Vondel en Hugo de Groot.
Toen Vondel in 1632 zijn bekend gedicht over Huigh de Groots verlossing schreef (W.B.-uitgave III, 380) herinnerde hij zich waarschijnlijk een Latijns gedicht van Hugo de Groot: Silva ad Thuanum (1621), waarop C. van Vollenhove in De Gids van November 1932 door een vertaling de aandacht gevestigd heeft (Wildzang voor Fr. de Thou). Daarin wordt gesproken van ‘Wacht bij wacht, onder hondengebas, binnen dubbele grachtmuur’, en verderop van de ‘Eeuwige eer van de vrouw, die des slotvoogds mannen te erg was’. Een bewijs dat Vondel deze Silva gekend heeft, levert Van Vollenhove op blz. 134, waar hij aantoont dat Vondel ‘een twaalftal regels uit deze Silva in alexandrijnen nagedicht heeft’.
C.d.V.