De Nieuwe Taalgids. Jaargang 31
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
De Nieuwe Gids. Jan.W. Kloos schrijft, naar aanleiding van ‘De Vreemdeling’ van Anton Coolen, grotendeels over zich zelf. | |
Febr.Een opstel van J.A. Russell: Dutch poetry and the revival romantic behandelt als eerste gedeelte ‘The heritage of Vondel’. - W. Kloos zegt Iets over een aankomende dichter, namelijk Barend de Goede. | |
De Stem. Jan.Het Critisch Bulletin bevat de volgende boekbeoordelingen: A. van Schendel's De Rijke Man, door Tonia de Bilt; Ina Boudier-Bakker's Paul, door C. Veth; A. Coolen's De drie gebroeders, door C.J. Kelk en Joh. Fabricius' Flipje, door Emmy van Lokhorst. | |
Groot-Nederland. Jan.In de nieuwe jaargang is dit tijdschrift geheel van karakter veranderd: verscheiden vroegere medewerkers aan Forum zetten hier hun werk voort. De poëzie, het nieuwe proza en de letterkundige kritiek krijgen een ruime plaats. S. Vestdijk schrijft Over vertaalde gedichten, naar aanleiding van de bloemlezing Uit de Wereldpoëzie, door Johan de Molenaar, en over Verwey's jongste bundel (In de Koorts van het Kortstondige). - J. Greshoff beoordeelt de Rijke Man van A. van Schendel. | |
Febr.H. Marsman beoordeelt De poëzie van Hendrik de Vries. - Een weinig gewaardeerde periode van onze letteren is het onderwerp van P. Geyl's artikel: Nederlandsch Letterkundig leven 1688-1740. - S. Vestdijk schrijft over Katholieke dichters; J. Greshoff over E. du Perron (Blocnote Klein Formaat en Graffite). | |
Stemmen des Tijds. Jan.C. Tazelaar beoordeelt De nieuwe roman van A. den Doolaard, n.l. De groote Verwildering. - P.J. Meertens schrijft over Seerp Anema's Eerherstel voor Schaepman's Aya Sofia. | |
[pagina 140]
| |
Febr.In een Kroniek der Poëzie geeft P.J. Meertens onder het opschrift Bloemlezingen aan de lopende band een beschouwing over twee bloemlezingen uit het werk van jong-Protestantse dichters en schrijvers (Spectrum en Werk, door Jan H. Eekhout), beide in 1936 verschenen. | |
Opwaartsche Wegen. Jan.Roel Houwink geeft een korte beschouwing Bij den laatsten bundel van Jan Slauerhoff. - Tom de Bruin beoordeelt de roman Heden ik, morgen gij van H. Marsman en S. Vestdijk. | |
Febr.In de Poëzie-kroniek beoordeelt G. Kamphuis de bundels Machten van Jan Eekhout, De Doortocht van Muus Jacobse en Tusschen twee Vuren van Barend de Goede. - Roel Houwink beoordeelt Wegen der poëzie van G. Stuiveling. - C. Thunissen schrijft over Letterkundig Daltonisme, naar aanleiding van Seerp Anema's Eerherstel voor Schaepmans Aya Sophia. - Hanno van Wagenvoorde beoordeelt de dichtbundel De pothoofdplant van Jaap van Hattum. | |
De Werkplaats. Febr.K. Heeroma beoordeelt met weinig ingenomenheid de beide bovengenoemde bundels Spectrum en Werk (Spectraal-analyse); vooral de inleiding van de eerste prikkelt hem tot scherp verzet. - J. van Ham bespreekt een aantal Romans van de zee, in de laatste tijd verschenen, en De Rijke Man van A. van Schendel. - W.A.P. Smit maakt een Aantekening bij de rede van Dr. Enno van Gelder ‘Ratio artis perditrix’, opgenomen in de jongste Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. | |
Roeping. Jan.J.A. Veraart schrijft een polemisch artikel Brom over Schaepman, voornamelijk op politiek gebied.-Gerard Knuvelder bespreekt de nieuwe, gemoderniseerde uitgave van Carel van Mander's Schilderboek. | |
Dietsche Warande en Belfort. Dec.Pierre van Valkenhoff wijdt een uitvoerig artikel aan de nagedachtenis van Jacobus Revius. | |
Jan.Anton van Duinkerken schrijft een uitvoerig artikel over Maria Viola, het pionierswerk dat zij in Van onzen tijd verrichtte, haar gedichten en haar kunstkritiek. - R. Brulez vond in de herdruk van Vincent Haman aanleiding tot een artikel: ‘Willem Paap of alles komt terecht....’ | |
[pagina 141]
| |
De Vlaamsche Gids. Jan.Paul de Ryck geeft onder het opschrift Met veertien Jonge Dichters, of die het kunnen worden een een beredeneerde aanvulling van de bloemlezing ‘Nieuwere klanken van de jongste lichting in Nederland en Vlaanderen’, samengesteld door Robert Franquinet. | |
Febr.Maurits Sabbe schrijft een gevoelvol In Memoriam Prof. Dr. Jozef Vercoullie. - Julius Pée publiceert een lange reeks Multatuliana, bij de vijftigste verjaring van Dekkers dood. | |
Leuvensche Bijdragen XXVIII, afl. 1-2.In een artikel Waals en Germaans gaat Marius Valkhoff de wisselbetrekkingen tussen de Waalse en Vlaamse dialekten na. Achtereenvolgens geeft hij een Overzicht der onderzoekingen en Resultaten en Problemen. - B. van den Berg (De palatalisatie van Germaanse a > e voor r + gutturaal en labiaal in Zuid-Nederland) ontwierp een kaart voor het woord warm, met uitvoerige toelichting. - J.L. Pauwels betoogt, op grond van een persoonlijk onderzoek te Turnhout, tegenover Schrijnen, dat Polyonomie bij Bloemnamen inderdaad bestaat. | |
Verslagen en Mededeelingen van de Kon. Vlaamsche Academie. Mei-Juni.Maurits Sabbe geeft een derde bijdrage Uit den Taalstrijd in Zuid-Nederland tussen 1815-1830, handelend over J.B. Plasschaert, meier van Leuven, die in een Franse brochure van 1817 betoogt, dat het Frans in België werkelijk de nationale taal is. - A.H. Cornette karakteriseert Vondels Leeuwendaelers in een lezing, bestemd als inleiding tot een vertoning in 1936. Aan het slot vindt men de verslagen van de keurraden over de prijsvragen van 1936. | |
Juli.Deze aflevering is aan Erasmus gewijd. Jozef Muls leidt de viering in. Maurits Sabbe schrijft over Erasmus en zijn Antwerpsche vrienden een studie, die reeds te voren in De Gids verschenen is. - J. van Mierlo's bijdrage is getiteld: Erasmus, een Levensbeeld. - Leonard Willems lost een prioriteitsvraag op, door aan te toonen dat Jan van den Dale zijn Stove niet bewerkte naar de Uxor mempsigamos van Erasmus (1523), aangezien Jan van den Dale in 1522 gestorven is, en zijngedicht waarschijnlijk vóór 1516 geschreven werd. Hij heeft dus Erasmus de stof geleverd voor een van zijn geestigste Colloquia. | |
Aug.Leonard Willems (Aanteekeningen over Middelnederlandsche Schrijvers) toont aan dat Willem van Alflighem een Latijns historisch gedicht geschreven moet hebben, dat verloren | |
[pagina 142]
| |
gegaan is, en waarop zijn roem als ‘bonus metricus’ berustte. - Maurits Sabbe vervolgt zijn artikels Uit den Taalstrijd in Zuid-Nederland tussen 1815-1830 met een beschouwing over de Noord-Nederlandse onderwijzer Petrus van Genabeth, die stand hield ‘op de voorposten te Doornijk en te Brugge’. - E. Blancquaert wijst op Noord- en Zuid-nederlandsche Schakeeringen in de Beschaafd-Nederlandsche Uitspraak, en bepleit ‘een standpunt van groter ruimte - ik zou haast zeggen meer verdraagzaamheid - in onze opvattingen over Standaard-uitspraak van het Nederlands.’ | |
Onze Taaltuin. Jan.Als fragment van een proefschrift publiceert H.L. Bezoen een artikel over Het taalkundig geslacht te Enschede. - G. Stuiveling wijst op fouten in Uitgeverstaal. - G.S. Overdiep geeft, als voorproeve uit de nieuwe bewerking van zijn Moderne Nederlandsche Grammatica, een beschouwing Over aspecten. - Jos. Schrijnen stelt de Corsicaanse atlas voor taal- en volkskunde ten voorbeeld aan de toekomste Nederlandse (Taal- en volksleven op Corsica). - G.S. Overdiep (Volkstaal en algemeene taal) bepleit vrijheid in het gebruik van de buigings-n en de pronominale aanduiding.Ga naar voetnoot1) - F. Jansonius maakt opmerkingen over de stijl van ‘Bint’ en ‘De Kleine Republiek’. | |
Febr.G.S. Overdiep geeft verslag van interessante intonatieproeven, in het Groningse Instituut opgenomen (Zinsklankvorm en intonatie). Van zijn hand zijn ook twee kleinere bijdragen over De taalstijl van Huygens en Stijgende tweeklanken in Nederlandsch. | |
Tijdschrift voor Taal en Letteren XXV, afl. 1.L.C. Michels wijdt een uitvoerig artikel aan Apollonia van Veen en haar | |
[pagina 143]
| |
‘familie en vrienden’. Uitgangspunt is de ontdekking van een handschrift van Vondels gedicht Aan Apollonia van Veen, dat een strofe meer bevat dan de bekende druk (W.B. III, 395-396). - Ed. A. Serrarens beoordeelt de bloemlezing Dichters der Middeleeuwen van A. van Duinkerken en W. Beuken. Ondanks aanmerkingen en bezwaren begroet hij dit werk met vreugde. - Jos. J. Gielen beoordeelt het boek van Herbert Junkers over Niederländische Schauspieler und niederländisches Schauspiel im 17. und 18. Jahrhundert in Deutschland. | |
Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde LVI, afl. 2-3.C.G.N. de Vooys levert een bijdrage tot Zuivering van zestiende-eeuwse teksten. - J.H. van Lessen schrijft over etymologie en betekenis van Warf en Werf. - A.M. van 't Oever maakt aanmerkingen op Het Engelsch in de laatste afleveringen van het Middelnederlandsch Woordenboek. - D. Th. Enklaar vond Het voorbeeld van Lodenstein's ‘Medicijnmeester’ in een esbatement, in 1561 te Antwerpen vertoond. - A.A. van Rijnbach publiceert Een onuitgegeven brief van Jacob Cats. - K. Heeroma tracht het werkwoord lierelauwen te verklaren. - G.A. Nauta bespreekt De bron van Milenus Clachte, van Houwaert. - L.C. Michels geeft een aanvulling bij een vorig artikel van O. de Neve over Das. - Breed opgezet is een opstel van H.A. Höweler: Uit de geschiedenis van het Haagsche Dichtgenootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’ 1772-1818, geput uit het archief van dat genootschap. Achtereenvolgens wordt nagegaan: de organisatie, de werkzaamheden en de betrekkingen van Bellamy tot ‘Kunstliefde’. - J.A.N. Knuttel (Vroege Nederlandsche Letteren) lokaliseert de Renout van Montalbaen in Brabant, en acht het gewenst in onze letterkunde Lotharingen (d.i. Brabant en Limburg) en Vlaanderen te onderscheiden. - J.J. Soons toont aan dat niet M. Corver, maar Bruno Zweerts de Tartuffe vertaald heeft. | |
Neophilologus XXII, afl. 2.B.H. Wind geeft een samenvatting van Les contributions néerlandaises au vocabulaire du français belge, beginnende met de woorden, ontleend aan het Middelnederlands en het hedendaagse Nederlands. - J.F. Buisman Jr. gaat na welke gedichtjes van Spiegel, gedrukt achter Roemer Visscher's ‘Brabbeling’, aan Marot ontleend zijn. - Leo Spitzer en J.J. Salverda de Grave geven onderstellingen omtrent de etymologie van krakeel. | |
[pagina 144]
| |
Levende Talen. Febr.Dit nummer bevat de voordracht van W.L.M.E. van Leeuwen Over de samenwerking van de leraren in de verschillende talen aan één school. - Gerlach Royen's voordracht over Grammatika en Syntaxis en die van R. Kuitert over Noodzakelijke veranderingen in het toelatingsexamen zijn eveneens onverkort afgedrukt. - R. Kuitert beoordeelt o.a. de bundels Nieuwe Nederlandse Poëzie, verzamelt door H. Godthelp, en het Tabellarisch Overzicht van de Vier Literaturen door A.J. Schneiders en P.H. Greiner. | |
Eigen Volk. Jan.J. Krul en Henri ter Hall schrijven over Spreekwoorden. - M. Mieras Jr. geeft een proeve van Zuid-Bevelands dialekt. | |
De Socialistische Gids. Jan.G. Karsten geeft een duidelijk overzicht over De Spellingstrijd van Siegenbeek tot Slotemaker de Bruine. | |
Vondelkroniek VIII, nummer 1.B.H. Molkenboer leidt Het Vondeljaar 1937 in met een lofrede op de dichter. - J.F.H. Sterck vergelijkt Twee vertalingen van Sophompaneas, nl. die van Vondel en een anonieme - gelijk Sterck aantoont, - door de jonge Pieter de Groot gemaakt en aan zijn moeder opgedragen. Deze aardige vondst wordt door enige paralelle plaatsen toegelicht. - B.H. Molkenboer bestrijdt de mening van A. Zijderveld in een artikel Heeft Vondel Spinoza niet bestreden? - Een lange reeks Kanttekeningen besluit de aflevering. | |
Die Huisgenoot. Jan.M.S.B. Kritzinger beoordeelt Knap Kêrels en Mooi Nooiens van Marie Linde als ‘'n Interessante Bundel Kortverhale’. - P.J. Nienaber vindt in Ons Oorlogsliteratuur slechts ‘romans nog almal volgens die ou patroon’. Dezelfde auteur schrijft over Psigo-analise en Literatuur. - F.E.J. Malherbe behandelt met behulp van een schema uit Jespersen's Philosophy of Grammar Anglisismes in Afrikaans, niet alleen in woordenschat en zinsbouw, maar ook in de uitspraak van bastaardwoorden en buitenlandse eigennamen. | |
Museum.L.C. Michels beoordeelt uitvoerig de nieuwe uitgave van A. Poirters' Het masker van de wereld afgetrocken, bezorgd door J. Salsman en Edw. Rombauts. C.d.V. |
|