De Nieuwe Taalgids. Jaargang 40
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBloemerant.Dit is een kleurnaam. F. Verhagen, in zijn economisch-statistische beschrijving van de noordbrabantse gemeente GeldropGa naar voetnoot1), somt aan de hand van een inventaris, gedagtekend van 1767, een aantal lakens op in de kleuren blauw, wit, pisblauw, ligt blauw, bloemerant, swart, mantelblauw e.a. Bij bloemerant tekent de schrijver aan dat het was ‘een kleur, die vaak vermeld wordt, maar waarvan niet kon worden achterhaald, wat er mede wordt bedoeld’. Inderdaad komt het in de gangbare woordenboeken niet voor, ook niet in WNT, tenminste niet als lemma. | |
[pagina 134]
| |
De vorm van het woord wijst op romaanse herkomst; men kan vermoeden dat de gelijkenis met bloem op vervorming berust. De omgeving waarin het staat, overwegend variëteiten van blauw, geeft een aanwijzing voor de richting waarin men zoeken moet, voorzover althans dit licht niet achteraf begint te schijnen. In de gedaante die het woord in Verhagen's teksten vertoont, treedt het op in F. Halma's Nederduits-Frans WoordenboekGa naar voetnoot1): Bloemerant, ond.w. (d.i. ‘onduitsch woord’), Bleekblauw, Bleu-mourant, bleu pâle. Onder Bleu-mourant wordt verwezen naar Bloemerant. Bij Salverda de Grave ontbreekt het. Slaat men nu echter, aldus wijs geworden, andermaal het WNT op, dan vindt men daar wel Bleumerant, met de toelichting: ‘waarschijnlijk ontstaan uit den kleurnaam bleu mourant, bleekblauw’. Toegevoegd wordt, dat Littré van de franse naam een voorbeeld geeft, alsook dat het woord zeer gewoon is in de nederduitse volkstaal; Berghaus heeft de vormen blümerand en bläumerant. Het opvallende is nu, dat van de twee nederlandse bewijsplaatsen, een uit Asselijn, een uit een bij Schotel aangehaald werk van 1780, de tweede de vorm bloemerant vertoont, welke in afwijking van hetgeen wij over Halma zeiden, als titelwoord ontbreekt: ‘een bloemeranten satijnen vrouwenjapon’. De uitgang -en doet de vraag rijzen, of wellicht deze auteur meende met een stofnaam te doen te hebben, ter aanduiding van een stof in die kleur. Het geval ware dan te vergelijken met de kleurnaam purperen. Weiland, Kunstwoordenboek, heeft bleu-mourant, ‘ligtblaauw, bleekblaauw’. Onder de variëteiten van blauw vinden wij bleumerant bij Brouwers, Het juiste woord; maar overeenkomstig de aard van dat werk zondere nadere aanduiding, behoudens inzover die kan worden afgelezen aan de rangschikking; de naaste buren zijn: marineblauw en bleumarin links, bleu de Paris en Parijsch-blauw rechts. Men mag daaruit niet afleiden, dat de schrijver bleumerant voor een andere vorm van bleumarin houdt. Ter beantwoording van de vraag hoe de vormverandering is tot stand gekomen, kan men denken aan een volksetymologie, op het ontstaan waarvan heeft ingewerkt anticipatie van de oe (ou) in de tweede lettergreep. Het bezwaar dat deze oe geen klemtoon had, wordt beantwoord met de opmerking dat hij in de werkelijk-franse uitspraak een levend muzikaal accent draagt, ruimschoots voldoende voor een psychische overwaarde. De nederduitse vormen wijzen op fonetische ontwikkeling in protonische lettergreep (blü-), resp. op spellinguitspraak (bläu-).
L.C. Michels. |
|