Een recalcitrante brief.
Frank van der Goes had reeds sedert zijn jonge jaren de onwaardeerbare gewoonte papieren van allerlei aard, die gewoonlijk weldra in de prullemand belanden, zoals correspondentie, convocaties, overdrukjes, brochures en prospectussen, te bewaren. Toen hij indertijd uit het archief, dat op die wijze gegroeid was, zeer bereidwillig voor studiedoeleinden enige mappen te mijner beschikking gesteld had, trof ik daarin een merkwaardige brief aan.
Het archief van Van der Goes kwam na zijn dood aan het ‘Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis’ te Amaterdam, welks gehele papieren inventaris tijdens de bezettingsjaren naar Duitsland verdween, doch, na te Frankfort aan de Main te zijn teruggevonden, thans gerepatrieerd is. Waarschijnlijk bevindt zich ook de collectie-Van der Goes daarbij.
Het spijt mij derhalve, toen het mogelijk was, deze brief niet volledig te hebben gecopieerd. Het was een concept-brief van Van der Goes aan J.H. Rössing, die in de laatste decennia der negentiende eeuw een rol speelde in het Amsterdams toneelleven en in 1886 als secretaris optrad van de commissie, die de huldiging van den zeventigjarigen Hofdijk zou voorbereiden. De inhoud was ongeveer als volgt:
De uitnodiging om toe te treden tot de commissie ter huldiging van den zeventigjarigen heer Hofdijk heb ik ontvangen en ik dank U voor de onderscheiding, die mij daarmee ten deel gevallen is. Ik accepteer haar echter niet, van welke weigering ik hier de principiële redenen zal uiteenzetten.
Tegen ondersteuning van een bejaard letterkundige zou in beginsel geen bezwaar bestaan. Doch de commissie wil den dichter en voortreffelijken Nederlandsen letterkundige Hofdijk een intellectuele hulde brengen. Het zal U niet onbekend zijn, dat er een aantal jongeren zijn, onder wie ook ik, die zich aaneengesloten hebben en hun literaire gevoelens duidelijk formuleren. Hiermee ‘gaat zeer kwalijk samen het meedoen aan een openbare hulde van den dichter en letterkundige Hofdijk.’ Geen onzer kan dus tot Uw commissie toetreden zonder ontrouw te worden aan eigen beginselen. Wij hebben enige jaren geleden niet deelgenomen aan het feest ter ere van Beets en zullen ons ook nu afzijdig houden.
Of Rössing inderdaad een brief van deze strekking ontvangen heeft, kan ik niet zeggen. In ieder geval werd dit concept opgesteld in een recalcitrante gemoedsstemming.
Den Helder.
C.G.L. Apeldoorn.