De Nieuwe Taalgids. Jaargang 40
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOnnederlandse(?) meervouden.‘Een buitennissig meervoud’ (Taal en leven VII 57 vv.) kwam tot de konklusie, dat in zinnen als: ‘In den loop der IIIe, IVe en Ve eeuwen’, het gekursiveerde meervoud een gallicisme was: la poésie lyrique des XIIe et XIIIe siècles. Het zou ook een anglicisme kunnen zijn: In the sixth and seventh centuries Ireland was the island of saints. Bij een Vlaming denk je het eerst aan gallicisme: ‘terwijl de eindredactie van het Mahâbhârata, dat reeds in oorkonden der vijfde en zesde eeuwen als een verzameling van 100.000 sjloka's geroemd .... wordt, vóór 500 n. Chr. moet hebben plaats gevonden’ (Alg. Literatuur Geschiedenis I 63)Ga naar voetnoot2). Maar toen De Volkskrant (29 XII '45) sprak van ‘besprekingen tussen de Britse en de Nederlandse minister-presidenten’, was dat anglicisme blijkbaar door de Daily Telegraph geïnspireerd. Internationaal is het volgende anglo-gallicisme met duitse woorden: ‘Op de Leipziger en Frankforter Messen wordt veelvuldig Esperanto gesproken en er in gecorrespondeerd’ (Opv. Brochurenreeks VII 42). De heer Yge Foppema wees me nog op: ‘Terwijl de Nederlandsche en Zweedsche vlaggen in top waren geheschen, heeft dezer dagen een Sliedrechtsche baggermolen in het door de langengte van Falsterbo gegraven kanaal de laatste meters zand weggewerkt, die daar de wateren van Oostzee en Sont nog scheidden’ (N.R.C. gecit. in de Haagsche Post 9 VIII '41). Dit laatste voorbeeld kan nochtans een goed-nederlands meervoud | |
[pagina 206]
| |
bevatten: daarvoor hoefde men enkel meer nederlandse en meer zweedse vlaggen te hijsen. Daarentegen kan zelfs het herhaalde lidwoord ‘de Britse en de Nederlandse minister-presidenten’ niet tot gaaf Nederlands maken. Die herhaling kombineert alleen een ‘taalfijnigheidje’ met een taaluitheemsigheid. Ik mag zeker nog wel enkele wisselende voorbeelden geven - ze zijn niet zo heel dik gezaaid - al was het alleen maar om anderen in de gemakkelijke gelegenheid te stellen, hun taalgevoel en het mijne op de proef te stellen. J.H. Starmans citeerde in zijn dissertatie: Verloskunde en kindersterfte in Limburg, blz. 143 uit een ‘wet van den 1sten Juny 1865’: ‘Tot het natuurkundig examen worden alleen zij toegelaten, die aan de commissie voor dit examen voldoende bewijzen leveren van kennis der Nederlandsche, Latijnsche, Fransche en Hoogduitsche talen en van de wis- en stelkunst, als voorbereiding tot beoefening der natuurkundige wetenschappen’. Er werd niet van wis- en stelkunsten gewaagd! Blijkbaar omdat die dubbelheid als een eenheid geldt. Daarom kwam ook ondanks ‘de genees-, heel- of verloskunde’ (144) ‘de genees-heel- en verloskunde’ (141) niet voor pluralizering in aanmerking. Het zijn wel verschillende kundes, maar die hangen toch nauwer samen dan de genoemde talen, waarbij de distributieve eenheden domineren. Maar ook dat distributieve wettigt het gallicistische meervoud allerminst. Ik denk hierbij aan gallicisme, waaraan ik móet denken bij: ‘Reeds in zijn Antwerpsche proclamatie .... waarborgt kroonprins Willem de vrijheid in zake het gebruik der Hollandsche, Vlaamsche en Fransche talen’; de franse tekst immers sprak van ‘langues hollandaise, flamande et française’ (Verslagen en Meded. Vla. Acad. 1940, blz. 299). Elders las ik nog: ‘De Dien gaf een aantal geschriften uit met betrekking tot de Hebreeuwse, Syrische, Chaldeeuwse, Arabische en Perzische talen’ (Meertens, Letterkundig leven in Zeeland enz. 443). Is deze auteur ook debet aan: ‘Dialecten en Volkskunde-Commissies’? zoals dat gedrukt staat op enveloppen van de Kon. Nederl. Akad. van Wetenschappen. In alle geval maakt het meervoud hier goed duidelijk, dat het twee afzonderlijke Kommissies zijn - al is zo'n samenstelling een ietwat ander geval dan ‘talen’ met een aantal voorafgaande adjektieven. Vergelijk nog: ‘Aan de Theologische, Juridische en Medische faculteiten is het oordeel van de Commissie tot Herstel over hun beleid als faculteit schriftelijk kenbaar gemaakt’ (Utr. Kath. Dagblad 22 IX '45); ‘Er zijn grote moeilijkheden gerezen, doch wij hebben een practisch begin gemaakt met de oplossing ervan door vereniging van de Britse en Amerikaanse zones’ (Volkskr. 23 XII '46). Ik kan maar niet meegaan met zo'n meervoud; ‘vereniging van de britse en de amerikaanse zone’ zou trouwens àlle kans op misverstand uitsluiten. Dat zou ‘het bisschoppelijk en het aartsbisschoppelijk museum’ ook doen i.p.v.: ‘de oprichting van de bisschoppelijke en aartsbisschoppelijke musea te Haarlem en Utrecht’ (Boekman, Overheid en kunst in Nederland 113). Ik moet nog even terugkomen op ‘Dialecten en Volkskunde-Commissies’. Er staat niet: ‘Dialecten- en Volkskunde-Commissies’. In dit laatste geval betreft het twee woorden: een dialektenkommissie en een volkskunde-kommissie. In de spelwijze zonder streepje achter ‘Dialecten’ wordt ‘Dialecten en Volkskunde’ ineens en maar eenmaal met ‘Commissies’ verbonden. Maar dat sluit de pluralizering ‘Commissies’ dubbel en dwars | |
[pagina 207]
| |
uit. Bij de afbreking ‘Dialekten-’ is de vermeervoudiging echter ook misplaatst. ‘Had ik niet op dezelfde wijze voor hulp-, taal- en hoofdacten gewerkt?’ (Taal en Letteren IX 99) is eenzelfde geval. Ik voeg er een derde bij van A. Kessen: ‘De St. Servaas- en O.L. Vrouwekerken groeiden uit tot machtige bouwwerken en naast hen rezen de vele spitsen ten hemel van de Gothische kloosterkerken en kapellen’ (De histor. schoonheid v. Maastricht 18)Ga naar voetnoot1). Maar blz. 19 wordt het enkelvoud: ‘de kapittels van de O.L. Vrouwe- en de St. Servaas kerk’ met herhaald lidwoord, juist als blz. 64: ‘Een uitzondering hierop zijn de reeds genoemde Kruisheeren- en de St. Jans kerk met hun onder het dak verborgen schoorbogen’. Wie verband legt tussen enkelvoud en lidwoordherhaling komt daarmee niet klaar bij: ‘de Maaslandsche kunst, die in de 12e en 13e eeuw een hogen bloei bereikte’ (18). Zo wisselde ook Adriaan van Oordt in Warhold3, maar zonder herhaling van het lidwoord: ‘Om den burgmuur, waarboven de torens der Sint Maarten en Munster-kerken stegen, verbreedde zich de gracht’ (I 14); ‘Op het plein tusschen de Sint Maarten en Sint Salvator kerk was een vloed van menschen’ (I 19). Boven bij ‘vlaggen’ konden we het voorbeeld door een ongemotiveerde onderstelling tot goed Nederlands maken. Wat daar als mogelijk werd voorgesteld was elders werkelijkheid: ‘In het meerendeel van de derde en vierde klassen staat de beslissing nu voor de deur’ (Utr. Cour. 14 II '44). Het ging hier immers over een aantal derde klassen en een aantal vierde klassen uit onze voetbalwereld. Dat gaf dus ook aan het opschrift: ‘Derde en vierde klassen’ een nederlands cachet. Een soortgelijk goedmeervoudig geval is ook: ‘Ten slotte kon een dergelijk goed beheerd archief, voorzien van dergelijk materiaal, van groote waarde zijn voor 't hooger en middelbaar onderwijs, voor kweek-, handels- en nijverheidsscholen, voor technische inrichtingen, land- en tuinbouwscholen, en vooral ook voor ontwikkelingsbioscopen’ (Opv. Broch. III 49). In dit geval worden samenstellingen op ‘-school’ normaal gepluralizeerd. Eerst ging het over meer kweekscholen, handelscholen en nijverheidscholen; en daarna over .... Waarover? Is ‘land- en tuinbouwschool’ één school met het boven gebezigde meervoud? Of staan landbouwscholen als aparte inrichtingen naast tuinbouwscholen? In het eerste geval wordt ‘land- en tuinbouwschool’ als één woord vermeervoudigd. Men zou het dan met de nodige onderscheiding kunnen vergelijken met de pluralizering van ‘pijl-en-boog’ of soortgelijke koppelingen: ‘De kinderen rennen naar buiten met kleine pijl-en-bogen om te schieten op de vogels in den rubberboom’ (H. de Leeuw, Onze West 127). In het tweede geval wordt ‘landen tuinbouwschool’ een gepluralizeerde tweeheid, zoals dat ook gebeurde in: ‘De activiteit van deze zeeschuimers werd nog verhoogd door het feit dat vele welbekende Zuid Amerikaansche Staten zeer vrijgevig waren met hun vrij- en kaper-brieven’ (ald. 276). De tweeheid van dit laatste blijkt onweersprekelijk uit: ‘en men aarzelde niet langer zich op gevaarlijke wegen te wagen, zooals het verleenen van Hollandsche vrijbrieven en kaperbrieven aan Amerikaansche koopvaarders’ (279 v.).
P. Gerlach Royen O.F.M. |
|