De Nieuwe Taalgids. Jaargang 31
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Nieuwe Gids. Mei.J.A. Russell vervolgt zijn studie over Dutch poetry and the romantic rivival met een beschouwing over The vogue of Scott and Byron. - Max Kijzer tracht het wezen van Het gedicht te benaderen; dezelfde schrijver beoordeelt De | |
[pagina 237]
| |
dichter Matthias Kemp. - W. Kloos schrijft over Pierrot aan de Lantaarn van M. Nijhoff. | |
Juni.Het vervolg van J.A. Russell's studie handelt over Potgieter and Wordsworth. - Johannes Reddingius uit zijn bewondering voor Wijding, Een nieuw dichtwerk van Hélène Swarth. | |
Groot-Nederland. Mei.J. Greshoff (Sosinho) karakteriseert de jongste poezie van J.C. Bloem, in de bundel Nederlaag. - J. Saks vervolgt zijn opstel over Het ontslag van Ed. Douwes Dekker als assistent-resident te Lebak. | |
Juni.D.A.M. Binnendijk schrijft, onder het opschrift Barok en Romantiek, met bewondering over Rood Paleis van F. Bordewijk. - J. Saks besluit zijn bovengenoemd opstel. | |
Stemmen des tijds. Juni.G.P. van Itterzon geeft een bijdrage over Statenvertaling en Statenbijbel. - C. Tazelaar kondigt in de prozakroniek een aantal boeken aan onder het opschrift Oude motieven in nieuwe vormen. | |
Opwaartsche Wegen. Mei.Roel Houwink wijst op de waarde van Vondel voor ‘ons volk’. - In de Poëziekroniek behandelt G. Kamphuis bundels van Jo Kalmijn-Spierenburg, Jan Campert, Hélène Swarth en Ruurd Elzer. - J.A. van Nie zegt zijn mening over Karakter en peil van ons hedendaagsch proza. - Van Randwijk beoordeelt een nieuwe roman van Risseeuw: Is het mijn schuld? | |
Juni.Roel Houwink schrijft over De verburgelijking van het Christendom en haar invloed op de Protestantsche letterkunde. - J. Romein-Verschoor uit haar mening over Karakter en peil van ons hedendaagsche proza. | |
Roeping. Juni.Leo Boekraad protesteert in een Kroniek ‘Over den dichter Vondel en zijn Kenners’ tegen overdreven Vondel-bewondering. | |
De Werkplaats. Mei.J. van Ham (Rooms-Katholieke literatuurstudie) beoordeelt de bloemlezing Dichters der Middeleeuwen door W.H. Beuken en Anton van Duinkerken. - H. de Bruin toont bewondering voor het laatste werk van Herman de Man: Scheepswerf de Kroonprinces. | |
Juni.W.A.P. Smit publiceert een radio-lezing over De Vondeluitgave van Albert Verwey. - D. van der Stoep schrijft over Het boek van Risseeuw, n.l. de crisisroman ‘Is het mijn schuld’. | |
[pagina 238]
| |
Dietsche Warande en Belfort. April.Pierre van Valkenhoff bespreekt met ingenomenheid Anton van Duinkerken's Hart van Brabant. - Floris Prims beoordeelt het proefschrift van L.M. van Dis over Reformatorische rederijkersspelen. | |
Mei.P.G. Buckinx waardeert Paul de Vree als dichter. - Paul de Vree beoordeelt in de rubriek Vlaamsch Proza een tweetal romans van jongere auteurs, n.l. Polder door F.N. Fonteyne en De Kleine Isa door René Berghen. | |
Nederlandsch Tijdschrift voor Volkskunde XLI, afl. 1, 2, 3.De redakteur Jan de Vries geeft een uitvoerige inleidende beschouwing over Nieuwe wegen in de studie der volkskunde. - J. Pollmann schrijft over De folklorist en de muziek. - V. de Meyere vervolgt zijn nieuwe reeks: De Vlaamsche Vertelselschat. - V. verzamelde opnieuw gegevens over De folklore de Vlaamsche kust. - V.V. noteerde Vlaamsche volksliederen. De aflevering wordt besloten met een reeks Dokumenten, boekbesprekingen en afbeeldingen van Sanctjes en bidbeeldekens. | |
Vondel-Kroniek. VIII, nummer 2.B.H. Molkenboer herdenkt Albert Verwey als Vondel-kenner. - A.M. Korpershoek wijst op De betekenis van de rei in Joseph in Dothan: de reien zijn ‘niet slechts lyrische afsluitingen van een bedrijf, maar dramatisch juist van veel betekenis’. - A. Zijderveld geeft polemische Kanttekeningen bij Prof. Molkenboer's verweer; hij houdt vol dat Vondel Spinoza niet bestreden kan hebben. - Een lange, interessante reeks Kantteekeningen besluit deze aflevering. | |
Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde LVI, afl. 4.A. Opprel bespreekt de dialektische woorden Deek en veek (= aangespoeld vuil en riet); H.L. Bezoen De akkernaam ‘fekkenstuk’ en zijn verwanten. In aansluiting daarbij komt J.W. Muller terug op het woord vaak, terwijl hij achter het scheldwoord sjouw (N. Taalg. XXX, 417) het woord schouw (spooksel, vogelverschrikker) zoekt. - K. Heeroma biedt een uitvoerige dialektgeografische studie, onder de bescheiden titel: Aantekeningen bij dialektkaartjes. Een achttal, door hem getekende kaartjes versterken z.i. ‘de gedachte dat “Keulse expansie” een veel ouder en verderstrekkend verschijnsel is geweest dan men tot dusver heeft vermoed’. - G. Kazemier en A. Beets schrijven over veldiep; G.A. Nauta over de ouderdom van Pedel. - P.J. Meertens oppert gissingen over het auteurschap van Bauw-Heers Wel-leven. In de | |
[pagina 239]
| |
rubriek Boekbeoordeling geeft Jan de Vries een tot een studie uitgedijde bespreking van F. Petri: Germanisches Volkserbe in Wallonien und Nordfrankreich, waarin belangrijke problemen behandeld worden, ook voor ons taalgebied van belang. - G. Kloeke beoordeelt de Dialect-geographie der Nederlandsche Diminutiva van W. Pee, waarin hij, naast veel waardering, een ernstig bezwaar uit, n.l. een ‘al te eenzijdige orientering op de moderne dialecten’. Z.i. kan ‘de dialectgeograaf niet straffeloos de taalhistorie veronachtzamen.’ - J.A.N. Knuttel beoordeelt het proefschrift van Mej. A.M.E. Draak: Onderzoekingen over de roman van Walewein. | |
Onze Taaltuin. Mei-Juni.Dit dubbeluummer is als ‘Bijdragen’ aangeboden aan de redakteur Prof. Dr Jac. van Ginneken, ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. Voorop gaan enige bijdragen op dialektisch gebied, nl. Intervocalische tenuis-verschuiving in Vlaanderen, door E. Blancquaert en W. Pée, De û en iets over articulatiegewoonten in Noord-Brabant door Toos Weynen, Phonetische verscheidenheden in de volkstaal (Zuid-Brabant: Brussel, Leuven en Mechelen) door Leo Goemans, De roepmannen van het varken door Louise Veldhuis, Klommel; lommel, rommel door Jan Grauls, Oude Vlaamsche namen uit Frankrijk door J. Mansion, Het Vlaams karakter der Zeeuwse dialecten door P.J. Meertens. - A.A. Verdenius schrijft Over het onbepaalde voornaamwoord (de, het) een of ander; L.C. Michels over Een sprongconstructie in het Middelnederlands. - J. Wille (Deuse Frebis) geeft een verklaring van Bredero's Klucht van de Koe, vs. 109 en 115. - F. Baur behandelt Een attributieprobleem bij Guido Gezelle, n.l. de autenticiteit van Het Meezennestje. - Fr. Willebrord Lampen wijst op Palaeografische onjuistheden in de catalogue des manuscrits néerlandais de la bibliothèque nationale van Parijs. - H.J.E. Endepols (Trudoniana) geeft prolegomena voor een nieuwe uitgave van het Spel van Sint Trudo. - B.H.D. Hermesdorf waardeert De zin voor realisme in het oude Limburgsche recht. - Jop Pollmann geeft Iets over de melodie van baby's speelliedjes. - Gerard Brom vergelijkt de dithyrambe van Broere met een preek van dezelfde auteur, en karakteriseert zijn dichttrant. | |
Tijdschrift voor Taal- en Letteren XXV, afl. 2.Br. Edgard bespreekt Het oudste Nederlandsche vers van den priester Harduijn, waarvan de oudste redaktie op 1614 gesteld kan worden. - | |
[pagina 240]
| |
H.H. Knippenberg betwijfelt Schepers' gissingen omtrent Bredero en Tesselschade's verliefdheid. - J.A. van Praag verschaft aanvullende gegevens omtrent de Schat der Zielen, het Spaanse origineel en de Nederlandse bewerkingen. | |
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. April.D.F. Malherbe beoordeelt M.R. Breyne's leerboek, Afrikaans, Eine Einführung in die Laut-, Formen- und Satzlehre mit Literaturproben, waarbij hij wenken geeft ter verbetering. | |
Paedagogische Studiën. Juni.R. Kuitert publiceert een rede over de Nederlandse taal op de tegenwoordige kweekscholen en het eindexamen. | |
Die Huisgenoot. April.P.J. Nienaber gaat Die Aanspreekvorme in die Afrikaanse bijbel na, en stelt vast dat die zonder te groot conservatisme zijn gekozen. - P.C. Schoonees behandelt uitvoerig en prijzend Orion, een roman van Karin. - G. Dekker bespreekt Geluksvlei door G.C. en S.B. Hobson, 'n beschrijving van die lewe en werke op 'n Karrooplaas. - P.C. Schoonees oordeelt ongunstig over Broers, door Helmuth Luttig. - Anna de Villiers prijst Stiefmoeder Aarde van Teun de Vries. | |
Mei.G. Dekker levert een studie over Jos. Simons-Mees. - Proza van gebrokenheid heet een opstel van F. Malherbe over de eerste uitgave van de ‘Vereniging vir die Vrye Boek’: Sy kom met die Sekelmaan, door Hetty Smit. - P.C. Schoonees bespreekt de bloemlezing korte verhalen Uit Dorp en Veld van Abr. H. Jonker, M.S.B. Kritzinger Die Dwergvrouwtjie van Leipoldt. - I.D. du Plessis spreekt een Credo uit in de toekomst van de Afrikaanse letterkunde. | |
Ons Eigen Blad. Mei.Onder het opschrift Raadsels en wat dies meer zij bespreekt Gerlach Royen bijwoordelijke uitdrukkingen met ware of schijnbare genitieven en datieven. - Onze stiefmoedertaal is een rede, door dezelfde auteur gehouden voor R.K. studenten in de letteren, waarin hij vooral te velde trekt tegen ‘de overschatting van de klassieke talen als taal’. | |
Juni.Gerlach Royen verzamelde een interessante reeks bewijsplaatsen voor Ons grilligste voorzetsel, n.l. te, ter, ten, waarbij de analogie vrij spel gehad heeft. | |
Museum. Mei.A.W.C. Zuidema beoordeelt het proefschrift van Mei J.M.C. Bouvy over Bosboom-Toussaint. | |
Juni.Jan Walch beoordeelt de studie van H. Junkers over Niederländische Schauspieler und Niederländisches Schauspiel im 17 und 18 Jahrhundert in Deutschland. C.d.V. |
|