De Nieuwe Taalgids. Jaargang 37
(1943)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
P.J. Meertens. De bedoeling is, een keuze te doen uit allerlei geschriften, in Noord- en Zuid-Nederland, sedert de Middeleeuwen, waarin òf over de boer gesproken wordt, óf waarin hij een rol speelt. Dat het boek aan deze bedoeling veelzijdig beantwoordt, blijkt uit de titels van de hoofdstukken, die telkens door de uitgever van een inleiding voorzien zijn. De titel slaat eigenlijk alleen op het eerste hoofdstuk: Boerenlof, want dan volgt onmiddellijk Boerenklacht. Verdere opschriften zijn ‘Beatus ille’, Boerenkermis, De Boer op het tooneel, de romantische boer, de boer in de dorpsvertelling. Uiteraard is de inhoud, naar tijd en genre, dus bont geschakeerd, maar menigeen zal er, bladerend, iets van zijn gading in vinden, bekende en onbekende gedichten en fragmenten, terwijl de illustratie met allerlei materiaal door de zorg van Mej. J.C. Daan, ontleend aan schilderijen, prenten, boekillustraties enz. de aantrekkelijkheid verhoogt. Het karakter van deze bloemlezing - vermeldt het Woord vooraf - is ‘populair-wetenschappelijk’. De samensteller heeft er voor gezorgd dat, ondanks de bedoeling een brede lezerskring aangenaam te onderhouden, ook de ‘wetenschappelijk’ gevormde lezer niet te kort komt. Afgezien van de degelijk bewerkte inleidingen, geeft hij in een reeks Aanteekeningen (blz. 333-343) gegevens voor verdere studie van de behandelde onderwerpen, waarop nog een nauwkeurige Bronvermelding (blz. 344-348) tot kontrolering en uitbreiding in staat stelt. Dit boek, een eerste deel, loopt van de Middeleeuwen tot 1880; een volgend deel, tot heden, zal volgens het titelblad door Jan. H. de Groot verzorgd worden.
De poëzie van de waterstaat. Een studie van bescheidener omvang, maar van aard met de bovenstaande verwant, leverde Mr A.F. Kamp, dijkgraaf van Noordhollandsch Noorderkwartier, in een toespraak op de algemeene vergadering van 2 December 1942, in de Notulen afgedrukt: de overdruk beslaat 42 bladzijden, en geeft na een korte Inleiding de volgende hoofdstukjes: Huiselijke waterstaatspoëzie, Paalwormgedichten, Watersnoodpoëzie, Dichtkunst en waterstaat. De uitgebreide lijst van Geraadpleegde literatuur bewijst dat de schrijver een uitgebreide studie van dit onderwerp gemaakt heeft en talrijke, weinig bekende bronnen, o.a. pamfletten, door-snuffelde. Het verzamelde materiaal was dan ook veel rijker dan in deze beperkte omvang plaats kon vinden. Wellicht vindt de | |
[pagina 91]
| |
auteur nog eens gelegenheid om daaruit een uitvoerige keuze te publiceren, die ook uit kultuur-historisch oogpunt interessant kan zijn.
Nieuwe Zuid-Nederlandse uitgaven. Nu door de tijdsomstandigheden hier te lande weinig bekend wordt van wat in Zuid-Nederland verschijnt, willen wij de aandacht van onze lezers vestigen op enige onlangs verschenen uitgaven. Een boek van Marnix Gijsen: De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830 (N.V. Standaard-boekhandel 1942. Tweede druk) blijkt een herdruk te zijn van het hoofdstuk, dat de auteur schreef voor het verzamelwerk Dichterschap en Werkelijkheid. In onze vroegere bespreking van dit werk hebben wij juist dit hoofdstuk als een van de beste geprezen en aanbevolen. Nieuw zijn in deze keurig verzorgde herdruk de goed geslaagde portretten van de voornaamste schrijvers. Gelijktijdig verscheen, van de hand van Fr. Closset, in een populaire en goedkope Collection nationale (Bruxelles - Office de publicité J. Lebègue et Cie 1943) een zeer beknopt overzicht van de gehele Vlaamse letterkunde, blijkbaar bestemd voor Waalse landgenoten: Aspect et Figures de la Littérature Flamande (105 blz.). De propagandistische bedoeling van de schrijver blijkt ook uit een toegevoegde lijst van Oeuvres d'auteurs flamands publiées en langue française (blz. 97-102). Menigeen zal verbaasd zijn dat zoveel werken van Vlamingen binnen het bereik gebracht zijn van hen die niet genoeg Nederlands verstaan om de originelen te kunnen lezen. Dit degelijk en vlot geschreven overzicht kan dus nuttige diensten bewijzen. Een bundel Brieven van Albrecht Rodenbach werd bijeen gebracht door Dr. R.F. Lissens, met een uitvoerige voorafgaande studie (blz. 1-120) (Antwerpen - De Nederlandsche Boekhandel - 1942. Prijs Frs. 65). Daarin schetst hij eerst de omgang tussen Rodenbach en pastoor G.H. Flamen, en tussen Rodenbach en de Leuvense hoogleraar P. Alberdingk Thijm. Daarna wordt de onderscheiding van ‘Gudrun’ behandeld, en al wat er geschied is ‘rondom een professorentwist’, nl. de Leuvenaars P. Willems en P. Alberdingk Thijm, terwijl ten slotte ‘De veete tusschen Rodenbach en De Mont’ in biezonderheden nagegaan wordt. Dit alles staat in rechtstreeks verband met de volgende publicaties van brieven en polemische dokumenten (blz. 123-250). Een studie van L. Sourie: Inleiding tot de geschiedenis van Van | |
[pagina 92]
| |
Nu en Straks, reeds bij gedeelten in een Vlaamse periodiek verschenen, is door de auteur in uitgewerkte vorm onlangs in boekvorm gepubliceerd (Kortrijk - Jos. Vermant - 1942). Belangrijk is vooral J. van Mierlo's nieuwe uitgaven van Hadewych's Strophische Gedichten (I. Tekst en Commentaar, II. Inleiding. Daarop komen wij binnenkort terug.
Katholieke poëzie na 1880. Als ‘Dishoeckje No. 56’ verzorgde Gerard Knuvelder een bloemlezing uit de Katholieke poëzie na 1880 (Bussum - C.A.J. van Dishoeck C.V. - 1943. Prijs f 0,90, geb. f 1,40). Niet minder dan 36 dichters zijn in dit boekje, van beperkte omvang (92 blz.), vertegenwoordigd, sommige door één, de belangrijkste door meer gedichten, waarbij de bloemlezer er naar streefde ‘een aantal in bestaande bloemlezingen minder vaak aangehaalde gedichten op te nemen’. De Inleiding (blz. 3-8) is zeer beknopt gehouden, maar geeft een duidelijk overzicht van de ontwikkeling en een karakteristiek van de op de voorgrond tredende figuren. Een ‘volledige behandeling’ lag niet in de bedoeling, maar wel: ‘alle dichters van betekenis tot hun recht te doen komen’.
Apologie ofte verantwoordinge van den Prince van Orangien. Van de firma C.A. Mees te Santpoort ontvingen wij een herdruk van de bekende Apologie, uitgegeven door M. Mees-Verwey met een Voorrede van Albert Verwey. Deze merkwaardige en welsprekende verdedigingsrede, die de predikant Pierre Loyseleur de Villiers de Prins in de mond legt, was reeds in 1923 door dezelfde firma uitgegeven met de bedoeling ‘de nadruk te leggen op de letterkundige waarde van dit bizonder geschrift, waarvan de historische waarde sinds lang vaststond’. Niet alleen historici, maar ook beoefenaars van onze letterkunde zullen het op prijs stellen dat deze uitvoerige proeve van uitstekend zestiende-eeuws proza weer toegankelijk gemaakt is in een verzorgde uitgave. Van dezelfde firma ontvingen wij ook een derde druk van Aart van der Leeuw's dichtbundels Opvluchten en Het Aardsche Paradijs, in één band.
Limburg. Land, Volk en Kultuur. Onder leiding van de ijverige propagandist voor Limburgse taal- en volkskunde, Dr Win. Roukens is een reeks van daaraan gewijde studies ontworpen, waarvan het eerste deel verschenen is, | |
[pagina 93]
| |
getiteld: Ons Limburgsch Heem, richtlijnen bij de beoefening der heemkunde (Lutterade - Fonds voor heemkunde - 1942, 112 blz.). Daarin overziet Boukens het gehele terrein: Bodem en volk, Oude kultuur en historie, Landnamen, plaats- en familienamen, Volkskunde, taal en kunsten, terwijl hij ten slotte Feiten, wenschen en wenken geeft. Het aardig geïllustreerde boek is onderhoudend geschreven voor een breed publiek, maar evenzeer interessant voor ieder die in volkskunde belangstelt. Ter perse zijn in dezelfde serie reeds drie volgende delen, door dezelfde schrijver, namelijk De Limburgse volkstaal, De Limburgers: Herkomst en volksaard en Limburgse volkskunde. Vier andere delen zijn in bewerking, waarin ook medewerkers zullen optreden. In een dubbel nummer van het orgaan Veldeke (Okt.-Dec. 1942) opgedragen aan de zeventigjarige Dr Jaspar, vindt men een reeks dialektbijdragen uit verschillende Limburgse streken.
Geert Grote's Levensbeeld. In de Verhandelingen der Nederlandsche Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde (XLVII No. 2) verscheen een zeer breed opgezette studie van Jac. van Ginneken (391 blz. groot formaat), waarin het leven van deze belangrijke voorganger in alle biezonderheden kritisch beschouwd wordt, en ‘naar de oudste gegevens bewerkt’ (N.V. Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij - 1942).
In de Nederlandse Taaltuin. Met deze titel verscheen een bundel ‘Wandelingen en Waarnemingen’ van Prof. Dr. A.A. Verdenius (Amsterdam - N.V. Uitgevers-Maatschappij ‘Elsevier’ - 1943f, ‘populairwetenschappelijke beschouwingen’, die in ‘De Telegraaf’ en in ‘Onze Taal’ verspreid waren, en nu naar de inhoud gegroepeerd. ‘Aan deze in luchtige vorm gehouden beschouwingen ligt toch een ernstige overtuiging ten grondslag’. De korte beschouwingen, met aardige en pakkende voorbeelden, dienen om allerlei lekenmisverstand en wanbegrip op taalgebied te bestrijden. De schrijver doet daarmee een nuttig werk, dat ook voor menige ouderwets gevormde onderwijzer en leraar zeer leerzaam kan zijn.
Levensberichten van de Maatschappij der Ned. Letterkunde. De pas verschenen bundel 1941-1942 bevat o.a. levensberichten van L.P.H. Eykman, door L. Kaiser; R.A. Kollewijn, door J.J. Salverda de Grave; Th. Siebs, door J.H. Brouwer; P. Valkhoff, door C. Serrurier; en van W. de Vries, door M. Schönfeld. C.d.V. |
|