Utrechts stadsdialekt.
In het Jaarboekje van ‘Oud-Utrecht’ 1943 plaatste Dr. A. de Goede een bijdrage Iets over het Utrechische stadsdialect. Aanknopend aan vreegere studie van A. Beets en J.W. Muller publiceert hij nieuwe gegevens: enige ‘karaktermerken’ en een lijst van ‘eenige woorden’.
Een studie over ons oudste dierenepos: de Isegrimus van Magister Nivardus.
In de Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie (Mei-Juni 1943) is een uitvoerige studie over dit onderwerp, door Prof. J. van Mierlo verschenen (119 blz.), als inleiding van een berijmde vertaling, die al gereed ligt. In strijd bij de vroegere studieën van Ernst Voigt en Leonard Willems betoogt hij eerst dat Nivardus een Vlaming uit Gent geweest moet zijn, dus niet een geboren Duitser of een Frans Vlaming. Daarna tekent hij zijn Persoonlijkheid. Zijn scherpe kritiek op het leven en de godsdienst der monniken is niet afwijzend maar opbouwend bedoeld. Zelf was hij geen geestelijk, maar veeleer scolaster; zijn kunst is verwant aan die der vaganten. Een derde hoofdstuk handelt over De dichter, wiens verdiensten zeer hoog aangeslagen worden. De plaats van Isengrimus in de ontwikkeling van het dierenepos blijkt zelfstandig: de Franse branches gaan er niet op terug. Ze hebben een gemeenschappelijke oorsprong in de grotendeels Germaanse volksoverlevering. Ten slotte wordt de datering besproken, met de gevolgtrekking dat het epos in 1149 voltooid moet zijn.