De Nieuwe Taalgids. Jaargang 31
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAug.Anton van Duinkerken's Kroniek handelt over het Breviarium der Vlaamsche Lyriek, een bloemlezing door Marnix Gijzen, waarop de recensent vrijwat aan te merken heeft. | |
De Nieuwe Gids. Juli.J.A. Russell (Dutch poetry and the romantic revival) bespreekt Jacques Perk and Willem Kloos. - J.B. Schepers komt terug op Het Van Mander-Bredero-vraagstuk. - W. Kloos spreekt over Twee jeugdige dichters, nl. G. Kamphuis en Ruurd Elzer. | |
Aug.J.A. Russell besluit zijn artikelenreeks Dutch poetry and the romantic revival met een beschouwing over The last phase, nl. De Nieuwe Gids-dichters. - W. Kloos noemt Ben van Eysselsteyn Een hoogst aangenaam auteur. | |
Groot-Nederland. Juli.Deze aflevering is voor een groot deel gewijd aan Willem Elsschot. Aan een uitvoerige novelle van deze auteur gaan vijf bijdragen vooraf over zijn persoonlijkheid en zijn werk, nl. van Menno ter Braak (Willem Elsschot en de idee), Jan Schepens (Willem Elsschot in de Vlaamsche letterkunde), S. Vestdijk (De wortelstok der Forumpoëzie), Paul de Vree (Willem | |
[pagina 284]
| |
Elsschot's gestalten) en J. Greshoff (In Elsschot's laboratorium). - D.A.M. Binnendijk beoordeelt, onder het opschrift Wil en lot, Gerard Walschap's roman Een mensch van goeden wil, en De Doode die zich niet verhing van F.V. Toussaint van Boelaere. | |
Aug.E. du Perron herinnert aan Multatuli's naleven, naar aanleiding van Dr. Peé's boek, dat door Menno ter Braak (Multatuli en zijn zoon) in een volgende bijdrage aangevuld wordt, nl. met een reeks Brieven van Multatuli aan J. van der Hoeven. - De figuur van Karel van de Woestijne wordt herdacht in een vijftal redevoeringen, in Mei l.l. te Oostende gehouden, door Toussaint van Boelaere, Karel Jonckheere (Karel van de Woestijne voor de zee), Victor E. van Vriesland (Van de Woestijne en zijn tijd), Raymond Herreman (Karel van de Woestijne als episch dichter) en August Vermeylen (Herinnering aan Karel van de Woestijne). - M. Roelants schrijft over Een vriend van Van de Woestijne, August van Houtte. - D.A.M. Binnendijk (Manco en Gebrek) beoordeelt proza van Beb Vuyk (Duizend eilanden) en R. Blijstra (Aanslag). - G.H. 's-Gravesande schrijft een woord van herdenking Bij den dood van Edward B. Koster. Waardering blijkt ook uit Halbo C. Kool's bladzijden Bij Dirk Coster's vijftigste verjaardag. | |
De Stem. Juli-Augustus.Dit dubbelnummer is geheel gewijd aan Albert Verwey. Voorop gaat de laatste rede van de dichter: Onze taak in de tijd. Dan geeft Maurits Uyldert (Uitvaart) ‘overdenkingen bij den dood van Albert Verwey’, vooral de doodsgedachte in de verzen van de dichter zelf. - Dichterwording van P.N. van Eyck is een stuk biografie, fragment van een toegezegd boek over dit onderwerp. - F. van der Goes geeft zijn Herinnegen aan Albert Verwey, op grond van hun briefwisseling; ook Nico van Suchtelen schrijft een Herinnering, Nine van der Schaaf een Herdenking. - J.D. Bierens de Haan (Verwey en Spinoza) gaat diep in op de Spinozistische levensbeschouwing van de herdachte. - Is. P. de Vooys bespreekt De betekenis die Verwey hechtte aan een algemeen tijdschrift. - C.G.N. de Vooys gaat na wat De Nederlandse litteratuurwetenschap aan Albert Verwey te danken heeft. - J. Overduin waardeert Verwey's Vondeluitgave. - Victor E. van Vriesland schat Verwey hoog Als dramatisch dichter, en betreurt dat zijn stukken, vooral ‘Johan van Oldenbarnevelt’, nooit opgevoerd zijn. - Paul Cronheim levert een bijdrage: Dichter en Vertaler; Marnix Gijzen: Verwey | |
[pagina 285]
| |
en Vlaanderen. - Twee leerlingen, W.A.P. Smit (Ter gedachtenisse van Albert Verwey) en Maria H. de Haan (Prof. Albert Verwey als leermeester) eren hem om zijn gaven als hoogleraar. - De redakteur Anthonie Donker besluit de reeks met een warm waarderend In memoriam Albert Verwey, en haalt uit andere bladen enige Getuigenissen aan, o.a. van Anton van Duinkerken, C. Gerretson, J. Huizinga en Jan de Vries. Verder bevat deze aflevering huldigende gedichten en een Bibliographie door G.H. 's-Gravesande. | |
Roeping. Juli.G. Knuvelder bespreekt De drie Gebroeders, dat hij in bescherming neemt tegen de afkeuring van een moraliserende kritiek. | |
Aug.De achtste der Pentekeningen of geschreven portretten van F. van Oldenburg-Ermke heeft als onderwerp: Top Naeff of de hel in Holland. - Jos. Panhuysen (Leven en Dichtkunst) beoordeelt twee dichtbundels, nl. Maskers van Bernard Verhoeven en Hart van Brabant van Anton van Duinkerken. | |
Opwaartsche Wegen. Juli-Aug.H. van der Leek geeft een overzicht van de twee bloemlezingen uit de Protestants-Christelijke jongeren: Spectrum en Werk, onder het opschrift: Spectrumanalyse en arbeidsinspectie. - Roel Houwink publiceert Herinneringen aan Slauerhoff. - Tom de Bruin beoordeelt de roman Nachtvorst door Jeanne van Schaik-Willing. | |
De Werkplaats. Juli.J. van Ham publiceert een lezing over Albert Verwey, waarin hij de betekenis en vooral de religieuse aard van Verwey's poëzie doet uitkomen. Dezelfde auteur beoordeelt de poëzie van Elizabeth Reitsma, die reeds drie bundels gaf, waarvan de laatste, Zingende golven, ook de beste is. - K. Heeroma valt scherp de criticus Vestdijk aan, die z.i. ‘wel een vers kan analyseren, maar niet weet wat een goed vers is’, en dientengevolge in een prijzende beoordeling van onzinnige sonnetten mistastte. | |
Aug.H. de Bruin ontwikkelt zijn bezwaren tegen de romankunst van Alie Smeding, voornamelijk naar aanleiding van haar jongste roman Liefde. | |
De Opbouw. Juli.In een Literaire Beschouwing wijst W.L.M.E. van Leeuwen op De invloed van Albert Verwey. | |
Neophilologus XXII, afl. 4.A. Zijderveld gaat de betrekkingen na tussen De Calvinist Constantijn Huygens en de Rooms Katho- | |
[pagina 286]
| |
lieke wijsgeer Descartes. Het blijkt dat ‘de grote Fransman nergens een vriend gehad heeft, die meer zijner waardig was.’ | |
Studiën. Tijdschrift voor godsdienst, wetenschap en letteren. Aug.H.H. Knippenberg wijst op Problemen in ‘Mariken van Nieumeghen’ en op sporen van oudere stukken, in Limburg opgevoerd. - J. Pollmann levert een bijdrage Het tekstaccent in het Nederlandsche lied, met muzikale toelichting. | |
Dietsche Warande en Belfort. Juni.In de Kroniek uit Nederland bespreekt Pierre van Valkenhoff Nieuwe Poëzie van Engelman, nl. de bundel Het bezegeld hart. - Onder Vlaamsche letteren beoordeelt P. Lebeau met lof Elias van Maurice Gilliams. | |
Juli-Aug.De Poëzie-kroniek van Pieter G. Buckinx is gewijd aan Gabrielle Demedts, dichteres van Een gevangene zingt. | |
De Vlaamsche Gids. Juli.In de Kroniek van de Nederlandsche Poëzie herdenkt M. Rutten Albert Verwey als verdediger van het dichterschap en cultuuroptimist. | |
Aug.Lode Monteyne schrijft Over den huidigen toestand van ons Vlaamsch Tooneelwezen, waarbij hij de aard en de oorzaken van de toneelcrisis in Vlaanderen nagaat. | |
Leuvensche Bijdragen XXVIII, afl. 3-4.De Opmerkingen bij het dialect van Belgisch Zuid-Limburg in de 13e, 14e en 15e eeuw van L. Noldus geven een aanvulling bij de studieën van J.H. Kern en A. Kessen op dit gebied. Als bronnen dienden archivalia en kronieken. - J. Gessler geeft Ahasveriana, nieuwe bijdragen over dit thema in de wereldlitteratuur, dat door J.J. Gielen nog niet uitgeput bleek. - J. Decroos wijst op een parallel tussen gedichtjes van Guido Gezelle en Lope de Vega. | |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Sept.J. van Mierlo spreekt een Slotwoord bij een debat over het ontstaan van ‘begginus’, en bestrijdt Van Ginneken's mening omtrent de oorsprong van het Limburgse Leven van Jezus, omdat dan ook Het Leven van Sinte Lutgart oorspronkelijk Limburgsch zou moeten zijn. Van beide werken blijft hij Willem van Afflighem als de auteur beschouwen. | |
Okt.-Nov.Fl. Prims maakte studie van Het ontstaan der familienamen te Antwerpen en hun ontwikkeling in de Middeleeuwen. | |
Dec.Leonard Willems vervolgt zijn Aanteekeningen over Middelnederlandsche Schrijvers met een opmerking over Jan Steenmaer, alias Perchevael, de vertaler van ‘Den Camp van der | |
[pagina 287]
| |
Doot’ (1505), Hij meent dat de bijnaam van deze medicus aan een uithangbord ontleend zal zijn. - Maurits Sabbe levert een vijfde bijdrage Uit den taalstrijd in Zuid-Nederland tusschen 1815-1830, n.l. over Petrus Behaegel of het krakeel der spraakkunstenaars. - J. Jacobs hield een voordracht over Het Woordenboek der Nederlandsche Taal, waarin hij wording en geschiedenis nagaat, en krachtige medewerking van Zuid-Nederland bepleit. | |
Streven. Algemeen tijdschrift (Antwerpen) 1937.De stijlgemeenschap van Rubens en Vondel heet een artikel van Gerard Brom, waarin hij merkwaardige paralellen trekt tussen deze beide kunstenaars. | |
Tydskrif vir wetenskap en kuns. Juli.Anna de Villiers beoordeelt met ingenomenheid het proefschrift van J.C. Brandt Corstius over Herman Gorter, de mens en de dichter. | |
Vondel-kroniek VIII, nummer 3.C. Scholten publiceert Een penningvers van Vondel, dat onopgemerkt bleef. - B.H. Molkenboer uit zijn voldoening Bij de Vondeltentoonstelling te Keulen. - J.W.C. van Campen verschaft Onbekende gegevens over Vondels naaste familie, geput uit het Utrechtse archief. - Th. de Valk O.P. schrijft Een kort verweer tegen de verwijten van Dr. A. Zijderveld in de vorige aflevering. - B.H. Molkenboer vestigt de aandacht op een biografie van Leonardus Marius, die in Vondel's leven een belangrijke rol speelde. Een lange reeks Kantteekeningen besluit de aflevering. | |
Tijdschrift voor Taal en Letteren XXV, afl. 3.J.H. Verdaasdonk bespreekt De verwantschap der oudste Keulse en Antwerpse Uilenspiegeldrukken, en gaat daarbij na wat de Uilenspiegel ontleende aan de oudere Salomon en Markolf. - J.J. Mak publiceert een onbekende Mnl. Groetinge tot Maria de Moder Gods. - Th. H. d'Angremond oppert Een mogelijke etymologie van het woord blictri, en geeft een vernuftige verklaring van de Latijnse spreuk aan Het slot van Teeuwis de Boer. - H.H. Knippenberg verklaart Enige Limburgse zegswijzen. - J.A.H. Beuken beoordeelt het proefschrift van G.I. Lieftinck (De Mnl. Tauler-handschriften); Jos. J. Gielen het proefschrift van Mej. R. Pennink (Nederland en Shakespeare). | |
Onze Taaltuin. Juli.Jac. van Ginneken publiceert zijn Rede, gehouden bij de opening van de tentoonstelling der Dialektkommissie, waarin hij krachtige steun van de overheid voor het | |
[pagina 288]
| |
breed opgezette dialektonderzoek bepleit, en op de betekenis van deze studie wijst. - J. Naarding verzamelde Woorden met sj- en tj-, die om hun betekenis merkwaardig zijn, als klanksymboliek. - Lode Geenen geeft een bericht over De Limburgsche woordschikking in proza en poëzie, J. Klatter over enige Primitieve vormen. - F. den Eerzamen levert een bijdrage Over de voornaamwoorden in het Goerees. De taalkaart van L. Geenen behandelt het woord Kaas. | |
Aug.Jac. van Ginneken schrijft over Onze Zuidelijke taalgrens en de Germaansche bevolking van het Merovingische rijk. In aansluiting bij Dr. Petri betoogt hij dat de bevolking van Noord-Frankrijk in de Merovingertijd zo goed als geheel Frankisch was en dus Germaans sprak, en dat de taalgrens eerst later naar het Noorden verschoven is. Tot de Oud-Nederlandse litteratuur behoort z.i. veel meer dan men vroeger meende. - F. den Eerzamen vervolgt zijn artikel Over de voornaamwoorden in het Goerees. - Mej. L. Kaiser onderzocht statistisch de Zinslengte in het proza van Van Ginneken. - G. Karsten geeft een beschouwing over het Onderwijs in het Fries op de lagere school. - G.S. Overdiep prijst Stiefmoeder Aarde van Theun de Vries. - H.L. Bezoen verklaart Ndl. hillebillen ‘stoeien’ en Gronings: ool hinne. - De taalkaart van L. Geenen behandelt het woord Steen. | |
Museum. Juli.W.H. Beuken beoordeelt de uitgave van Colijn Caillieu's Dal sonder wederkeeren, door P. de Keyser. | |
Onze Taal VI No. 6.J. Wille behandelt uitvoerig de vraag of men adjektieven van plaatsnamen vormt met -er of -sche. Zijn konklusie is: ‘-sch in den regel; -er alleen in enkele vaste verbindingen’. | |
Niederdeutsches Jahrbuch 1936.H.L. Bezoen wijst in een uitvoerige bespreking op de betekenis van de Hollandse dialektstudies van K. Heeroma. | |
Zeitschrift fur deutsches Altertum LXXIV.Theodor Frings beoordeelt de Hollandse dialektstudies van K. Heeroma en de Middelnederlandse vertalingen van het Nieuwe Testament van C.C. de Bruin. C.d.V. |
|