De Nieuwe Taalgids. Jaargang 30
(1936)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 426]
| |
Aankondigingen en mededelingen.De beperkte ruimte van ons tijdschrift laat niet toe, alle uitgaven op taal- en letterkundig gebied die ons toegezonden worden, of die wij opmerken, uitvoerig te bespreken. Van verschillende zijden werd er op aangedrongen, dat wij van tijd tot tijd nieuwverschenen boeken tenminste beknopt zouden aankondigen of noemen. Voorzover mogelijk, zullen wij in deze rubriek aan dat verzoek trachten te voldoen. | |
Academische proefschriften.Het Kind in onze Middeleeuwsche literatuurdoor B. van den Eerenbeemt, C. ss. R. (Amsterdam - N.V. Van Munster's U.M. - 1935). Dit lijvige Nijmeegse proefschrift, dat van grote belezenheid en vlijt getuigt, bevat - gelijk de titel doet vermoeden - veel ongelijksoortigs. De schrijver stelt zich ten doel de mening te bestrijden dat ‘de Middeleeuwen het kind niet gekend hebben’. Nu is elk mens kind geweest en ‘onze Middeleeuwen’ omvatten tijdperken en streken, die volstrekt niet alle gelijksoortig zijn. Bovendien heeft de schrijver zijn grenzen uitgezet door aan zijn zuiver kultuurhistorische en psychologische studie hoofdstukken te verbinden over ‘allegorische kinderfiguren’, ‘dierekinderen’, ‘kinderen der verbeelding’, ‘heilige kinderen’, om zijn studie te bekronen met een beschouwing over ‘Het Goddelijk kind’. Het bonte allerlei bevat zeker veel wetenswaardigs, de vele illustraties uit M.E. handschriften zijn interessant, maar als wetenschappelijke studie zou de eenheid van dit werk door beperking of door splitsing van de stof gewonnen hebben. | |
Christus onze tijdgenootdoor H.P.A.M. Weytens (Roermond - J.J. Romen en Zonen - 1936. Nijmeegs proefschrift). Ook dit boek, met de enigszins raadselachtige titel, bevat velerlei stof. De bedoeling van de schrijver is, in de wereldlitteratuur na te gaan, hoe het motief van de wederkerende Christus opgevat en toegepast is: b.v. in dienst van het anti-klerikalisme, als patroon van sociale hervormingsplannen, als het geweten van de moderne mens, enz. Op zijn speurtochten door zeer uiteenlopende geschriften, voor een groot deel belangrijk en boeiend, | |
[pagina 427]
| |
toont de schrijver zich een goede gids, die zijn gegevens overzichtelijk weet te rangschikken. Ook zijn werk is uiteraard een mozaiek, maar hij is in de compositie beter geslaagd dan zijn voorganger. De Nederlandse letterkunde neemt in dit boek een bescheiden plaats in. Wij wijzen op de behandeling van Junghuhn's Licht- en schaduwbeelden uit de binnenlanden van Java, in het eerste hoofdstuk (blz. 59 vlg.), en vooral op die van Van Eeden's Kleine Johannes, in het derde hoofdstuk (blz. 122-146). Onder de dichters worden Pater J. Schreurs (Nieuw Sprookje) en Roel Houwink (Christus Ommegang in het Westen) besproken (blz. 216-223). | |
De Middelnederlandsche Tauler-handschriftendoor G.I. Lieftinck (Groningen - J.B. Wolters - 1936, Amsterdams proefschrift). Dit degelijke werk biedt meer dan de titel zou doen vermoeden, want het zwaartepunt ligt in het tweede gedeelte: ‘de uitgave van een aantal anonyme mystieke tractaten, die de handschriften tusschen Tauler's sermoenen hebben opgenomen’. Het eerste gedeelte geeft een buitengewoon nauwkeurige beschrijving van alle Mnl. Tauler-handschriften, naar het voorbeeld van De Vreese's beschrijving der handschriften van Ruusbroec's werken. Het is een onmisbare voorstudie voor een nadere bestudering van deze teksten: de illusie om zelf de beste en oudste vertaling uit te geven, moest de schrijver voorlopig laten varen, omdat in de vijftiende eeuw verschillende vertalingen in omloop bleken te zijn, bewaard in vele handschriften waarvan er geen ouder is dan ± 1440. Wellicht dat een taalonderzoek de doorslag zal geven, en ons leiden naar de Brabantse omgeving van Ruusbroec, waar in de tweede helft van de veertiende eeuw ook andere vertalingen ontstonden. | |
Het Boek van Sidrac in de Nederlandendoor J.F.J. van Tol (Amsterdam - H.J. Paris - 1936; Amsterdams proefschrift). Door de uitgave van deze tekst is een herhaaldelijk geuite wens vervuld. Het beroemde prozawerk Le livre de Sidrac, in de veertiende eeuw door een Antwerpenaar in het Diets vertaald, behoorde tot de veel gelezen en afgeschreven teksten. Uit de vijf handschriften van de eerste redaktie koos de uitgever het Oxfordse, van Zuid-Nederlandse oorsprong, als grondslag voor zijn zorgvuldig bewerkte editie, die 227 bladzijden beslaat, waarachter de aantekeningen en een beknopte woordenlijst volgen. | |
[pagina 428]
| |
Vlaamse uitgaven.De grote Jubileum-uitgave van Guido Gezelle's Volledige Werken (N.V. Standard-Boekhandel) is met de twee laatst verschenen delen (1935-1936) hoofdzakelijk gereed gekomen: wij verwachten alleen nog met belangstelling enige delen, grotendeels onuitgegeven, brieven. Door de nauwgezette zorg en de onvermoeide volharding van Dr. P. Allossery en Prof. Frank Baur zijn wij nu in het bezit van een standaard-uitgave die voor letterkundige en taalkundige studie van de dichter alles biedt wat men maar kan verlangen. De Goddelijke Beschouwingen, een proza-vertaling van de Meditationes theologiae, een werk van de Brugse bisschop G.J. Waffelaert, zijn merkwaardig voor Gezelle's taalvermogen. Om de mystieke tekst getrouw weer te geven bedacht hij een eigen terminologie, die men in deze uitgave alfabetisch geschikt en verklaard vindt. De Laatste Verzen vullen een omvangrijk boekdeel. Vooraf gaat een studie van W. Kramer over Gezelle's Plastiek (29 blz.). Frank Baur heeft met grote piëteit alles vergaard wat buiten het reeds gedrukte nog vindbaar was, en de redaktie van de verzen, met alle varianten, vastgesteld. Behalve de verklaringen onder de tekst, gaf hij aan het slot een Bio-bibliographische inleiding voor de laatste levensperiode en een reeks Breedere tekstkritische en verklarende aanteekeningen. Als uitgave van de Koninklijke Vlaamsche Academie verscheen een bekroonde prijsvraag over de Limburgse dichter Johan Michiel Dautzenberg (1808-1869), door Dr. A.E. van Beughem (Brussel - Drukkerij voor Nijverheid en Geldwezen - 1935). Uitvoerig worden daarin o.a. beschreven de pogingen van Dautzenberg om de metriek op klassieke grondslag te vernieuwen, en zijn streven om de taal te ‘verrijken’ door half-Duitse, half-archaïstische buigingsvormen te gaan gebruiken, en hoe zijn pangermanistische sympathieën onder invloed stonden van zijn Waalse vriend H. Delecourt. Behalve een nauwkeurige Bibliographie geeft de schrijver aan het slot een groot aantal Ongebundelde stukken (blz. 184-224), ter aanvulling van de gepubliceerde dichtbundels. Onder het patronaat van de Academie verscheen ook een dialektstudie van Dr. J. Langohr: Het Zuid-Nederlandsch Dialectgebied van Overmaas, Noordoosten der provincie Luik en Westen van 't kanton Eupen, Nederfrankisch oppervlakkig geripuariseerd gebied (Leuven - De Vlaamsche Drukkerij - 1936), toegelicht door tabellen en kaarten. | |
[pagina 429]
| |
Uitgaven voor het onderwijs.Bijna gelijktijdig verschenen niet minder dan vijf nieuwe boeken voor het letterkunde-onderwijs, namelijk: W.L.M.E. van Leeuwen: Beknopt overzicht van de Nederlandse Letterkunde (129 blz.), meer gecondenseerd dan de vroeger verschenen Korte Schets (Groningen - J.B. Wolters). Dr. A.J. de Jong: Nederlandse Letterkunde. Een inleiding voor het Middelbaar en Gymnasiaal Onderwijs. Eerste deel (Groningen - J.B. Wolters). Dr. C. Tazelaar: Beknopt handboek van de Nederlandse Letterkunde (twee delen) (Groningen - J.B. Wolters). Piet Oomes: Nederlandse Stemmen I. Een eerste gang door onze literatuur. Een bloemlezing met beknopte toelichting (Zwolle - W.E.J. Tjeenk Willink). Dr. Jos. J. Gielen: Handleiding bij de studie der Nederlandse Letterkunde (Purmerend - J. Muusses), een breed opgezet werk van 440 blz., waarin de schrijver ‘Begrippen, Geschiedenis, Overzichten en Toepassingen’ geeft, met illustraties in woord en beeld. | |
Bloemlezingen en leesboeken.Eigenaardig van opzet zijn de twee volgende bloemlezingen: Het Nieuwe Nederlandse proza in novellen, verzameld door H. Godthelp en A.F. Mirande. Drie delen. Nieuwe Nederlandse poëzie, verzameld door H. Godthelp. Drie delen (Groningen - J.B. Wolters). De drie deeltjes behandelen concentrisch dezelfde stof: complete proza-verhalen van de beste auteurs, en gedichten van ± 1880 tot heden. Gezamenlijk geven ze een zeer ruime keuze, maar elk deeltje omvat dezelfde periode en is ook als een geheel bedoeld en te gebruiken. Een eigen standpunt onderscheiden wij in twee leesboeken, nl.: De Kern, leesboek voor de hoogste klassen, door Dr. W. van den Ent en Dr. W.H. Staverman (Groningen - P. Noordhoff - 1935), waarin de nadruk gelegd wordt op ‘het verstandelijk begrijpen, en een daaruit voortvloeiend zuiverder waarderen van het gevoelselement’. In verband met dit beginsel zijn vaak ‘moeilijke’ stukken gekozen, ook uit geschriften die niet rechtstreeks op literair gebied liggen.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 430]
| |
Het Leesboek voor de eerste klas, door W. Kramer (Groningen - J.B. Wolters) gaat in dezelfde richting als het voortreffelijke, niet meer herdrukte Lees- en Taalboek van J.H. van den Bosch. De gekozen stukken dienen allereerst als lees-oefening. Dientengevolge moeten ‘de te lezen stukken liggen binnen de belangstellings- en gevoels-sfeer van de eerste-klassers’. Maar ook voor taal- en stijlvorm kan het leesboek diensten bewijzen, door ‘goede hedendaagse taal’ te geven. Niet alleen voor het onderwijs, maar ook voor een breder publiek van belang zijn de volgende uitgaven: Anthonie Donker: De gestalten van Tachtig. Bloemlezing uit de poëzie der Tachtigers (Amsterdam - J.M. Meulenhoff - 1935, als zesde deeltje van de reeks Dietse Letteren). Een dergelijke reeks, tot nu toe in Noord-Nederland te weinig bekend, biedt de uitgeverij ‘De Sikkel’ te Antwerpen, onder de titel Onze Bibliotheek. In goedkope deeltjes van 3 à 5 vel druks verschijnen herdrukken van Zuid- en Noord-Nederlandse auteurs, H. Teirlinck, D. Sleeckx, Michiel de Swaen, Karel van de Woestijne, Vertellers uit Vlaanderen; maar ook Louis Couperus, Moderne Nederlandsche Essay's, waaronder Noord-Nederlandse, van D. Coster, J. Huizinga, A. Verwey. De reeks van zeven deeltjes zal binnenkort voortgezet worden. In de Uilenreeks no. 5 (Amsterdam - Bigot en Van Rossum) verscheen een bundeltje Vlaamsche verzen van dezen tijd, verzameld en ingeleid door Marnix Gijsen en R. Herremans. Op grammatikaal gebied verschenen verleden jaar twee boeken van zeer uiteenlopende aard, de Beknopte Nederlandse Spraakkunst door Dr. J. van Ham en Dr. S. Hofker (Groningen - J.B. Wolters, 2e dr.) en de Beknopte stilistische grammatica van het Nederlands door Dr. G.S. Overdiep en G.A. van Es. De beginselen van deze grammatici, die reeds tot uiting kwamen in de vroeger verschenen uitvoeriger uitgaven, zijn bij de verschijning daarvan reeds in dit tijdschrift besproken.Ga naar voetnoot1) Bij het laatstgenoemde boek sluit zich een Oefenboek aan, waarvan de stof een ouderwetser karakter draagt dan in de, eveneens stilistisch bedoelde Taalstudie en Stijloefening van W. Kramer, die in 1935 herdrukt werden (Groningen - J.B. Wolters). | |
[pagina 431]
| |
Zuid-Afrikaanse uitgaven.Onder de geschriften die in dit jaar verschenen, noemen wij de rede van Dr. M.S.B. Kritzinger: Afrikaanse en Nederlandse letterkunde as studievak aan die Universiteit van Pretoria, uitgesproken bij de aanvaarding van het hoogleraarschap. Dr. Kritzinger is bekend door zijn boek over Die opstandsmotief bij Vondel, zijn letterkundige opstellen (Causerie en Kritiek; Oor skrywers en boeke (Pretoria, J.L. van Schaik). De lektor Abel Coetzee schreef een studie over de nog jonge auteur C.M. van den Heever, Die wese van sy kuns (Pretoria - J.L. van Schaik - 1936). Van den Heever promoveerde, na zijn Nederlandse studie, in Zuid-Afrika op een degelijk proefschrift over Die digter Totius, sy betekenis vir die Afrikaanse letterkunde (1932). Als handleiding voor de studie van de taal en de litteratuur, in 't biezonder bestemd voor Duitsers, schreef Dr. Marcel R. Breyne een boek, getiteld Afrikaans. Eine Einführung in die Laut-, Formen- und Satzlehre mit Literaturproben (Leipzig - Otto Holtze's Nachfolger - 1936). Vermelding verdient ook een Middelnederlandse Grammatika, door Prof. Dr. T.H. le Roux en Prof. Dr. J.J. le Roux (Pretoria - J.L. van Schaik - 1935), in een reeks Van stamverwante bodem, een verheugend verschijnsel wegens de belangstelling voor de gemeenschappelijke taalgeschiedenis. De schets die Prof. Dr. A.C. Bouman aan zijn Middelnederlandse Bloemlezing (Zutphen - W.J. Thieme - 1934) vooraf deed gaan, gaf daartoe reeds een eerste stoot. Wellicht is het niet overbodig, alsnog de aandacht te vestigen op de volgende, vroeger verschenen werken over taal en litteratuur van Zuid-Afrika: Dr. F.E.J. Malherbe: Die kort-verhaal as kunsvorm (Kaapstad - Nasionale Pers Beperk - 1929), met algemene beschouwingen over de aard, de geschiedenis, de bouw en de bestanddelen van het kortverhaal, gevolgd door een drietal groepen (Die Intriegeen Spook-verhaal; Die Milieu-verhaal; Die Karakter-verhaal), toegelicht met Nederlandse en Afrikaanse voorbeelden. Dr. G. Dekker: Afrikaanse literatuurgeskiedenis (Kaapstad - Nationale Pers Beperk - 1935) een vrij uitvoerig samenvattend overzicht (210 blz. met portretten) van de gehele Afrikaanse letterkunde, bestemd voor de middelbare scholen. Gerhard Aucamp: Woordeskat en Woordherhaling (Kaapstad - | |
[pagina 432]
| |
Die Mercantile Pers - 1932), een eigenaardig statistisch onderzoek naar de frequentie van het woordgebruik, om wetenschappelijk vast te stellen wat de ‘Duisend Afrikaanse Staatmakers’, d.w.z. de duizend meest gebruikte woorden, zijn, in verschillende taalsoorten. De schrijver van deze becijfering is journalist en stenograaf, maar zijn uitkomsten zijn ook van taalkundig belang. Dr. I.D. du Plessis: Die bydraë van die Kaapse Maleier tot die Afrikaanse volkslied (Kaapstad - Nasionale Pers Beperk - 1935). Een dissertatie op folkloristische en musicologisch gebied, toegelicht door muziek-notatie. | |
Duitse uitgaven.Onder de ontvangen boeken noemen wij een drietal Duitse die onze lezers kunnen interesseren, maar waarvan de stof grotendeels buiten het kader van ons tijdschrift valt: Karl Gustav Fellerer: Das deutsche Kirchenlied im Ausland (Münster i.W. - Aschendorff - 1935). Volk und Volkstum. Jahrbuch für Volkskunde (München - Josef Kösel und Fr. Pustet - 1936). Eberhard Frhr. von Künszberg: Rechtliche Volkskunde; Lesestücke zur Rechtliche Volkskunde (Halle - Max Niemeyer - 1936). C.d.V. |
|