De Nieuwe Taalgids. Jaargang 37
(1943)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Aankondigingen en mededelingen.Nieuwe Amsterdamse proefschriften. De Middelnederlandse vertalingen van Boëthius De Consolatione Philosophiae werden grondig bestudeerd door Dr. J.M. HoekGa naar voetnoot1). Hij voegde daar aan toe ‘een overzicht van de andere Nederlandse en niet-Nederlandse vertalingen’, en gaf daardoor aan zijn onderwerp een brede achtergrond. Hoofdzaak blijft een ontleding en waardering van de naar het Frans bewerkte tekst, door de Brugse goudsmid Jacob Vilt (Hoofdstuk III) vervaardigd tussen 1462 en 1466, en van de Gentse vertaling, als inkunabel in 1485 gedrukt (Hoofdstuk IV), waartussen dan een parallel getrokken wordt (blz. 190-193). Ondanks tekortkomingen wordt de laatste boven de eerste geprezen als een goed staal van laat-Middeleeuwse vertaalkunst. Deze tekst is ook van belang, wegens de bewerking die Coornhert, op nog gebrekkige wijze, in 1577 er van gaf, maar ook omdat die tevens de stoot gaf tot de latere zelfstandige, voortreffelijke vertaling van 1585. In Hoofdstuk II, waar deze teksten van Coornhert besproken worden, trekt de schrijver de lijn nog verder door, en karakteriseert hij de latere vertalingen van De Buck (1653), Hoogstraten (1654), Gargon (1703), Bilderdijk (1809) en Schotman (1924). Daardoor komt goed uit, hoeveel waardering het klassieke werk van Boëthius in de loop der eeuwen, ook in ons land, gevonden heeft. Dr Th. H. D'Angremond bewerkte een nieuwe uitgave van P.C. Hooft's Achilles en PolyxenaGa naar voetnoot2). De Inleiding behandelt ‘de geschiedenis van Hooft's eerste drama’, de twijfelachtige datéring, vóór of na 1600, de innerlijke waarde en de vroegere uitgaven. De uitgever kan slechts beschikken over een handschrift, dat stellig niet van Hooft is, en over een niet door Hooft verzorgde druk van 1614. Uitvoerig wordt het drama dan geanalyseerd, in verband met de bronnen. Een derde afdeling is gewijd aan Taal en Stijl en Verstechniek; daarin levert de schr. een te waarderen bijdrage voor een toekomstige Hooft-grammatika, een desideratum naast die van Vondel en Bredero. Veel zorg is besteed | |
[pagina 140]
| |
aan de afdruk en de interpretatie van de tekst, waarbij telkens ook de Latijnse bron aan de voet van de bladzijde aangehaald wordt.
Nederlandse Sprookjes. In de reeks Hoekstenen onzer volkskultuur is een bundel van Vijftig Nederlandse sprookjes verschenen, verzameld door J.R.W. Sinninghe, met een inleiding van Prof. Dr. Jan de Vries (Amsterdam U.M. Elsevier - 1942). In deze inleiding vindt men duidelijk uiteengezet, welke eisen gesteld moeten worden aan de wetenschappelijke optekening van volksoverlevering. De tijd is voorbij, toen men de sprookjes naar eigen inzichten veranderde of stileerde, gelijk Grimm deed, als schepper van een eigen sprookjesstijl. De persoon van de verteller verdient dus de volle aandacht; het sprookje moet in zijn dialekt weergegeven worden. Dat geschiedt dan ook in de bijeengebrachte vijftig teksten, waaronder ook enige anekdoten. Niet zonder bedenking lijkt ons, dat meermalen een bestaande tekst door een dialektkenner gefatsoeneerd is. Voor verdere studie is van belang dat dit deel aan het slot een uitvoerige Typencatalogus der Nederlandse sprookjes bevat (blz. 94-111), samengesteld door J.R.W. Sinninghe.
P.C. Hooft's vertaling van Tacitus' Germania. Van Hooft's Boexken van Cornelius Tacitus van de gelegentheit, zeeden ende volken van Germaniën verscheen een afzonderlijke uitgave, voorzien van inleiding en aantekeningen door Dr H. Bruch (Den Haag - Servire - 1942). Hoewel zijn bedoeling was, een schooluitgave te leveren, heeft hij wetenschappelijke eisen allerminst verwaarloosd. De tekst is niet eenvoudig van Brandt overgenomen, maar afgedrukt naar een oud handschrift, zeer waarschijnlijk een kopie van Hooft's zwager J. Baek. Op verschillende plaatsen is de tekst verbeterd. In de degelijke inleiding wordt voornamelijk Tacitus en zijn geschrift gekarakteriseerd (blz. 7-22). De tekstverklaring is afzonderlijk gehouden en in de exemplaren los bijgevoegd. Als nieuw hulpmiddel voor de studie van Hooft's proza kan dit deeltje goede diensten bewijzen.
Bredero's Toneelspelen. In de Bibliotheek der Nederlandse Letteren is nu ook Bredero vertegenwoordigd door een goede keuze uit zijn toneelwerk, nl. Griane, de Klucht van de Koe en de Spaansche Brabander | |
[pagina 141]
| |
(Amsterdam U.M. ‘Elsevier’ - 1942). De verzorging was toevertrouwd aan Dr A.A. van Rijnbach, blijkens zijn proefschrift als Bredero-kenner voor deze taak ten volle berekend. Van zijn hand is ook de brede Inleiding (blz. V-XL), die voor een breder publiek een uitstekend en zeer leesbaar overzicht geeft. Aan de annotatie van de teksten, in moderne spelling overgebracht, is veel zorg besteed. Papier en band dragen nog geen sporen van de tegenwoordige tijdsomstandigheden. C.d.V. |
|