De cokes is er.
De 28ste April '43 hield ondergetekende voor de katholiek-wetenschappelijke vereniging met de onmogelijke naam, een voordracht over: Herijking of funktieverandering van fleksievormen in het Nederlands. Daarin sprak ik o.m. ook over meervouden op -s, die vanwege hun kollektieve betekenis singularisch werden opgevat, en daarna zo nodig weer gepluralizeerd op -en. Bij lucifersen, railsen, bielsen, canadassen is het reïnterpretatieproces geheel van nederlandsen huize, alhoewel het nog geenszins afgesloten is; ontleend werden de enkelvouden lucifer, rail, biel, canada. Daarentegen hebben wij cokes in de meervoudsvorm overgenomen, maar om semantische redenen - het indistinkte massa-begrip domineert - is hierbij de kans op hernieuwde vermeervoudiging op -en niet zo heel groot. Dit kollektivum fungeert zonder vormverandering afwisselend als meervoud en als enkelvoud: ‘De cokes van de Stm. Emma en Maurits werden vanwege hun uitnemende kwaliteiten een belangrijk exportartikel’ (M. Kemps, Limburg 1839-1939, blz. 179). ‘De zon kwakt licht door het boomloof op de lading, de cokes blijft dof’ (Bordewijk, De korenharp 167). Dit singularisch gebruik is even begrijpelijk als het pluralische. Bij het enkelvoud overheerst de eenheidsvisie (het kollektieve, het soortbegrip); bij het meervoud de distributieve veelheid. - Bij de gedachtenwisseling kwam een leraar-Engels op tegen de bewering, dat wij ‘cokes’ in de meervoudsvorm hebben overgenomen, aangezien het Engels uitsluitend de enkelvoudige vorm ‘coke’ kent. Ik zou op deze kwestie niet zijn teruggekomen, wanneer het debat niet een gevolg had gehad, dat ook anderen belang kan inboezemen.
Ik begin met de etymologie van ‘cokes’, die nog ontbrak in Franckvan Wijk, maar door Van Haeringen werd aangevuld (Supplement 29 v.): ‘Laat-nnl. uit het mv. van eng. coke, waaruit fr. coke, dat als kok in het Zovla. is overgenomen. Uit de eng. meervoudsvorm ook hd. de. zw. koks’. - Weigand zegt er in zijn Deutsches Wörterbuch5 I 1093 het volgende van: ‘Koks, m. (Pl., meist, aber Sg.): abgeschwefelte Steinkohle. Aus dem Pl. (cokes) des engl. gleichbed. coke (in schlechter Schreibg. coake). Dialektisch bedeutet das Wort auch ‘Asche’ und ‘Mark von etwas, Kernhaus’. Die ältere Form ist colke, das mit schwed.-dial. kälk ‘Mark in Knochen’ zu gr. gelgís ‘Kern im Knoblauchskopf’ gehört. 1813 bei Campe’. Zo ook in Falk-Torp, Norwegisch-dänisches etym. Wtb. I 560. - Bij Block, Diet. étym. de la langue française I 159 lezen we: ‘Coke, 1827 (antérieurement coak, 1773, par orthographe hyperanglicisante). Emprunté de l'anglais coke, d'origine douteuse, probablement altération de colk, d'un ancien dialecte du Nord’. - Vercoullie is in z'n Beknopt etym. Wdb.3 zeer bondig: ‘cokes v., uit Eng. id., met onderdrukte l nevens Eng. dial. colk, een afleid. van 1. kool’. Bedoeld is kool ‘brandstof’ Voor kennisgeving aangenomen.
Kruisinga antwoordde mij, indertijd op mijn vraag om inlichtingen, dat hij slechts kon herhalen wat het New English Dictionary zegt. Het was me nl. te doen om het meervoudige eng. ‘cokes’, waar de etymologische woordenboeken van spreken, en trouwens ook het Wdb. der Ned. Taal III 2059: ‘Cokes, znw. vr. slechts in den vorm van het mv. Ontleend aan het mv. van eng. coke ... Als een enkelv. wordt cokes opgevat in Een stuk cokes’. Kruisinga schreef me dan: ‘De vorm cokes en coaks