De Nieuwe Taalgids. Jaargang 40
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen bijzonder geval van meervoudsvorm voor enkelvoudsfunctie in het Fries.Het WNT zegt onder het hoofd lucifer: ‘een in Engeland tegelijk met de zaak uitgedachte naam.’ De vroegste voorbeelden van het woord, die men in het WNT aantreft, komen uit Hasebroek en Potgieter. Het ligt in de aard der zaak, dat bij dit ontleende woord de meervoudige vorm primair is, al is natuurlijk onmiddellijk ook behoefte ontstaan aan een enkelvoud. Zo hebben wij dus naast een zowel collectief als distributief meervoud lucifers een enkelvoud lucifer. In Friesland zijn de verhoudingen gewijzigd. Een Fries die zijn pijp wil aansteken, zal doorgaans zeggen: ‘Jouw my even in lusjefers (geef mij even een l.)’. Hij gebruikt dus de meervoudsvorm met enkelvoudsbetekenis. Hoe is dat te verklaren? In het Fries is in de verbinding korte voc. + r + dentaal de r verdwenen (vgl. Eng. en Saks.). De spelling is hier misleidend, want tot op heden blijft het Fries de r schrijven. Men zegt dus: ‘een doaske (doosje) lusjefes’. Hieruit laat zich voor het Friese oor geen enkelvoudsvorm construeren: lusjefè komt niet in aanmerking (è komt in Auslaut niet voor)Ga naar voetnoot1). Lusjefer zal men onder invloed van gesproken en geschreven Nederlands wel eens horen, maar de gangbare vorm is lusjefes. Daarmee heeft het woord dus zowel enkelvoudige als meervoudige betekenis. Maar daarmee is ook de mogelijkheid geopend voor een nieuw meervoud, nl. lusjefessen, dat alleen in gebruik is als distributief meervoud: der lizze (liggen) trye lusjefessen. Zo heeft zich dus in het Fries naast de collectieve meervoudsvorm lusjefes (die ook enkelvoud is) een distributieve meervoudsvorm lusjefessen ontwikkeld.
Amsterdam Febr. 1947. A.A. Verdenius. |
|