| |
Uit de tijdschriften.
(Februari - April).
De Gids. Maart.
L. van den Ham beoordeelt een dichtbundel van Jacoba Eggink (Kyrie Eleison) en een van Victor E. van Vriesland (Vooronderzoek). - C.J. Kelk beoordeelt twee nummers van De Vrije Bladen, nl. Het Nieuwe Geuzenlied door Garmt Stuiveling, en Herman Gorter en de School van Verwey door J.C. Brandt Corstius.
April. E. Smedes publiceert het eerste gedeelte van een studie Over de geboorte van de barokcultuur. L. van den Ham beoordeelt dichtbundels van Gabriel Smit (Spiegelbeeld), J.C. van Schagen (Onderaardsch), en van M. Mok (Salvis Titulis). - G.W. Jongens beoordeelt Schylgeralân. van Gerrit Knop.
| |
| |
| |
Critisch Bulletin. Maart.
Onder het opschrift Eiken op steriele grond levert Theun de Vries een afbrekende kritiek op de jongste roman van F. Bordewijk: Eiken van Dodona. De voorafgaande ontwikkeling schetst hij met waardering en bewondering wegens de stijlvernieuwing, maar in dit laatste werk ziet hij ‘inzinking van zijn schrijverschap’. - C.J. Kelk beoordeelt Een avond in Amsterdam van A. Defresne (Gedramatiseerde levenservaring. - Hendrik de Vries schrijft over Ontsporing van Albert Helman. - Han G. Hoekstra karakteriseert Het gulle vers bij Anton van Duinkerken, naar aanleiding van Tobias met den Engel en Verzen uit St. Michielsgestel.
| |
Katholiek Cultureel Tijdschrift. Maart.
In een beschouwing Rond het Probleem der Renaissance in de Nederlanden oefent G. Jo Steenbergen kritiek op Overdiep's uiteenzettingen in het derde deel van de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. Hij verwijt hem dat hij een te nauw verband legt ‘tussen Renaissance, nationale vrijmaking en Calvinisme’, ‘zonder rekening te houden met wat in het zuiden gebeurde’, waardoor hij ‘de culturele eenheid der Nederlanden verminkt’. - H.J.E. Endepols beoordeelt het derde deel van Stephanus Axters' Mystiek Brevier, een bloemlezing uit mystieke poëzie. Ondanks veel waardering oppert hij bezwaar tegen de bonte verscheidenheid, waarbij ordening ontbreekt en tegen het weinig dichterlijke gehalte van sommige opgenomen gedichten.
| |
Roeping. Maart.
Arie Peeters geeft een Overzicht der Jongste Vlaamsche lyriek tijdens de bezetting, voornamelijk over de jonge dichters die zich groepeerden in het tijdschrift Podium.
| |
Nieuw Vlaamsch Tijdschrift. Jan.
Johannes Tielrooy geeft een uitvoerige beschouwing over Literatuur en Humanisme.
| |
De Vlaamsche Gids. Febr.
In de Kroniek van het Proza bespreekt Karel Jonckheere Bid voor Camille Willocq van Cola Debrot en Silvesters tweede leven van Fanny Leys.
April. J. Hoste wijdt een hoofdartikel aan De samenwerking van de lage landen. - Charles Verlinden bespreekt een boek van Hans van Werveke over Gent door de eeuwen heen. - Gaston Burssens en Raymond Brulez verkondigen hun lijnrecht tegengesteld oordeel over de waarde van Van Ostaijens gedichten: piëteitsvolle verering staat tegenover absolute geringschatting.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Febr.
Marnix Gijsen geeft verslag van een Ontmoeting en gesprek met Anna Bijns. Op geestige wijze laat hij de geest van de Antwerpse schoolmaitres aan het woord, maar in een noot getuigt hij: ‘De Anna Bijns in den mond gelegde beweringen zijn rechtstreekof indirect aan haar geschriften ontleend. De aardigheden en de booss aardigheden zijn voor rekening van den schrijver.’ - Fr. Nooyens beschrijft uitvoerig de ontwikkelingsgang van de romanschrijver Herman de Man. - J.L. Pauwels bespreekt in de Taalkundige Kroniek De spelling van de aardrijkskundige namen. Hij betreurt dat deze bij de jongste spellingregeling nog niet afdoende geregeld is. - De laatste ronde bevat een uitvoerige polemiek tussen Gerard Walschap en de redakteur A. Westerlinck. De Boekbesprekingen, grotendeels van A. Westerlinck, gelden dichtbundels van jongeren.
| |
| |
| |
Dietsche Warande en Belfort. Maart. April.
Edw. Rombauts publiceert de rede, waarmee hij de eredoctor Pater Van Mierlo begroet heeft, getiteld De groei in het levenswerk van Prof. Dr J. van Mierlo S.J. - De redakteur Albert Westerlinck geeft Principieele beschouwingen na een polemiek, waarin hij de ‘christelijk-humane kunst- en levensopvatting’ uiteenzet, door dit tijdschrift sedert de stichting voortdurend gehandhaafd. - In de Kroniek van het Nederlandsch Proza beoordeelt André Demedts de jongste romans van Gerard Walschap (Ons geluk) en van Louis Paul Boon (Vergeten straat). - J. van Mierlo beoordeelt twee Mnl. tekstuitgaven: Karel ende Elegast, bezorgd door Rob. Roemans, en Floris ende Blancefloer, bezorgd door P. de Keyser (Antwerpen - N.V. Nederl. Boekhandel). Tegen beide oppert hij ernstige bezwaren, zowel wat de tekst als de toelichting betreft: ‘ze teren te veel op andermans goed’, bevatten onnodige tekstkritiek en onjuist verklaarde plaatsen.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. LXV, afl. 1.
J.A.N. Knuttel bestrijdt de mystieke interpretatie die Van Eyck vroeger (deel LVIII) verdedigd heeft van het Mnl. gedicht Van der Feesten. - K. Heeroma bespreekt de lotgevallen van De germaanse eu in het Nederlands. - J.F.J. van Tol geeft een overtuigende verklaring van de bekende uitdrukkingen ‘Deus aes’ d.i. de worp twee-een in het dobbelspel en ‘Sisink (six-cinq)’ als de gunstigste worp bij het triktrakspel. - J.A.N. Knuttel verdedigt de afleiding van fiets uit de naam van de Wageningse rijwielhandelaar Viets. - H. Ribbius publiceert een Mnl.-Frans fragment van een Leere van hoveschede. - De Varia Tubantica van H.L. Bezoen bieden een nalezing bij zijn proefschrift over Klank- en Vormleer van het dialect der gemeente Enschede. - B.H. Slicher van Bath verzamelde een groot aantal Nederlandse woorden in Latijnsche oorkonden en registers tot 1250. - B. van den Berg levert een Bijdrage tot de geschiedenis der spelling in Holland. - C. Kruiskamp beoordeelt de uitgave van Jan Smeken's Dwonder van claren ijse en snee.
| |
Volkskunde N.R. V No. 4.
Maurits de Meyer geeft een uitvoerig geïllustreerd artikel over Sikkel, Zichte, Zeis en Pik, met een bijliggende kaart van de Zuidnederlandse gewesten. - Tj. W.R. de Haan oordeelt zeer ongunstig over Een Drents Sagenboek van J.R.W. Sinnighe, een haastwerk dat door te magere inhoud en slordige bewerking ‘naast de roos geschoten heeft.’ - J.J. Mak besluit zijn degelijk toegelichte Vlaamse Volksdevoties in een Geuzenlied uit de 16e eeuw. - Verder bevat deze aflevering Kleine Mededeelingen o.a. een oproep voor een algemene folkloristische bibliografie, een lijst van ‘Duytsche verboden boeken’ van 1570, en een Tijdschriftenschouw.
| |
Neophilologus. Jan.
G.G. Ellerbroek schrijft over Un adversaire hollandais de Montaigne: Johan van Beverwijck. Deze Dordtse medicus en schrijver verzette zich met kracht tegen sommige opvattingen van Montaigne en tegen zijn geringschatting van de medische wetenschap en de dokters.
| |
Leuveuse Bijdragen XXXVI, afl. 1-2 Bijblad.
L. Grootaers betoogt de wenselijkheid van een onderzoek van de Wisseling t-k-stembandocclusief in de Zuidnederlandse dialekten, en geeft een verslag van het Zuidneder- | |
| |
lands Dialectonderzoek. Verder bevat deze aflevering een zeer uitvoerige Inhoud van Tijdschriften in de laatste jaren, waarbij ook een lijst van Zuidafrikaanse Publicaties, bewerkt door D. Bax.
| |
Tijdschrift voor Levende Talen. XIII, afl. I.
A. Borguet ontleedt in een technisch artikel De ‘Prinche’ van het Referein op grond van een aantal bekende refeinenbundels. - J. Moors (De betekenis van Kiliaan en de vroegste vertaalwoordenboeken) bespreekt Verdeyen's uitgave van het Naembouck. - Fr. Closset bespreekt in de rubriek Nederlandse Letteren werk van Frans Coenen, A. van Schendel, S. Vestdijk, F. Bordewijk, C.J. Kelk, Bertus Aafjes en Cola Debrot.
| |
Levende Talen. April.
In deze aflevering vindt men de voordracht van Gerlach Royen over Biologische en Grammatische Vervrouwelijking volledig opgenomen. - G.W. Wolthuis beoordeelt de bundel Dichters om Oranje, samengesteld door Anton van Duinkerken en P.J.G. Huincks.
| |
Ons Eigen Blad. Febr.
In een artikel Niet buigings-n maar naamvals-n dringt Gerlach Royen er op aan, deze benamingen goed uit elkaar te houden. Ook de genus-n, de meervouds-n dient als buigings-n beschouwd te worden. In het tweede gedeelte wijst hij op de toenemende neiging om in oude dativische voorzetselverbindingen de n weg te laten. gelijk uit aangehaalde voorbeelden blijkt, als: in de beginne, van christelijke huize, in de lande, in levende lijve, e.d.
| |
Erasmus, Febr.
A. van Loey bespreekt de Academieverhandeling van C.G.N. de Vooys over Duitse invloed op de Nederlandse woordvoorraad.
| |
Apollo. Febr.
F.V. Toussaint van Boelaere begint een artikel over De Vlaamse literatuur onder de bezetting. - J. Tielrooy eert de zeventigjarige romanschrijver P.H. van Moerkerken, en bespreekt een studie van S. Dresden: Existentie-philosophie en literatuurbeschouwing. Hij acht het standpunt dat de schrijver verdedigt, niet zo nieuw als deze zelf meent, en staat er sceptisch tegenover.
| |
Wending. Maart.
Onder het opschrift Triomf van de droom? ontleedt en beoordeelt J. Haantjes de gedichten van Koos Schuur, bijeengebracht en opnieuw gerangschikt in de bundel Herfst, hoos en hagel.
| |
Criterium. Febr.
Henri A. Ett publiceert Twee brieven van Multatuli aan A.C. Loffelt, terwijl A. Morrien een artikel bijdraagt over De Minnebrieven van Multatuli.
| |
Paedagogische Studiën. April.
Van der V[elde] geeft een beknopte beoordeling van de Nieuwe Nederlandse Spraakkunst met oefeningen, door Dr B.H. Erné en Dr J. Smit.
| |
Bezinning. Maart.
Onder het opschrift Roman der actualiteit beoordeelt W.J.C. Buitendijk uitvoerig Gebroken Horizon van Bert Schierbeek. Verschil makend tussen de tendenzroman en de actuele probleemroman, ontleedt hij dit boek, waarin ‘de tijdsproblematiek behandeld wordt in gestileerde vorm.’ Van zijn Calvinistisch standpunt oppert hij ernstige bezwaren tegen de schildering van richtingen en personen: de troosteloze geest van het boek laat hem volkomen onbevredigd.
C.d.V.
|
|