De Nieuwe Taalgids. Jaargang 31
(1937)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Verwey, die zich met grote toewijding van die taak kweet. Zijn bedoeling was ‘in de eerste plaats Vondel in handen te brengen van zoveel mogelijk Nederlanders’. Daartoe werd het werk overzichtelijk naar genres gerangschikt en in de nieuwe spelling overgebracht, terwijl de toelichting tot het nodigste beperkt bleef. Voor een grondige commentaar verwijst de bewerker naar de W.B.-uitgave. Wel schreef hij een uitstekende Inleiding (blz. XIII-XXXXIII), die een eigen kijk geeft op de kunst van de grote dichter, en een welkome aanvulling biedt op Vondels Vers, in 1927 eveneens als ‘inleiding’ bedoeld. | |
Nieuwe proefschriften.Te Utrecht werden in de eerste helft van deze cursus de volgende proefschriften verdedigd: Dr. J.J. Mak: De Dietse vertaling van Gerlach Petersen's Soliloquium, met een inleiding over De moderne devotie. Dr. Wolfgang Schmitz O.F.M.: Het aandeel der Minderbroeders in onze Middeleeuwse Literatuur. Inleiding tot een bibliografie der Nederlandse Franciscanen. Mej. Dr. A.M.E. Draak: Onderzoekingen over de roman van Walewein. Mej. Dr. A.R. Hol: Een tegenstelling Noord-Zuid in de praeterita en participia van de sterke werkwoorden. Een dialectgcografisch onderzoek. Te Amsterdam: Mej. Dr. S. Geleerd: Les Traductions hollandaiscs de Racine au XVIIe et au XVIIIe siècles. | |
J.J. Starter's Friesche Lusthof.Door de zorg van de K.V. ‘Het Nederlandsche Lied’ verscheen in 1936 een uitgave van deze tekst (niet geheel compleet), met de muziek en pianobegeleiding van J.H. Garms. | |
Gysbert Japicx Wirkenverschenen in een keurige nieuwe uitgave, in opdracht van het Friesch Genootschap bezorgd door J.H. Brouwer, J. Haantjes en P. Sipma (Boalsert-A.J. Osinga - 1936). Het eerste deel bevat alle teksten, ook van de Nederlandse gedichten. Bij de verschijning van het beloofde tweede deel, met de toelichting en commentaar, komen wij op deze uitgave terug. C.d.V. |
|