kope boeken). - Slumpwerk en een slumppost bij het Leger des Heils. - een paar die-hards. - de leisured classes. - een dergelijke ‘show-down’. - Amerikaansche crediethulp kan slechts dienen als ‘priming the pump’.
In de meeste gevallen onderstellen de schrijvers bij hun lezers de betekenis van de Engelse woorden bekend. Zelden wordt een verklaring nodig geacht, b.v. ‘De Sowjet-artisten hebben niets van die “glamour”, die kunstmatige glans’. Opmerkelijk is, dat steeds meer de aanhalingstekens ontbreken. Bij gebruikelijk geworden woorden als job, insider of service zal men ze niet licht meer aantreffen.
Wij wezen reeds op inburgering van verba, blijkens naar Nederlands model gevormde infinitieven en verbogen vormen. Daaraan kunnen toegevoegd worden: boeken = plaats bespreken (vgl. volgeboekt), sneeren (b.v. zijn bestrijder sneerde), flirten en mixen (b.v. Hij goochelt met talen, die hij door elkaar mixt). Aan de samenstellingen en afleidingen kunnen nog toegevoegd worden: startklaar, globetrottery, scoutisme. Naar de klank vernederlandst is het werkwoord elkaar overlappen.
Een auteur bij wie wij veel Engelse woorden voorkomen, is de Vlaming Daisne. Hij schrijft b.v. bij de toneelinrichting van de tabs, van een drink, of: ‘Het is wel aardig een fan te zijn als ik’. - ‘Ze zijn wel modern voor hun tijd, maar nog niet swing’.
Talrijk zijn Engelse woorden en uitdrukkingen op oeconomisch gebied, b.v. het self-supporting zijn der havens - Rusland is self-supporting - het make-money-systeem. - Nederland helpen aan een voldoende bargaining power (waarom niet het gangbare koopkracht?) - het systeem van utility-goederen. - bach-pay - een sit-downstaking. - een walkingtime-vergoeding voor de arbeiders - oeconomische factoren als een bottle neck voor verdere doeleinden - opleiding tot copywriter bij een reclamebureau - het systeem-free-enterprise.
Engelse termen dringen ook door in verband met de film-kunst. Men spreekt van een close-up, van de spot-lights van een filmoperateur. Bij Daisne vond ik: ‘de beelden sterven langzaam in een fade-out weg’.
Als sport-termen noteerde ik nog in het verslag van een wedstrijd: De eerste rit was een walke-over voor enige Nederlandse sprints. In padvinderskringen hoort men spreken over volksdansen: tumbling, het kunstige yakardraaien, een ropespinning. Een nieuw kermisvermaak brengt de auto skooter. Op toneelgebied spreekt men van een thriller, van een eigenlijke plot in een toneelstuk.
Aan het slot van mijn artikel wees ik op enkele voorbeelden, waar het absoluut overbodige gebruik van Engelse woorden voortkwam uit aanstellerij of te haastig taalgebruik. Daaraan kunnen nog de volgende toegevoegd worden: De zaak iets minder high-brow definiëren (= geleerd). - De Nederlandse Regering hoopt een way-out te vinden (= uitweg, uitkomst). - Men voelt zich on the long run (= op de lange duur) niet gelukkig. Hier lag het goede Nederlandse woord vlak voor de hand!
C.G.N. de Vooys.