De Nieuwe Taalgids. Jaargang 41
(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |||||||||||||||
De verwerkelijking van de versmaat.In mijn artikel ‘De structuur van het Nederlandse vers’, blz. 1 e.v. van deze jaargang, ben ik tot de conclusie gekomen, dat die structuur bepaald wordt door de tijdmaat. Thans stel ik de vraag: hoe is het de dichter mogelijk deze tijdmaat te verwerkelijken? Het materiaal waarover de dichter tot dat doel beschikt, zijn de phonemen waaruit de klankgroepen in zijn taal, i.c. de Nederlandse, bestaan. De Nederlandse phonemen - en ik doel nu op die van het beschaafde Nederlands, want in de dialecten is het ten dele anders - zijn van ongelijke duur. De zogenaamde scherp gesneden of gedekte vocalen zijn relatief kort en komen niet gerekt voor. In het verband waarin ik mij er hier mee bezig houd, kan ik even goed zeggen: ze zijn niet rekbaar. De zogenaamde zwak gesneden of vrije vocalen zijn onderling van verschillende duur (aa, ee, oo, eu, ei (ij) zijn langer dan ie, oe en uu), maar ze hebben alle de eigenschap, dat ze rekbaar zijn. Het is bij voorbeeld een bekend feit, dat ze voor r langer zijn dan voor t. Zo kent het Nederlands dus een natuurlijk, drieledig quantiteitsonderscheid, dat gesymboliseerd kan worden door de phoneemcombinaties mat: maat: maar. Daarbij komt nog, dat ook de consonanten verdeeld kunnen worden in niet-rekbare (de explosieven en de w en j) en rekbare (de spiranten, nasalen, liquidae en de h). Deze eigenaardigheden van het Nederlandse phonemensysteem geven de dichter de gelegenheid, het natuurlijke, drieledige quantiteitsonderscheid te stileren tot een tijdmaat. Let wel: te stileren, want de eigen quantiteitsverschillen tussen mat, maat en maar staan niet in een verhouding van Welke phonemen of phoneemcombinaties gebruikt de dichter voor de quantiteit ? De citaten uit mijn vorige artikel, blv. 3 e.v., geven het volgende antwoord: | |||||||||||||||
A. gedekte vocalen
| |||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||
B. vrije vocalen I. in gesloten klankgroep
| |||||||||||||||
II. aan het eind van de groep
| |||||||||||||||
C. diphthongenZowel in gesloten groep, als aan 't eind van de groep: hout (blz. 3), out (blz. 6), godshuis (blz. 6), broeige (blz. 8), cleine (blz. 3).
Dit overzicht leidt tot de volgende conclusies voor de klankgroepen waarvan een vrije klinker of een diphthong de kern is: Vrije klinker + niet-rekbare consonant heeft alleen de quantiteit in 't rijm, op welke regel alleen laet (blz. 5) een uitzondering vormt. Vrije klinker + rekbare consonant heeft bij aa, ee, ij en oo de quantiteit ; is die klinker ie of oe, dan is tevens rijm nodig. Dit laatste is een gevolg van het feit, dat deze klinkers een kortere eigen duur hebben dan de eerstgenoemde. Vrije klinker + twee consonanten heeft de quantiteit Vrije klinker aan het eind van de groep heeft de quantiteit , mits de mate van druk = / / /. | |||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||
Vrije klinker aan het eind van een groep met minder druk dan / / / heeft de quantiteit , mits hij in het rijm of voor de hiaat van het enjambement voorkomt.
De diphthong heeft de quantiteit
Welke phonemen of phoneemgroepen hebben de quantiteit ?
De algemene conclusie die men uit het bovenstaande kan trekken is deze. Het volrijm, de assonantie, de alliteratie en de hiaat in enjambement en caesuur hebben primair een structurele functie in de verwerkelijking van de versmaat. Zij bewerken: 1e. dat de phoneemgroep met gedekte vocaal gevolgd door rekbare consonant de duur van een krijgt, 2e. dat die met vrije vocaal gevolgd door niet-rekbare consonant de duur van een krijgt, 3e. dat die met vrije vocaal aan het eind en minder druk dan / / / de duur van een krijgt, 4e. dat die met vrije vocaal aan het eind en druk / / / de duur van een krijgt.De druk heeft, zoals uit 3e en 4e blijkt, in samenwerking met het rijm secundaire, structurele waarde voor de versmaat. Het rijm heeft, secundair, klankschilderende functie, maar die laat ik hier buiten beschouwing. | |||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||
Hoe zeer de versmaat steunt op rijm en hiaat blijkt zonneklaar uit het gedicht ‘Avond en zee’ van J. Greshoff (Gedichten 1907-1936, Kaleidoscoop No 18, blz. 113). Op het eerste gezicht valt er in dit gedicht geen maat of regelmaat te ontdekken. Bij nadere beschouwing blijkt dat de dichter de principes van rijm en hiaat ad oculos toepast en toepassen moet, omdat de lezer anders geen leidraad voor het ervaren van de versmaat heeft. 6 eenheden
6 eenheden 6 eenheden 3½ eenheid 2½ eenheid 2 eenheden 6 eenheden 4 eenheden 7 eenheden 3½ eenheid 1½ eenheid 2½ eenheid 4½ eenheid 4½ eenheid 3 eenheden 5 eenheden 5½ eenheid | |||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||
8 eenheden
7 eenheden 2 eenheden De hiaat is aangegeven met één streep, de pauze met twee strepen. De dichter heeft zich bij de notatie van dit gedicht welbewust laten leiden door de eisen van de versmaat. Na drie regels, die genoteerd zijn volgens het dikwijls toegepaste en regelmatig aandoende principe, dat de versregel van het schriftbeeld precies de tijdmaat (hier zes eenheden) omvat, moest hij tot een andere afbeelding in het schrift overgaan, omdat hij geen ander middel had om de lezer de duur van de klankgroepen te suggereren. Hij moest om de duur van een kwart te bereiken voor de groep heid in regel vier, deze laten rijmen (op heid in regel 9), maar aangezien de groep niet de druk drie had, moest de verlengende invloed van het rijm worden versterkt door die van de hiaat, in het schriftbeeld aangegeven door het enjambement. Hij maakt dit de lezer bewust door de groep aan het eind van een regel te plaatsen. Daarom schreef hij ook niet de regels 5 en 6 ‘En schuimen pluimen’ als één regel. Het rijm zou dan even goed van kracht en voor de lezer duidelijk zijn geweest, maar de dichter bedoelde voor schui een duur en daar had hij bovendien de, ten gerieve van de lezer, de ook in het schriftbeeld aangegeven hiaat voor nodig. Al weer om de voor de duur nodige hiaat aan te geven plaatste hij ‘pluimen’ op een afzonderlijke regel, hoewel het woord krachtens de tijdmaat bij de volgende regel behoort, want regel 4 en 5 vullen juist de tijdmaat van zes eenheden. Regel 7 telt twee eenheden meer dan de tijdmaat vergt. Toch plaatst Greshoff ‘boog’ niet aan het begin van de volgende regel, omdat de hiaat en het rijm op ‘Loog’ in regel 11 samen moeten werken om er de duur voor te bewerken en om deze ook in het schriftbeeld aan te geven. In regel 8 bewerkt de hiaat voor de groep rui de duur van een terwijl de assonantie de ui van ‘uiterste’ aan diezelfde duur helpt. In regel 10 helpen rijm en hiaat ‘Tijd’ aan de duur van een kwart en ter wille van de lezer staat daarom ‘Loog’, dat met regel 10 de tijdmaat vult, er niet achter. Omdat rijm en hiaat de groep droog in regel 12 aan de duur helpen, is deze regel niet samengeschreven met regel 13, die er, op ‘list’ na, de aanvulling voor de tijdmaat van vormt. Door de alliteratie wordt voor lie in regel 13 de duur van een kwart bereikt en ter wille van het opvallen van de alliteratie werd ‘list’ voor de lezer in deze regel geschreven, hoewel het krachtens de tijdmaat bij de volgende hoort, evenals het woord ‘heeft’ van regel 15. Dit is ter wille van de lezer er niet achter geschreven, omdat er een hiaat nodig is om het woord ‘duur’ aan de quantiteit te helpen. Na ‘beloofd’ in regel 15, dat rijm behoeft voor de duur van een kwart, volgt evenals na regel 9 een pauze, die, in tegenstelling met de hiaat van het enjambement, een eigen duur heeft en daarom niet verlengend werkt op de voorafgaande groep. | |||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||
Voor ‘vuur’ in regel 16 geldt dezelfde redenering als voor ‘duur’ in regel 13. Regel 16 heeft, tot de pauze, met ‘vuur’ uit regel 15 de duur van de tijdmaat. Regel 17 en 18 overschrijden die, terwille van de zichtbaarheid van de invloed van rijm en hiaat op ‘dood’ en ‘nood’. De niet zichtbare, maar door de inhoud van de zin gegeven hiaat na zelf, helpt deze klankgroep aan de duur van een kwart. De pauze van regel 16 + de regels 17, 18 en 19 hebben te zamen precies driemaal de duur van de tijdmaat. Als men dit gedicht nu zo opschrijft dat iedere regel precies de tijdmaat vult, dan zou die natuurlijk even goed bestaan, maar het schriftbeeld zou er de lezer geen duidelijke aanwijzingen voor geven. Hij zou moeten zoeken naar de juiste verklanking van het geschrevene, terwijl hij zich door de notatie die de dichter heeft gegeven, slechts gehoorzaam heeft te laten leiden om de juiste verklanking te geven. Men vergelijke de tijdmaatvullende notatie met de oorspronkelijke. Ik hoor den donderenden val
Als 't water aan de randen van den tijd
Stort in het duizeldiepe dal
Van de eeuwigheid en schuimen
Pluimen waaien in een wentelende
boog door de zwarte ruimen
Der uiterste verlatenheid.
De valsche broeder Tijd loog
En bedroog ons met liederlijke
List toen hij ons grens en duur heeft
Beloofd. Het laatste toren-
vuur is toch allang gedoofd
; en de ijle lichtstreep tusschen
leve' en dood hebben wijzelf in
Onzen redeloozen nood uitgewischt!
Andere structuurmiddelen die de dichter voor de verwerkelijking van de versmaat gebruikt, zijn syncope, apocope, verlenging van het woord met een e, zoals in ‘Uren roereloos vergleden / Had ik om den slaap gevleid’ (Boutens), de keus uit synoniemen als bijvoorbeeld vast in plaats van zeker, al in plaats van reeds enz., en archaïsmen. Een voorbeeld van het laatste in Boutens': Ik weet dat gij mij nog verschijnen zult
Zoo zeker als de bloemen wederkomen:
Der dingen doove dek hebt gij genomen, enz.
Zowel de keuze van wederkomen in plaats van het gewone weerkomen, als die van der dingen doove dek in plaats van het doove dek van de dingen, wordt door de verwerkelijking van de tijdmaat bepaald en.... gerechtvaardigd. Rotterdam. B. van den Berg. |
|