De Nieuwe Taalgids. Jaargang 31
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |
Twee taalpaedagogen uit de Geneefse school en hun betekenis voor het grammatica-onderwijs.C'est en regardant fonctionner la langue qu'on lui arracherait ses secrets. De Geneefse school in de linguistiek, waarvan Ferdinand de Saussure de bezielde voorganger was, kenmerkt zich door een merkwaardige, want zeldzame, gelukkige verbintenis van wetenschap en praktijk. De twee voornaamste vertegenwoordigers er van, Ch. Bally en Alb. Sechchaye, hebben de wetenschap aan zich verplicht door de systematische bewerking der nagelaten geschriften van hun meester tot de beroemde Cours de Linguistique générale en door eigen werk, waarin zij voortbouwden op de grondslagen, daar gelegd; maar tevens zijn zij vruchtbaar werkzaam geweest tot vernieuwing en verbetering van het taalonderwijs. Het meest bekend is de werkzaamheid van Bally op dit gebied. In een opstel ‘Taalstudie en taalonderwijs volgens de methode van Bally’ in de vijfde jaargang van dit tijdschrift, introduceerde Prof. Salverda de Grave het ‘Précis’ en het uitgebreidere ‘Traité de stylistique française’, respectievelijk verschenen in 1905 en 1909, bij de Nederlandse taalleraren. De schrijver vestigde in dit artikel vooral de aandacht op het belang van Bally's ideeën, voor het onderwijs in de vreemde talen. Terecht: Bally is tot de samenstelling van zijn eerste werkjes gekomen door een diep gevoelde behoefte bij het vertalen, in 't bizonder van het Duits in het Frans, de moedertaal van zijn leerlingen. ‘Quels sont’, zo vroeg hij zich af, ‘les principes qui pourront nous guider dans la recherche de l'expression juste quand il s'agit de faire passer une idée d'un idiome dans un autre?’ De brandende vraag bij alle vertalen. Een verstandig leraar in de moderne talen verwacht niet van zijn collega voor de moedertaal, dat deze een grammatica-onderwijs zal geven, verwrongen naar de behoeften van dat in de vreemde talen, maar wel voelt hij de dringende noodzakelijkheid dat zijn leerlingen, vooral die van de hogere klassen, beschikken over een rijk en welbewust uitdrukkingsvermogen in de moedertaal. Wie kennis neemt van | |
[pagina 290]
| |
de vertalingen, op school gemaakt of op de eindexamens geleverd, zal zijn wensen in dezen begrijpen en waarderen. Ons moedertaalonderwijs, het is al vaak gezegd, vermeit zich te vroeg en te veel in theoretische beschouwingen, richt zich te weinig op de ontwikkeling van het praktische taalinzicht door, wat Bally noemt, ‘l'analyse des valeurs linguistiques’, de voorwaarde voor een gevoelige en zekere taalbeheersing. Deze oefening nu beoogt Bally in zijn stilistische methode. De theorie is daarbij voor de leraar, de praktijk voor de leerling. Taalstudie is voor Bally vooral synonimiek: ‘La recherche des caractères, soit intellectuels, soit affectifs, des faits d'expression n'est qu'une vaste étude du synonymie, dans le sens le plus large du terme.’ Hoe hij zijn methode daartoe inrichtte en hoe die gegrond is op de linguistische principes van zijn meester, behoeft hier niet nogeens in den brede te worden uiteengezet: zijn theoretisch werk ‘Le langage et la vie’, in 1936 in tweede, vermeerderde druk verschenen, en de bovengenoemde werkjes zelf zijn te zeer bekend, dan dat dit nodig zou zijn. Maar, richtte Bally zich in zijn eerste werk voornamelijk op de lexicologie en de morphologie van het Frans, in een meer recente studie, ‘La crise du français’Ga naar voetnoot1), in 1930 uitgegeven in de ‘Collection d'actualités pédagogiques’, wijst hij de weg tot een meer effectief grammatica-onderwijs. De opstellen, in dit boekje verzameld, zijn ontstaan uit een reeks voordrachten, door Bally gehouden op verzoek van ‘le département de l'instruction publique de Genève’, om voorlichting te geven tot verbetering van het onderwijs in het Frans. Hier verneemt men namelijk dezelfde klachten als bij ons: ‘Le malaise dont nous souffrons c'est la gêne de la parole, la pauvreté des moyens d'expression. La pensée, dès qu'elle s'élève au-dessus du niveau de la banalité, ne trouve pas d'aliment suffisant dans une langue parlée trop indigente, trop rudimentaire, et celle qui nous vient des livres ne se mêle pas à la substance de l'esprit, elle n'atteint que la mémoire.’ Bally kent slechts één middel tot verbetering van de toestand, namelijk dat het moedertaalonderwijs zich op alle leeftijden en in al z'n geledingen intensief zal richten op de cultuur van de taal als middel tot uitdrukking der gedachte. Tweeërlei taak stelt hij daartoe het onderwijs: 1. ‘enrichir et ménager le | |
[pagina 291]
| |
trésor des moyens d'expression, doter l'enfant d'un vocabulaire riche en ressources et fortement organisé; 2. créer en lui et discipliner le sens des rapports à nouer entre ces moyens d'expression; e'est ce qu'on peut appeler d'un terme un peu vague, le sens grammatical, assez différent des règles codifiés dans les manuels scolaires.’ De methode, daarbij te volgen, is de natuurlijke, die van het bekende gaat tot nieuwe ontdekkingen, geleid door de geestelijke ontwikkeling van het kind en van de jonge mens. Terecht wijst Bally als de grote fout in het moedertaalonderwijs, dat de paedagoog zich wel afvraagt wat de leerling moet weten, maar zich te weinig bezig houdt met de veel belangrijker vraag, waarmee hij moet beginnen en welke de natuurlijke weg is tot nieuwe veroveringen. De grondvraag van alle methodiek is niet zozeer het wat, als wet het wanneer. In 't bizonder het grammatica-onderwijs maakt zich schuldig aan de fout van het te vroeg. Bally deelt het inzicht der jongere Duitse didacticiGa naar voetnoot1), dat de systematische grammatica moet worden uitgesteld tot de hogere leerjaren der middelbare school, dat de theoretische grammatica niet moet zijn het begin, maar de bekroning van de taalstudie. Die studie heeft allereerst te streven naar de ontwikkeling van het natuurlijke ‘instinct grammaticale’. Uit de praktijk van het taalgebruik van de leerling moeten de eerste grammatische begrippen helder worden: ‘on renoncerait à faire pénétrer, prématurément et de force, les règles traditionnelles dans des esprits mal préparés à les recevoir; on s'inspirerait de cette grammaire latente, que l'enfant emploie tous les jours et toute la journée; le grand art consisterait alors à la faire travailler en vue d'enrichir et d'assouplir l'expression, puis à la canaliser, à la discipliner en la conformant toujours mieux à l'idéal de correction; insensiblement l'élève s'habituerait à réfléchir sur les formes grammaticales et connaîtrait enfin le mécanisme d'un outil qu'il maniait constamment sans l'avoir jamais démonté.’ Hier wordt duidelijk, dat Bally de term grammatica gebruikt als synoniem van syntaxis, en juist in deze specialisering de grote waarde van het grammatica-onderwijs ziet. Grammatica-onderwijs | |
[pagina 292]
| |
is hem, geheel in de lijn van zijn stilistische methode, middel tot inzicht in de nauwe affiniteit tussen uitdrukking en idee, en daardoor tot ontwikkeling van het vermogen, ook de fijnste schakeringen der gedachte te vangen en te verwerkelijken in de treffende uitdrukking: ‘Ce qui manque le plus à nos apprentis grammairiens, ce que la plupart de nos manuels leur laissent presque complètement ignorer, ce sont les réalités grammaticales, c'est-à-dire la nature des rapports qui se nouent dans l'esprit parallèlement à l'énoncé des combinaisons grammaticales. Pour eux, la grammaire n'est pas une manière de penser, et tant qu'elle n'est pas cela, tout le reste est vain.’ Is grammatica, naar de opvatting van Bally, de studie van de structuur van het taal-denken, dan volgt daaruit de didactische eis, dat deze studie zich allereerst moet richten op het denken en spreken van de leerlingen zelf. De leraar heeft ter school te gaan bij zijn leerlingen: de leerling heeft de grammatica in zich; het is de taak van de paedagoog, die bewust te maken door te doen ervaren, hoe alles in de taal z'n betekenis en waarde heeft en hoe omgekeerd elke gedachte en elk gevoel in die taal z'n uitdrukking kan vinden; hij heeft dat natuurlijke uitdrukkingsvermogen te disciplineren en te versterken, in plaats van zijn leerlingen een taal op te dringen, die vreemd is aan hun denkwereld en daarin slechts verwarring kan stichten, hoogstens een voos verbalisme kweekt. De gesproken taal is het operatieveld bij uitnemendheid voor de studie der natuurlijke taalkrachten accent, toon, zinsmelodie. In het gesprek met z'n elliptische of liever stenografische vragen en antwoorden schuilen allerlei syntactische betrekkingen, die, ontdekt, de weg openen tot het nader begrip van de meer analytische zinsvormen. In het opsporen en vergelijken van synonieme uitdrukkingswijzen, met hun eigenaardige betekenis- en gevoelsnuancen, ziet Bally terecht een uitnemende school tot ontwikkeling en verfijning van het syntactisch gevoel. Hier moge schijnbaar alle systeem ontbreken, dergelijke speurtochten en bezinningen op het levende taalgebruik zijn vruchtbaarder voor de ontwikkeling van de geest en z'n uitdrukkingsvermogen dan onze redekundige ontledingen en woordbenoemingen, waar wij werken met onderscheidingen die telkens falen, een vervelende sport waarvan niemand onzer de werkelijke zin verstaat. Vruchtbaarder ook voor de vorming van het stijlgevoel, dat immers slechts kan leven uit een helder taalbesef; van het stijlvermogen, dat een rijk gevarieerd en welgeordend materiaal tot z'n beschikking moet hebben. | |
[pagina 293]
| |
II.On n'enserre le domaine total de la langue qu'en la considérant à la fois dans la réalité vitale qui la nourrit et dans l'idéal logique qui l'attire sans cesse et la maintient dans un état d'organisation relative, et il est légitime de se placer successivement à deux points de vue pour étudier les phénomènes de la grammaire. Richt Bally zich op het levende taalgebruik en acht hij de waarde van de theoretische grammatica voor het moedertaalonderwijs zeer gering, Sechehaye interesseert zich in het bizonder voor de systematiek en de logische structuur in het taalgebruik, zoals de grammatica die beschrijft. Wel erkent ook hij de stilistische studie der taal, zoals Bally daarvoor het plan uitwerkte, als de natuurlijke bodem van alle taalonderwijs, maar op deze prae-grammaticale grondslag wil hij de hechte, doorzichtige bovenbouw van het grammaticale systeem optrekken. Terwijl Bally met het fijne gevoel van de artist en het geschoolde oog van de linguïst de uitdrukkingsmogelijkheden in het idioom naspeurde, wijdde de theoreticus Sechehaye zich aan de herziening van de grammaticale begrippen en methoden. In 't bizonder richtte hij zich tegen de gangbare wijze van ontleding in rededelen en behandeling der woordsoorten, ‘une inintelligente et fastidieuse étude’: ‘Elle n'initie pas l'élève aux faits de langue et aux phénomènes de langage qu'elle prétend faire connaître. Il n'est pas bon de réfléchir un peu profondément sur ses formules, car on en découvre aussitôt les insuffisances. Et comment l'esprit de l'homme pourrait-il s'intéresser à ce qui ne supporte pas la réflexion? Le discrédit dont souffrent les études grammaticales à l'école et ailleurs vient de là.’ Hij zocht de weg tot een grammatica-onderwijs van werkelijk vormende waarde, uitgaande van welgefundeerde beginselen, zich ontwikkelende langs evidente lijn. Grammatica is voor Sechehaye ‘une étude de statique’, want zijn object is ‘la langue’, het taalsysteem der gemeenschap, en daarin in 't bizonder ‘les procédés de combinaison’: ‘la grammaire syntagmatique’. Het grammaticale verschijnsel is hem een vast gegeven, vorm, gefixeerd in het algemeen gebruik; | |
[pagina 294]
| |
denkvorm, als zodanig gegroeid uit het levende gebruik (la parole). Daarom moeten de oorsprongen der grammatica gezocht worden in dit prae-grammaticale stadium; zij is de normalisatie en de stabilisatie van het persoonlijk gebruik. Hoe oneindig dit gebruik gevarieerd is, het gehoorzaamt aan zekere normen, beperkt in aantal; deze na te speuren is de taak der grammatica. Zo kwam Sechehaye tot zijn constructieve methode, die van de elementaire syntactische vorm progressief voortschrijdt tot de meest samengestelde, en zodoende elk nieuw grammatisch verschijnsel doet ontdekken en beschouwen in z'n natuurlijke entourage. Deze methode is niet nieuw: Sechehaye erkent als zijn voorganger de bekende pater Girard, die ze reeds toepaste in zijn ‘Enseignement régulier de la langue maternelle’ van 1844 en in zijn ‘Cours éducatif’ van 1845: de natuurlijke methode, omdat ze de weg gaat die wij ook kennen als de ontwikkelingsgang van de kindertaal, van het woord (met een Duitse term de ‘Einwortsatz’, de ‘phrase monorème’ met een term van SechehayeGa naar voetnoot2) tot de steeds meer gecompliceerde zin. De methode-Girard heeft in Frankrijk een tijdelijk succes gehad, maar is daarna weer verdrongen door andere nieuwigheden. Ten onrechte, meent Sechehaye, die het beginsel, door Girard in eenvoud en nog gebrekkig toegepast, ziet als het enig juiste uit wetenschappelijk en didactisch oogpunt. Eerst in een opstel ‘La méthode constructive en syntaxe’Ga naar voetnoot3), daarna in zijn breder ‘Essai sur la structure logique de la phrase’Ga naar voetnoot4) zette hij nu zijn ideeën uiteen, werkte ze daarna praktisch uit voor de scholen in een ‘Abrégé de grammaire française’ (Zurich 1926). Eerste eis voor een grammatica acht hij een leidend beginsel in de ordening der taalkundige verschijnselen, uitgaande van het wezen der taal. Hoe, zo vraagt hij zich af, kan men een taal en in 't bizonder een syntactisch systeem bestuderen zonder te scheiden wat innig verbonden is, de betekenis en de vorm, eenheid van twee heterogene factoren, die het wezen is van het taalkundige feit? Hij maakt dit duidelijk door een vergelijking: Wie de samenstelling en de werking van een uurwerk wil leren kennen, bereiktGa naar voetnoot1) | |
[pagina 295]
| |
dit niet door de radertjes en andere onderdelen naar hun overeenkomst in vorm te groeperen; evenmin door een beschouwing van de verschillende mechanische werkingen in het uurwerk, als draaiing, wrijving, enz., maar door elk onderdeel naar z'n vorm en functie te brengen op de plaats waar het behoort en organisch werkt in het grote geheel. Dit is het streng doorgevoerde beginsel ook van zijn syntactisch exposé, waaraan dit dankt de architecturale bouw. Uitgangspunt is hem ‘la phrase à un terme’, het ‘monorème’ uit de kindertaal: ‘acte de parole par lequel une pensée est exprimée avec l'aide de toutes les ressources de l'expression spontanée (circonstance, geste, mimique, intonation) en se servant d'un signe d'idée empruntée à la langue’ (Essai p. 13). Hierin ligt het embryo van de ‘phrase à deux termes’: ‘les circonstances données représentent le Sujet par excellence de la phrase, et le mot, le signe linguistique usuel, est son Prédicat’ (p. 17). In de coördinatie van twee termen, die op het monorème volgt, schuilen de meest verscheiden logische betrekkingen, maar twee grondverhoudingen treden op de voorgrond, die van ‘principalcomplément’ en die van ‘sujet-prédicat’, de grondbetrekkingen in het gehele syntactische systeem, waarvan dan de eerste weer een ondergeschikte rol vervult tegenover de laatste: ‘le rapport de sujet à prédicat est, pour ainsi dire, l'âme même de la phrase autonome; de là son importance primordiale en grammaire, et l'on peut dire que tout l'édifice syntagmatique de la langue repose sur l'expression de ce rapport, qui en est la pièce maîtresse’ (p. 19). Daarom is ook de minimale en tegelijk complete grammaticale constructie van onderwerp en werkwoordelijk gezegde het uitgangspunt van zijn ‘Abrégé’: het zinnetje ‘l'enfant parle’.Ga naar voetnoot1) Het subject is hem uitgangspunt voor de behandeling van het substantief en z'n vormveranderingen, met de begeleidende woorden: lidw., bijv. voornaamw., attributieve bijvoeglijke | |
[pagina 296]
| |
naamw., telw., samengevat in ‘le groupe substantif’, waarin zichtbaar wordt de werking van de tweede norm: ‘principalcomplément’. Hierbij sluit zich tevens natuurlijk aan: het zelfstandige voornaamwoord, de vervanger van het substantief als subject. Zo vormt het predicaat 't middelpunt van ‘le groupe verbal’, die omvat de werkwoordelijke vormen in de indicatief; adjectief en substantief predicatief (hiertoe komt S. langs de weg: l'enfant chante joyeux, reste j., semble j., waar het werkwoord z'n zelfstandigheid inboet aan het adjectief, tot: ‘est joyeux’); het bijwoord bij het werkwoord. In een volgend hoofdstuk zijn de zinnen uitgebreid met bepalingen met of zonder voorzetsel: bij het subject de attributieve bepaling en de bijstelling, bij het predicaat de objecten en de bijwoordelijke bepalingen. Hier komen ook de reflexieve werkwoorden aan de orde. Bij de uitbreiding van de enkelvoudige zin valt de aandacht op de nominale vormen van het werkwoord, ‘instruments de syntaxe’ tot vorming van de samengestelde tijden en de passieve vorm. Hun karakter als representanten van twee krachten die reeds bekend zijn, n.l. die van substantief of adjectief en die van werkwoord, is hier gemakkelijk verklaarbaar. Alvorens over te gaan tot de samengestelde zin, is het thans nodig, de logische gang te onderbreken voor de behandeling van twee onderwerpen die in het meer samengestelde complex hun rol spelen, n.l. de subjectieve zin en de nevenschikking. De eerste wordt ingeleid door verschijnselen als inversie en ‘ellips’, die als zovele andere modificaties van de objectieve zin de subjectieve expressie dienen: On remarquera d'abord comment beaucoup de constructions normales sont susceptibles d'être teintées par la langue de subjectivité et d'être affectées par l'usage à l'expression du sentiment personnel: il a pu se tromper (supposition), tu obéiras (ordre), il aura oublié (probabilité), etc. Dan volgt de behandeling van de wijzen van het werkwoord; de vraag in zijn verschillende vormen, de exclamatie, de interjectie. De periode, met zijn nevenschikking en onderschikking wordt voorbereid door de beschouwing van objectieve enkelvoudige zinnen met veelvoudig zinsdeel; de verschillende bijzinnen worden beschouwd in het nauwste verband met overeenkomstige zinsdelen in de enkelvoudige, waarvan ze de uitbreiding zijn. Hans Hoesli bewerkte een oefenboek ‘Cours élémentaire de grammaire française’ (2de druk, Zürich 1934), een verzameling | |
[pagina 297]
| |
systematisch geordende oefeningen, die gelegenheid geven tot toepassing, en verschillende bizonderheden aan de orde stellen, die in de grammatica niet behandeld werden om de constructieve hoofdlijnen niet te doen schuil gaan onder de menigte van bizonderheden: ‘L'esprit de la syntaxe, pour ainsi dire, doit être constructif et architectural. Ce que cette science demande, par sa nature même. ce n'est pas une énorme et savante compilation de faits supperficiellement classées, mais un substantiel et lumineux raccourci de ces faits. Notre parole est faite, avec l'apport personnel que nous y ajoutons, d'un immense matériel d'unités significatives que la langue nous apporte rangées selon certains principes de construction et d'ordonnance qui sont comme le moule et la forme abstraite de toutes nos phrases. C'est de cette forme abstraite que la syntaxe doit nous rendre compte.’ Grondslag van Sechehaye's systeem is: er zijn essentiële normen, die het gehele grammatische mechanisme van een taal beheersen; zijn methode is: de werking van die normen te doen zien in de bouw van de zin, in z'n elementaire vorm en in z'n successieve complicaties. Van een taal, zeg ik, want als een der voordelen van zijn constructieve methode wijst hij, dat ze de normen naspeurt die in elk idioom afzonderlijk werken, en dit niet, als de traditionele grammatica-behandeling, wringt in een systeem, aan andere talen ontleend. Ook leidt de beschouwing van de concrete typen van zinsconstructie tot helderder inzicht dan de op wankele grondslagen berustende classificering der woordsoorten. Sechehaye biedt zijn werkwijze niet als een panacé, dat alle moeilijkheden in de grammatica-behandeling oplost; hoe zou het kunnen, waar het geldt de rijke verscheidenheid van vormen en verschijnselen in een levend idioom tot logische overzichtelijkheid te dwingen. Maar hij is overtuigd, dat zijn weldoordachte arbeid van condensatie en ordening langs vaste lijn, het onderwijs in de syntaxis ten goede zal komen, het taalinzicht zal verhelderen en de taalbeheersing zal versterken. Terecht, in het bizonder zijn ‘Essai sur la structure logique de la phrase’ bevelen wij naast ‘Bally's La crise du français’ dringend aan in de belangstelling van onze collega's en aanstaande collega's, die het nog niet mochten kennen. Beide boeken zijn veilige gidsen bij ons zoeken naar wegen om ons grammaticaonderwijs, waarin alle zekerheid en vastheid van methode ontbreekt, te vernieuwen tot een werkelijk vormende kracht. W. Kramer. |
|