De Nieuwe Taalgids. Jaargang 30
(1936)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOkt.C.J.J. Westermann schrijft over De verbuigings-n en de dichter. Hij betwist de mening van Van Eyck dat de dichter Leopold ongeregeld de buigings-n schreef en hetzelfde woord (b.v. laan) beurtelings door de en den vergezeld liet gaan. Westermann neemt aan, dat dit welbewust geschiedde, en tracht daarvan een verklaring te geven, die meer vernuftig dan overtuigend is. | |
De Nieuwe Gids. Sept.W. Kloos schrijft over De dichter Werumeus Buning. | |
Okt.G. Karsten tekent Theun de Vries, in zijn gedichten en romans, als ‘romanticus en pessimist’. In een ‘Letterkundige | |
[pagina 433]
| |
notitie’ bestrijdt Jhr. K. de brochure van Seerp Anema, waarin deze een ‘eerherstel voor Schaepmans Aya Sofia’ beproeft. | |
Groot-Nederland. Sept.S. Vestdijk beoordeelt een aantal dichtbundels, nl. van Ed. Hoornik (Het Keerpunt), R. van Genderen Stort (Najaarsvruchten), Th. Oegena (Verzen van een venter) en Werumeus Buning (Voor twee stuiver anjelieren). - J. Greshoff bespreekt twee Vlaamse radiolezingen over Noord-Nederlandse en Vlaamse Letterkunde sedert 1914. | |
Okt.S. Vestdijk beoordeelt een aantal dichtbundels; Menno ter Braak bespreekt o.a. Over Schrijvers en Boeken van Karel van de Woestijne; J. Greshoff prijst Van Leeuwen's Beknopt overzicht van de Nederlandse Letterkunde. | |
De Stem. Okt.Anthonie Donker publiceert een rede over De Toekomst der Poëzie, gehouden op het veertiende kongres van de P.E.N.club. - Theun de Vries geeft een beschouwing over De literaire verschijning van S. Vestdijk. | |
Stemmen des tijds. Sept.J.A. Rispens schrijft een studie Over de dichters P.N. van Eyck en Geerten Gossaert. - C. Tazelaar beoordeelt enige Moderne historische romans. | |
Okt.J. Bosboom Nz. waardeert het proefschrift van Mej. J.M.L. Bouvy als ‘Een grondige wetenschappelijke studie over Mevrouw Bosboom-Toussaint’. - J. Smit verhaalt van de ontmoeting die Bilderdijk te Brunswijk had met de oude Franse filosoof Melchior Grimm. | |
Opwaartsche Wegen. Sept.Roel Houwink polemiseert met W.L.M.E. van Leeuwen in een opstel Protestantsche letterkunde door een neutrale bril. Hij betoogt uitvoerig dat deze auteur in zijn jongste geschriften over de nieuwste Nederlandse letterkunde de jong-Katholieke, maar in het biezonder de jong-Protestantse groepen onrecht doet, door ‘een volkomen gemis aan inzicht’, en dat hij in plaats van ‘neutraal’ partijdig-‘liberalistisch’ is. | |
Okt.Roel Houwink (Schriftuurlijke kritiek) bestrijdt Dr. Dam, die de letterkundige kritiek wij gronden op neo-calvinistische beginselen. - H. Kuyper-Van Oordt geeft in een artikel Het glazen oog, een aantekening bij Seerp Anema's Eerherstel voor Schaepmans Aya Sophia. - G. Kamphuis vond in de ‘Eenvoudige gedichten’ van Willem de Merode aanleiding tot een artikel Eenvoud in de poëzie? - P.H. Muller beoordeelt Nieuwe romans uit eigen kring. | |
[pagina 434]
| |
De Werkplaats. Okt.W.A.P. Smit toont zich teleurgesteld door Avonturiers van Arthur van Schendel, een achteruitgang na Een Hollandsch Drama. - K. Heeroma schrijft in de Kroniek der Poëzie over verzen van S. Vestdijk, Slauerhof, Werumeus Buning, Jan Engelman, Ed. Hoornik, Barend de Goede, Rob. Franquinet en Paul Haimon. | |
Dietsche Warande en Belfort. Sept.In de Kroniek van Vlaamsch proza beoordeelt André Demedts de romans Doppen van Marcel Matthijs en Het Jeugdavontuur van Leo Furkens van René Berghen. Bovendien geeft hij een overzicht van de Erasmiana uit de laatste tijd. | |
Okt.Frans Verachtert schrijft een waarderend Herdenking van Karel van den Oever, die tien jaar geleden gestorven is. - P. Lebeau vestigt in de rubriek Vlaamsche Letteren de aandacht op twee Nieuwe romans van jonge auteurs, n.l. Pension Vivès, door F.N. Fonteyne, en De Aarde roept door Ernest Van der Hallen. | |
De Vlaamsche Gids. Sept.In de Kroniek van het Proza beoordeelt Lode Monteyne o.a. drie jonge Vlaamse romanschrijvers: Ernest van der Hallen (Als de Aarde roept), René Berghen (Het Jeugdavontuur van Leo Furkins) en Marten Roels (Harten is Troef). | |
Tijdschrift voor Taal en Letteren XXIV, afl. 3.P. Maximilianus schrijft over Een verthooninge van de misse in de Gijsbrecht. Hij acht het waarschijnlijk dat aanvankelijk een ‘stomme vertoning’ van de mis ontworpen was, die op het laatste ogenblik er uit gelicht is. Als parallel wijst hij op een dergelijke vertoning van de mis in Breero's Griane. Naar aanleiding daarvan bespreekt hij mogelijke invloed van Bredero's werk op Vondel. - G.W. Wolthuis wijst, als toelichting bij Pieter Langendijk's Wiskunstenaars, op de vermakelijke twisten onder toenmalige wiskunstenaars, zoals die uit hun strijdschriften blijkt. - Jos. J. Gielen geeft een breed gedokumenteerd opstel over Traditie en tijdgeest, mode en reaktie en hun betekenis voor het letterkundig komparatisme. - J.F.J. van Tol wijst op een Fragment van een achtste Nederlands Sidrac-handschrift. | |
Onze Taaltuin. Okt.G.S. Overdiep komt terug op het vraagstuk van Inversie in den hoofdzin: hij kan zich namelijk niet geheel verenigen met het betoog van Van Ginneken, en heeft een andere waardering van dit syntactisch verschijnsel. - Jan Grauls levert | |
[pagina 435]
| |
een half-taalkundige, half-folkloristische bijdrage Van vrijen en vrijers, ‘een kijkje in de Belgische taal der liefde’. - N. van Wijk beantwoordt de bezwaren, door J. Dols geopperd tegen zijn opvatting van Rekking en Stoottoon in het Limburgs. - J. Klatter schrijft in een artikel Geen cultureele contingenteering! over ‘Groningsch-Balkansch-Javaansche raakpunten’. - J.C. Daan ging bij enige auteurs het verband na tussen Stijl en klank. - G.S. Overdiep (De levensvreemde grammatica!) bestrijdt een methode van taalonderwijs, op grond van ‘woordonderzoek’, volgens de methode van Prof. Palmers. | |
Vondel-kroniek VII, nummer 4.K. Heeroma vergelijkt Vondel en Bilderdijk als Ovidiusvertalers. - J.J. Boer gaat na, wat Het tragische in ‘Samson’ eigenlijk is. De verdere aflevering is gevuld door een lange reeks kleinere bijdragen, samengevat als Kantteekeningen. | |
Tydskrif vir wetenskap en kuns. Juli.J. du Plessis Scholtz verzamelde uit kranten en tijdschriften uit de jaren 1830 tot 1875 Verdere bydrae tot die geskiedenis van die Afrikaanse woordeskat. - Anna de Villiers bespreekt de bundel Moderne Vlaamse Kortverhale, bijeengebracht door F.E.J. Malherbe. - D.F. Malherbe beoordeelt de studie D'Arbez as skrywer van P.J. Nienaber. - Elisabeth J.M. Conradie prijst Cyriel Verschaeve's Verzameld Werk III, dat zijn drama's bevat. | |
Leuvensche Bijdragen. XXVII, afl. 3 en 4. Bijblad.L. Grootaers publiceert een kongresvoordracht van 1932 over Het dialectonderzoek te Leuven sedert den oorlog, aangevuld door een overzicht van Het Dialectonderzoek in 1935. - J. Gessler beoordeelt de tweede uitgave van Vlaanderen door de eeuwen heen (1932); A. Carnoy beoordeelt de Toponymie van Varsenare door J. Pollet en J. Helsen. | |
Kultuurleven. Sept.J. de Munter S.J. wijst in een uitvoerig artikel Naar een nieuwe synthese in de linguistiek op de betekenis van Reichling's proefschrift over Het woord, waarvan hij een duidelijk overzicht geeft. | |
Verslagen en Mededelingen van de Kon. Vl. Academie. Jan.R. Roemans vervaardigde een zeer uitvoerige Analytische bibliographie over F.V. Toussaint van Boelaere. - M. Sabbe opent een reeks bijdragen over De taalstrijd in Zuid-Nederland tusschen | |
[pagina 436]
| |
1850-1830 met een opstel over de Noord-Brabander L.G. Visscher, te Brussel en te Leuven onvermoeibaar strijder voor het Nederlands, vooral blijkens zijn boekje Over het Herstel en de Invoering der Nederlandsche Taal (1825). | |
Febr.-Maart.F. Prims putte uit een verzameling programma's interessante gegevens over Het Vlaamsch Tooneel der Antwerpsche Augustijnen. Tussen 1671 en 1686 en in 1763 werden Vlaamse allegorische stukken gespeeld, waarvan weliswaar de tekst niet bewaard is, maar waarvan de inhoud aangegeven is. - Een volgende bijdrage van M. Sabbe Uit den Taalstrijd in Zuid-Nederland is gewijd aan een bestrijder van het Nederlands, de jurist P.P. Jos. Barafin. | |
April.J. van Mierlo behandelt Eenige moeilijke plaatsen in de Strofische Gedichten van Hadewijch, daarbij uitgaande van de verklaringen die Leonard Willems vroeger voorstelde; vervolgens bestrijdt hij de verklaringen door M.H. van der Zeyde in het Leidse Tijdschrift gepubliceerd. | |
Ons Eigen Blad. Sept.Gerlach Royen schrijft over Buigende en verbogen bijwoorden, nl. de analogisch verbogen vormen vóór het verbogen adjektief. | |
Okt.Gerlach Royen behandelt, met overvloedig materiaal, Krypto- en pseudo-naamvallen in het Nederlands. | |
Eigen Volk. Sept.Ant. Weynen vervolgt zijn bijdrage over Merkwaardige Oost-Noord-Brabantse woorden, toegelicht met schetskaartjes. | |
Museum. Aug.-Sept.G. Royen beoordeelt afbrekend het boekje van J.L. Pierson: Poging om te komen tot een grondslag voor een vergelijkende grammatica. - A.A. Verdenius beoordeelt Stoett's uitgave van Teeuwis de Boer, door Samuel Coster. - G. Brom beoordeelt een drietal Amsterdamse proefschriften, van Mej. C. Ypes, Mej. M.M. Prinsen en J.E. van der Laan. | |
Okt.M.H. van der Zeyde beoordeelt het Nijmeegse proefschrift over Het kind en onze Middeleeuwsche literatuur van B. van den Eerenbeemt. C.d.V. |
|