taalgids. Jaargang 41
(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
De bevoegdheid der Nederlandse kritiek.Van Schendel wordt gerekend tot de grootste nederlandse schrijvers: zo groot, dat hij zelfs voor de Nobelprijs voor literatuur is voorgedragen. Nu wil ik in het volgende niets afdingen op zijn literaire, aesthetische, ethische, historische of welke andere betekenis ook; ik wil er alleen op wijzen, dat hij geen zuiver nederlands schrijft; dat hij fouten maakt, die een eindexaminandus van gymnasium of H.B.S. niet meer maken mag. Hoewel me dat reeds eerder opgevallen was, trof het me sterk bij de lezing van zijn laatste boek: Het oude Huis. Dit wemelde van fouten; desondanks werd het door de kritiek zeer hoog gesteld. Nu was het mogelijk, dat dit laatste werk, wegens van Schendels ouderdom of door andere oorzaken, zwakker was dan zijn vorige romans; daarom heb ik ook onderzocht: het werk uit zijn eerste tijd. Een zwerver verliefd (1904; 7e druk 1930), dat hem beroemd gemaakt heeft (in het volgende aangegeven als Zw.); twee boekon uit zijn hoogtetijd: Het Fregatschip Johanna Maria (1930, uitg. Dietse Letteren 1933; Fr.) en Een Hollandsch Drama (1935; Dr.); en zijn laatste: Het oude Huis (1947; O.H.). De grote naam van van Schendel zou eisen, dat ik mijn bewering met ‘een wolk van getuigen’ staafde: kortheidshalve, wegens de nog steeds verplichte papierbesparing, zal ik voor elk mijner beweringen slechts enkele bewijzen geven, doch met Staring kan ik zeggen: Zoo een bewijs of tien
Te weinig scheen, zou niets mij letten,
Dat ik er twintig gaf.
Vertrouw dit op mijn zeggen af,
En houd u, om u zelf en mij den tijd te sparen,
Bescheidenlijk met één,
(Of slechts een enkle meer) tevreên.
Om enige orde in de zaak te brengen, heb ik de fouten zo goed mogelijk geclassificeerd en ze onderverdeeld in: gebruik van onjuiste woorden, foutieve of gebrekkige zinsbouw, contaminaties, verkeerd gebruik van de onvoltooid verleden tijd, barbarismen, en foutieve of gebrekkige interpunctie. Spelfouten kwamen zeer zelden voor. Onjuiste woorden: Zw., p. 22: De overste van het klooster ontving hem in beproeving (= op proef). p. 34: Hij zag haar aan wijl (= terwijl) zij passeerde. p. 79: Dagen, ongestoord door oorlogsangsten (Een verl. deelwoord kan niet on- voor zich krijgen, een bijv. n.w. wel). - p. 99: Mevena, kruiselings in het zadel. - p. 153: Er school in het heimelijk van zijn hart een gevoelen (lees: gevoel; of: voorgevoel), dat hij nog eenmaal.... Fr. p. 7 (Het schip werd te water gelaten). Toen een meisjeshand hem had bevrijd begon de romp te glijden; dan (lees: toen; want de handeling geschiedt slechts één maal) stortte hij zich voorwaarts. Dat deze fout bij tal van schrijvers voorkomt, maakt het niet goed. - p. 52: Het sluw verstand... zoekt geen eensgezindheid... en hij (d.i. de bezitter van dat verstand) zal gemakkelijk van kwaad tot erger groeien. - p. 127: zijn kindertijd, de eenige keer (lees: tijd; of, wil men twee maal ‘tijd’ vermijden: de eenige periode in zijn leven) dat hij van iemand had gehouden. | |
[pagina 70]
| |
Dr. p. 8: hij keek de klok aan (= keek op de klok). - p. 95: (Floris is in de kerk): hij strekte zich verder om den pilaar (om iemand te bespieden). - p. 148: de mens verandert zonder dat je weet waarom (lees: waardoor) en de reden (lees: oorzaak) zit diep. - p. 185: (een kroeg) waar men met de kaarten dobbelde (het verhaal speelt in deze tijd). O.H. p. 23: deze tweelingbroeders onderhielden zich hun leven lang (schijnt te betekenen: gingen met elkaar om). - p. 17: het schijnt, dat in den rijkdom de kinderen niet kunnen aarden (= geboren worden, verwekt worden; want er volgt:) het bleef na de geboorte van een zoon en een dochter zeer kalm in het huis. - p. 73: van deze zoontjes waren er vier als tweeling geboren.
Foutieve of gebrekkige zinsbouw: Zw. p. 77 (Tamalone wordt algemeen in het kamp toegejuicht): Carolus zelfs kuste hem (lees; C. kuste hem zelfs; zoals het er staat, werd hij door alle soldaten gekust, zelfs door de brigadier Carolus). - p. 78: de jonge dag waar zij in gingen; bedoeld is: de jonge dag, waarin zij gingen (= zich voortbewogen). - p. 119: een oogenblik zweeg hij, maar antwoordde (lees: maar hij antwoordde; of: toen antwoordde hij). Fr. p. 41: het zwijgen van Brouwer drukte hem, de handen bleven bezig en de oogen werden niet opgeslagen (bedoeld is, dat Brouwer bezig bleef en niet opkeek; dus lees: diens handen bleven bezig en hij sloeg de oogen niet op). - p. 127: Brouwer kwam aan boord van de brik, waar hij met den kapitein en den stuurman aan het avondbrood zat. (Verandering van ‘zat’ in ‘ging zitten’ is niet voldoende, want het aan boord komen en het samen eten zijn twee geheel verschillende zaken: het eerste is een bloot gebeuren; het andere duidt op de hogere plaats die Brouwer aan boord nu inneemt). - p. 162: kruisende tussen Ellice en Tahiti werd het grootste deel van de lading verkocht en nieuwe gevonden (lees: kruisende... verkochten ze en vonden ze...; of: terwijl ze kruisten,...). Dr. p. 31: De buren wisten dat hier de zwaarste ramp niet het verlies was van het geld, maar van de eer, te dragen door een man van onbesmette eerlijkheid (lees: de buren wisten, dat hier de zwaarste ramp, te dragen door een man van onbesmette eerlijkheid, niet was het verlies van het geld, maar van de eer)Ga naar voetnoot1). - p. 97: (plotseling stond een gedaante vòòr hem). Het was vreemd dat hij er zich nog koud van voelde (lees: het was zo vreemd...). - p. 192: hij zei dat het zoeken hem deerlijk verveelde, maar zoeken zou. - p. 245: zoolang ik het niet weet kan ik niet blijven, wat de zondigheid (lees: zonde) is en of ik ervan verlost kan worden (bedoeld is: zoolang ik niet weet wat de zonde is en of... kan ik niet blijven). O.H. p. 12: twee meisjes kwamen er slechts na den zoon (lees: slechts twee meisjes kwamen er...). - p. 40: Adam was, gelijk voorheen zijn moeder, zwijgzaam en bedeesd, die... (men denkt, dat die op moeder terugslaat, maar er volgt:) die in zijn jongensjaren voor den aardebol (sic) placht te zitten (dus lees:... en placht...). - p. 82: gezeten aan | |
[pagina 71]
| |
het venster dwaalde zijn geest. - p. 89: (Zij had een zachte, vleiende stem) maar, den mond open voor een lied, scheen het of de fluweelen mantel plotseling viel en het geluid van haar keel en boezem, onbelemmerd, helder en hoog kon stijgen (lees: maar als zij den mond opende voor een lied, scheen het, of de mantel viel, en het geluid kon helder en hoog stijgen. Dit laatste scheen niet zo, maar was zo).
Een bij veel schrijvers voorkomende fout is het verkeerd gebruik van de onv. verleden tijd i.p.v. de voltooid verledene. Nu is de laatste vrij onhandelbaar en zwaar, maar dat geeft nog geen vrijheid om af te wijken van de regel, dat, als twee zaken beide in het verleden zijn gebeurd, maar de een vòòr de ander, en de het laatst voorgevallene in de onv. verleden tijd wordt verteld, de ander in de volt. verl. behoort te staan. Gebruikt men in beide gevallen de onv. verl. tijd, dan kan dat zelfs tot onduidelijkheid of foutieve opvatting leiden. Van Schendel maakt zich herhaaldelijk aan overtreding van deze regel schuldig, zo vaak, dat ik geen voorbeelden wil aanhalen. Niets zou mij letten, dat ik er uit ieder werk 20 gaf, behalve uit Zw., waar ik er 11 optekende. Geloof dit dus op mijn zeggen af.
Contaminatie is een bij onontwikkelden veel voorkomende fout; maar ook van Schendel maakt er zich herhaaldelijk aan schuldig. Een aantal der boven aangehaalde verkeerd gebruikte uitdrukkingen zou waarschijnlijk op contaminatie terug te brengen zijn. Verdere voorbeelden: Zw., p. 81: ze wendde haar blikken naar de kim der bergen (uit: naar de kim; en: naar de bergen aan de kim). - p. 129: terwijl zij het kind aan haar boezem zuigde (zoogde, en: deed zuigen). - p. 159: water om zijn dorst te koelen (uit: zijn dorst te lesschen; en: zich (of zijn verhemelte) af te koelen). In Fr. vond ik er geen. In Dr.: p. 186: hij deed er den winkel geen goed aan, zoo dikwijls van huis te zijn (uit: hij deed er geen (niet) goed aan; en: het deed den winkel geen goed). O.H.: p. 5 (De ouderen wilden gaan slapen, de jongste wilde niet) dus gingen ze zonder hem, ze klommen ook nog de trap op, of ze hoorden de fluit al dartelen (uit: ze klommen nog de trap op, toen...; en: ze klommen nog niet de trap op, of...). - p. 10: tweestel (uit: tweetal; en: stelletje van twee). - p. 164: hij behielp zich van den huisknecht (uit: hij behielp zich met een huisknecht; en: met behulp (‘hulp’ ware beter) van den huisknecht). Het maakt soms de indruk of van Schendel substitueert, gelijk in de wiskunde: als a = b, dan is a + b = a + a. Bijv.: Zw. p. 25: onbezorgd = zorgeloos; dus: hij was zorgeloos wat een toeval hem weer brengen zou. - wakend = wakker; dus p. 165: op zijn bed lag hij wakend met gesloten oogen. Dr.: dat hoort niet = dat past niet; dus p. 25: er over praten dat zijn zwager zich een enkel keer te buiten was gegaan behoorde hem niet. - Het tegengestelde van geloof is: ongeloof; dus p. 155: de barheid van het ongeloof aan de verlossing.
Van Schendel is lang niet vrij van germanismen en andere barbarismen. Zw. p. 12: een voorgevoel, dat al zijn verlangen zou verzwinden om niet (wat ‘om niet’ betekent is niet duidelijk). - p. 110: toen zij slapen gegaan was (als sie schlafen gegangen war). - p. 161: Tamalone rees | |
[pagina 72]
| |
(rose). - p. 182: Tamalone herinnerde zich zonderling (= in 't bizonder) Mevena. (In 't mnl. heeft sonderlinge deze betekenis, maar er is geen reden, om hier een middelnederlands woord te gebruiken). Fr. p. 198: bij even (= juist; hd. eben) zulk weer was vroeger zwaarder werk gedaan. Dr. p. 46: dat slenteren (op straat) leidt tot verkeerd (Uebel). - p. 169: Jansje had een stille slag gekregen (beroerte). - p. 174: daar stak de oorzaak (òf hd. stecken; of vlaams). - p. 237: hij werd niet van de buren gezien. O.H. p. 7: hij gelukte (réussir?) spoedig. - p. 54: stilgeboren (dood geboren; eng. stilborn). - p. 23 hersenslag.
Eindelijk wil ik nog wijzen op de onstelselmatige en menigmaal foutieve interpunctie. Zuiver interpungeren is voor een schrijver even noodzakelijk als voor een spreker een duidelijke uitspraak en juiste beklemtoning. Nu zijn er in ons land geen vaste regels voor de interpunctie, en die er bestaan (nooit een komma voor en; altijd een komma voor het betrekkelijk voornaamwoord) zijn vaak onjuist. Maar zekere regels kan men toch toepassen: in elk geval dient er stelselmatigheid te zijn, zoals uit de interpunctie van Staring blijkt, die, hoewel afwijkend van het hedendaags gebruik, op zijn manier stelselmatig de leestekens zet. Van Schendel nu doet er maar wat mee heen en is daardoor vaak onduidelijk. Een enkel bewijs. Zw. p. 108: de witte pluim van zijn muts hing nog druipend neer (door een komma. vòòr en achter ‘nog druipend’ zou de zin duidelijker zijn). Fr. p. 107: De pompen hielden het schip met moeite op tot in den morgen een sleepboot hulp bracht (door een komma achter op ontstaat niet de gedachte, dat de pompen het schip tot de morgen ophielden en dat het toen zonk). Dr. p. 219: twee gedachten verwarden, of hij moest bekennen, of in stilte tegen zich zelf strijden (door een dubbele punt achter ‘verwarden’ zou het duidelijker zijn; al ware het beter als er stond: verwarden zich). O.H. p. 9: Zij hielden ook al bruiloft eer het voorjaar en eer het najaar kwam de wieg in huis (een komma achter ‘voorjaar’ en achter ‘kwam’ zou het duidelijker maken; al blijft ook dan de zin gebrekkig). - p. 11: De oplettendheid en de goede faam brachten hem geregeld genoegzaam in, en meer dan dat voor spijs en drank (een komma achter dat zou het duidelijker maken). - p. 126: de menschen hadden geleerd te zwijgen of te praten met een gedempte stem.
Men zou ter verdediging van van Schendel een aantal weerleggingen kunnen aanvoeren. Bijv.: als elk groot schrijver heeft ook van Schendel zijn eigen taalgebruik, en ter wille van ritme of zinsmelodie of tekenachtigheid van voorstelling wijkt hij af, moet hij afwijken van het gewone taalgebruik. Of: evenals mevr. Bosboom-Toussaint en anderen wendt hij een archaistisch nederlands aan om de geest, de sfeer van een door hem beschreven tijd weer te geven. Of: zoals Hooft, Vondel, Bredero, Simon Stevin onze taal hebben gesmeed en gekneed, omdat een andere, hogere beschaving een soepeler taal eiste; of zoals Potgieter, Busken Huet, Multatuli en de Tachtigers met een verjongd nederlands de strijd aanbonden tegen een verstijfde en vastgegroeide taal, zo heeft ook van Schendel een ander nederlands nodig dan het gebruikelijke. Deze argu- | |
[pagina 73]
| |
menten zijn inderdaad van betekenis; ze gaan echter in de door mij genoemde gevallen niet op. Kortheidshalve zal ik deze bewering niet nader bewijzen; wat ik heb aangehaald is òf fout, òf nodeloos onduidelijk en dus ook fout. Het doel van het bovenstaande is niet geweest, van Schendels naam als schrijver te verkleinen door op zijn literaire waarde, zijn beeldend vermogen of iets anders af te dingen. Mijn bezwaar richt zich tegen het lezend publiek, dat zulke fouten niet opmerkt, en tegen een kritiek, die òf dat publiek gebrekkig voorlicht, door deze fouten te verzwijgen of niet te zien, òf geen leiding geeft, maar zich door dat publiek laat leiden. Immers, men mag van een kunstenaar eisen, dat hij zijn vak technisch verstaat. Een musicus die zijn instrument niet zodanig beheerst, dat men zijn technische vaardigheid vergeet doordat zo foutloos is; een schilder die geen verstand van perspectief heeft: ze worden niet aanvaard. Maar in Nederland kan men als schrijver talloze en grove fouten tegen zinsbouw en woordgebruik maken en toch tot de groten gerekend worden. Toevallig kreeg ik een paar beoordelingen van van Schendels werk onder het oog. Over Een Hollandsch Drama schreef het Alg. Handelsblad: ‘dit zeldzaam gave prozagedicht’. Maurice Gilliams oordeelde: ‘Wij hebben hier het volmaaktste proza dat men zich op het ogenblik in Nederland kan indenken’. De Haagsche Post noemde van Schendel naar aanleiding van datzelfde werk: ‘De onmiskenbaar ongeëvenaarde meester van het Nederlandse proza’. En Menno ter Braak schreef: ‘Geen boek vertegenwoordigt Holland beter dan dit’. Als men nu weet, dat het aantal door mij aangetekende fouten, van dezelfde soort als boven is aangehaald, bedraagt: van Een Zwerver verliefd 3 (dichtbeschreven) bladen, van Het Fregatschip 2 en van Een Hollandsch Drama 6 (over Het oude huis is het beter, verder te zwijgen, hoewel ook dit uitbundig is geprezen), dan vraagt men zich toch lichtelijk verbijsterd af, wat voor waarde men aan onze kritiek moet hechten. Zelfs is van Schendel voorgedragen voor de Nobelprijs voor literatuur. Zij die daarvoor verantwoordelijk zijn menen dus, dat een schrijver tot de hoogste top van de Helicon kan worden toegelaten, zonder dat hij de techniek van zijn vak verstaat; met andere woorden, dat het voor een schrijver geen blaam is, als hij niet schrijven kan. Noch in Frankrijk, noch in Engeland, noch in Duitsland zou de ernstige kritiek tekortkomingen als hierboven aangegeven zijn dulden. Maar de schuld ligt niet allereerst bij de schrijver, maar bij het publiek, dat hem zonder oordeel leest, en de kritiek, die hem prijst, en verzuimt, hem ‘de bronnen zijner gebreken aan te tonen’. Had de kritiek hem tijdig op zijn fouten gewezen, van Schendel zou, bij zijn onmiskenbare begaafdheid, zich daarvoor hebben leren wachten. Nu kan men zijn enige verdediging vinden bij Busken Huet, die aan het slot van zijn beoordeling van mevr. Bosboom-Toussaint zei, dat zij ‘te onzent was le plus grand des écrivains qui ne savent pas leur langue;’ doch, voegt hij er aan toe, ‘dan ook la plus grande’. Doch men zou er ook aan kunnen toevoegen: ‘Mais ils ne savent pas leur langue.’ Hiermee in verband staat een andere vraag. Men klaagt geregeld, dat de leerlingen van onze middelbare scholen slecht nederlands schrijven. Als deze klacht gegrond is, zou dan niet voor een groot deel de oorzaak daarin te vinden zijn, dat onze schrijvers een slecht voorbeeld geven en ongedaan maken, wat de school moeizaam heeft bereikt of trachten | |
[pagina 74]
| |
te bereiken? En wie weet, hoeveel, vooral jongere, leraren mede bedorven zijn en niet weten, dat ook de beheersing der moedertaal alleen door noeste arbeid wordt geleerd? De zinspreuk: ‘Kunst wordt door arbeid verkregen’ moge in een slecht blaadje gekomen zijn, ze is toch niet geheel onjuist. Wie het hiermee niet eens mocht wezen, herleze, wat Vondel in zijn Aenleidinge ter Nederduitsche Dichtkunste daaromtrent heeft gezegd.
Naschrift. Op 23 Februari werd bekend gemaakt, dat aan Van Schendel posthuum de Staatsprijs voor Letterkunde, de P.C. Hooftprijs, is toegekend voor Het oude Huis. Dit bericht versterkt mijn boven gegeven oordeel. Deventer. W.H. Staverman. |
|