De Nieuwe Taalgids. Jaargang 40
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAankondigingen en mededelingen.Academische redevoeringen.De 28ste Febr. hield Dr G. Kuiper bij zijn ambtsaanvaarding als hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam een rede over De waardeering van Spiegels Twe-spraack (Harderwijk - Drukkerij ‘Flevo’ - 1947). Hij vergelijkt deze spraakkunst met drie voorafgaande grammatica's van de volkstaal, in Duitsland, nl. van Laurentius Albertus, Albertus Oelinger en Johannes Claius, en met de Engelse Bref Grammar van William Bullokar., en Graves' Grammatica Anglicana. Daarna karakteriseert hij Spieghel's streven naar een ‘voorbeeldige’ taal. Een uitvoerige reeks Aanteekeningen besluit deze belangrijke rede. De 24ste Maart gaf Dr Win. Roukens een Openbare les als docent aanGa naar voetnoot1) | |
[pagina 185]
| |
de Landbouwhogeschool te Wageningen, getiteld: Bijdrage toi de kennis van Wezen en Waarde der Volkscultuur (Nijmegen - Uitgeverij ‘De Koepel’ - 1947). De 2de Mei aanvaardde Dr B.E. Vidos het ambt van hoogleraar in de Romaanse taalkunde aan de R.K. Universiteit te Nijmegen met een rede: Nieuwe onderzoekingen over Nederlandsche woorden in Romaansche talen (Nijmegen - Utrecht - Dekker en Van de Vegt - 1947). (Prijs f 0,80). Hij waarschuwt tegen voorbarige gevolgtrekkingen: het Franse woord trosse b.v. blijkt niet aan het Nederlandse tros ontleend te zijn. In hoofdzaak behandelt hij in deze rede Franse woorden in de lakenindustrie, aan het Vlaams ontleend. De 23ste Mei hield Dr S. Dresden een inaugurale rede als buitengewoon hoogleraar in de moderne Franse letterkunde, over Moderne Franse romankunst (Amsterdam - J.M. Meulenhoff - 1947). (Prijs f 0,90). Zijn beschouwingen zijn gewijd aan het werk van André Gide, van Proust en Sartre. | |
Inleiding tot de taalstudie, ten dienste van Athenea, Colleges en Normaalscholen, door Dr Remi Sterkens en Dr Paula Sterkens - Cieters. (Brussel - Uitgeversfirma A. de Boeck - 1947).De drie delen van dit boek, die reeds een derde en een vierde druk beleefden, omgezet in de nieuwe spelling, sluiten zich geheel aan bij het voorgeschreven officiële programma voor de Belgische middelbare scholen. De bedoeling is: inzicht te geven in allerlei taalverschijnselen, taalsoorten, taalgeschiedenis, geschiedenis van spelling en spraakkunst, woordbetekenis, naamkunde, spreekwoorden en vergelijkingen, om daardoor in de ruimste zin bij de leerlingen belangstelling te wekken. ‘Klaar inzicht en beter begrijpen van de voornaamste taalverschijnselen en ontwikkelingsstadia moet leiden tot grondiger kennis van het Nederlands en inniger liefde voor de moedertaal.’ - ‘Taalstudie zal tevens opwekken tot meer taalfierheid en tot een sterker stambewustzijn’, zeggen de auteurs in hun inleidingen. Hoewel dit werk speciaal voor het Zuidnederlandse onderwijs samengesteld is, zal het ook in het Noorden met vrucht geraadpleegd kunnen worden. Voor de ‘leerkrachten’ zijn afzonderlijk gebrochuurde Aantekeningen verkrijgbaar, ter toelichtingen en oplossing van de vragen in de tekst. | |
Even tijd voor ... onze taal!Met dit opschrift publiceerde J.C. van Wageningen een uitvoerig boek (Leiden - A.W. Sijthoff's U.M. - 1946; 176 blz.), dat de lezer op gemoedelijke wijze aanspoort, zorg te dragen voor zijn taal en stijl, in ons land te zeer verwaarloosd: ‘deze dagelijksche vergiftiging van ons volk vraagt om een tegengif’, zegt de schrijver. Een ‘taalzuiveraar’ of taaldictator slaagt er niet altijd in, bij de moderne taalkundige instemming te verwerven. Een afschrikwekkend voorbeeld is Dr Ch.F. Haje, auteur van Taalschut, die wij in ons tijdschrift onderhanden moesten nemenGa naar voetnoot1). Ook Charivarius gaat niet vrij uit: zijn uitspraken kunnen een taalkundige toets niet altijd doorstaan. Van beter gehalte is de kritiek, door Van Wageningen geoefend. Deze auteur is noch taalgeleerde, noch onderwijsman, maar iemand met brede ontwikkeling, scherpzinnige opmerkingsgave, | |
[pagina 186]
| |
en oprechte liefde voor de moedertaal. Nauwkeurige overweging van zijn waarnemingen, studie van het rijke bijeengebrachte materiaal kunnen wij ook de taaldocenten aanbevelen. Hij waarschuwt terecht tegen gevolgen van onnadenkendheid en slordigheid bij taalgebruik, tegen aanstellerij, stoplappen en overbodige woorden; hij wijst op tautologie en contaminatie, op barbarismen en onnodig gebruik van vreemde woorden, op allerlei onjuiste zinsbouw. Een bespreking van dit werk in alle onderdelen zou vele bladzijden vullen. Daarbij zou blijken dat wij het niet overal met de schrijver eens zijn. Hoewel zijn taalbegrip gezond is en hij de rechten van het taalgebruik, het ‘taalgevoel’, niet miskent, wordt soms aan de logica bij zijn beslissingen te veel waarde gehecht en is de grens tussen ‘schrijftaal’ en ‘spreektaal’, d.w.z. tussen vormelijk en familiaar taalgebruik, wel eens wat scherp getrokken. Het eindoordeel moet echter zonder twijfel gunstig luiden: hier is geen doctrinaire vitter, maar een verstandig raadsman aan het woord, die zijn boek ook door een aantrekkelijke vorm, voor een groot publiek onderhoudend wist te makenGa naar voetnoot1). | |
De Borchgravinne van Vergi.Van deze Mnl. tekst bezorgde Paul de Keyser een nieuwe uitgave in de Klassieke Galerij No. 10 (Antwerpen - De Nederlandsche Boekhandel - 1943; Amsterdam - Wereldbibliotheek). In een uitvoerige Inleiding karakteriseert hij dit alom geprezen verhaal, van Franse afkomst, als een ‘typische riddernovelle’, met verheerlijking van de hoofse minne, die verborgen moet blijven. Hij vergelijkt daarbij de bewerkingen in andere talen en de latere in het Nederlands. Een aardige illustratie is de afbeelding van een ivoren koffertje, waarop de geschiedenis van de Borchgravinne in een aantal taferelen afgebeeld is. De uitgave van de onzuiver overgeleverde tekst is kritisch en over 't algemeen nauwkeurigGa naar voetnoot2). Voor de aantekeningen kon de uitgever gebruik maken van de degelijke uitgave door Stoett (1892). Waarom vs. 536-556 blanko gelaten moest worden, is mij niet duidelijk: zó aanstotelijk is die passage toch niet, en onderdrukking zal veeleer een ongezonde nieuwsgierigheid prikkelen dan voorkomen. Dezelfde Klassieke Galerij bevat ook een afdeling ‘Klassieke Oudheid’. Daaruit ontvingen wij een vertaling van Virgilius' Bucolica (1945), door Marc Moonen bewerkt en ingeleid, en van Terentius' Zelfkweller (1946), vertaald door Dr J.C. van Deventer, bewerkt door Dr J. Humble. | |
Jaarboek van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde 1945.In dit deel worden drie gestorven leden herdacht: Prof. Dr J Salsman S.J. door J. van Mierlo; August Vermeylen door een viertal medeleden, nl. door Emmanuel de Bom (over de Van-Nu-en-Straks-periode), door | |
[pagina 187]
| |
F.V. Toussaint van Boelaere (als romancier), door Fr. de Backer (‘als professor en als wetenschapsmens’) en door Frank Baur, die aan de grote persoonlijkheid hulde brengt. - Arthur H. Cornette wordt herdacht door Emmanuel de Bom, terwijl J. Muls daaraan een uitvoerige beschouwing toevoegt over ‘de essayist en de mensch’. | |
Hulde aan Dr J. van Mierlo S.J.Bij gelegenheid van zijn ere-promotie aan de Leuvense Universiteit gaf het tweemaandelijks tijdschrift Universitas, orgaan voor Katholieke studenten, een ‘huldenummer’ uit (Gent - Uitgeverij ‘Die Grael’ - 1947), met bijdragen van Prof. E. Lousse, Prof. E. Rombauts, Prof. Fr. Baur, Prof. H.J. van de Wyer, met een antwoord van Prof. J. van Mierlo. Prof. L.C. Michels liet Een stem uit het Noorden horen, terwijl Prof. L. Reypens schreef over Wording en bloei van ons geestelijk erf. Een portret van de gehuldigde, naar een schilderij door A. van Dyck, versiert deze aflevering. | |
Jaarboek 1945 van de Koninklijke Souvereine Hoofdkamer De Fonteine (Antwerpen - De Sikkel).Evenals in het vorige Jaarboek vindt men hier een reeks van interessante bijdragen voor de studie van de rederijkers. Na een uitvoerig Woord ter Inleiding van de ‘Hoofdman’ Dr H. van Overbeke geeft A. van Elslander een met veel zorg bewerkte Lijst van Noord-Nederlandsche Rederijkerskamers uit de XVe en XVIe eeuw, met bijgevoegde kaart. Dezelfde auteur leverde nog twee bijdragen: over De Mariavereering bij de Rederijkers en over De Rederijkerskamer ‘De Lelie’ te Wakken. - C.G.N. de Vooys wijst op Een lee nte in onze lexicografie: onze beide grote woordenboeken hebben tot voor kort de rederijkerstaal verwaarloosd. - H. de Schrijver behandelt De Blazoenen van onze Rederijkerskamers, en Paul de Keyser De Prinsen, de Koningen en de Keizers bij de Rederijkers. - C. de Baere verzamelde Het Repertoire der Compagnies of Nieuwe Kamers van Rhetorica te Brussel. - H. Liebaers beoordeelt de uitgave van Jan van den Dale's werken door G. Degroote. A. van Elslander bespreekt met lof De Rederijkers door J.J. Mak en de studie over Jeronimus van der Voort door Dr L. van Boeckel, in 1944 in een concentratiekamp bezweken. | |
Verzamelde Opstellen van C.G.N. de Vooys.Als vervolg van de Letterkundige Studieën van 1910 zijn de sedert geschreven opstellen op letterkundig gebied onlangs gebundeld uitgegeven door De Sikkel (Antwerpen) en U.M. ‘Kosmos’ (Amsterdam, 1947). De eerste afdeling bevat opstellen over rederijkerslitteratuur, de derde en uitvoerigste (blz. 96-285) geeft onderwerpen uit de 19de eeuw, o.a. de openbare les over De sociale roman en de sociale novelle in het midden van de negentiende eeuw en een voordracht over De invloed van Multatuli's werk op oudere en jongere tijdgenoten. Een derde bundel Verzamelde taalkundige opstellen, die binnenkort bij de firma J.B. Wolters te Groningen zal verschijnen, sluit zich aan bij de beide bundels van 1925, bij dezelfde uitgever verschenen. | |
De Vereniging tot vereenvoudiging van onze spelling opgeheven.Op de jaarvergadering van 10 Mei l.l. is het besluit genomen om de Vereniging, na volbrachte taak, op te heffen. De voorzitter, Prof. Dr J.J. Salverda de Grave heeft dit niet meer mogen beleven. De waarnemende voorzitter, Prof. Dr C.G.N. de Vooys hield een afscheidsrede, die hij tegelijk een | |
[pagina 188]
| |
lijkrede en een feestrede noemde. De herwonnen eenheid, ook met Zuid-Nederland, is een heuglijk feit. De enige schaduwzijde is, dat in het Zuiden vooreerst de buigings-n bij het Lager Onderwijs gehandhaafd wordt. Voor de leden heeft de sekretaris J.A. Daman een brochure samengesteld: De laatste jaren van de spellingstrijd. Een blik terug, als aanvulling van zijn Vijftig jaren van strijd (1891-1941), reeds in 1941 gedrukt. Uit het kasoverschet zal steun verleend worden aan de uitgave van een bundel opstellen van Prof. Dr Gerlach Royen, in de loop der jaren over het spellingvraagstuk geschreven, van belang voor de toekomstige geschiedschrijver van de spellingstrijd, maar ook nog leerzaam voor menige konservatieve tijdgenoot. | |
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1945-1946.Als verhandeling is opgenomen de voordracht van C.J. Kelk over Hieronymus van Alphen als vader en kind. Uit de reeks Levensberichten vestigen wij de aandacht op de volgende: Jacob Wybrand Muller door J.H. van Lessen; Anton Gerard van Hamel door Maartje Draak; Derk Christiaan Hesseling door J.J. Salverda de Grave; Johan Huizinga door Th.J.G. Locher; Edmond Jacques Hubert Jaspar door H.J.E. Endepols; August Vermeylen door P. Minderaa. - De openingsrede van de voorzitter Byvanck over Louis Couperus en de klassieke oudheid is afgedrbkt op blz. 189 vlg.; verslagen van de lezingen in de maandelijkse vergaderingen in een Bijlage op blz. 218 vlg. |
|