De Nieuwe Taalgids. Jaargang 30
(1936)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 414]
| |
Thomas Asselijn, de Poolsche broeders en de Munstersche broeders.In het Kraambed of Kandeelmaal schildert Thomas Asselijn Jan Klaasen als een echten schijnheilige, die onder deze vermomming huwelijksontrouw pleegt en tot echtschennis vervalt. Zooals de meeste schrijvers uit dien tijd, die dit onderwerp behandelen, wijst Asselijn bepaalde kerkelijke groepen aan die naar zijn meening de schijndeugd meer speciaal beoefenen. Allereerst hekelt hij de Poolsche Broeders: Doch miest hebjese (de schijnheiligen) onder de Poolse Broeders,
die dese sleur soo volgen,
Die den stinkenden draf van Krakou soo gulsig hadden ingeswolgen,
Datse dronken zijn van schijndeugd, deur welke grijns en listig beleyd,
Zij elk weten te betoveren, en dat met den dekmantel van schijnheyligheyd,
Asselijn zegt dit niet terloops maar heeft het beslist als een aanval bedoeld. In zijn voorwoord komt hij er nog op terug om zijn bestrijding te rechtvaardigen: ‘Maar al de Wereld is genoeg bekend wat schadelijke opinie deze Luyden (de Poolsche Broeders) by hun voeden, en zijn eygentlijk diegeene, die met Schijndeugden bekleed zijn;.... welk schadelijk gevoelen by alle Academiën van 't bekende Kristendom eenparig is verworpen, en als een vergiftige besmetting is uytgeroeyd’.Ga naar voetnoot2) Wie waren nu die Poolsche Broeders, waartegen Asselijn zoo te velde trok? Prof. ReitsmaGa naar voetnoot3), die zoo een belangrijk hoofdstuk wijdt aan de Nederlandsche Pietisten en Geestdrijvers, de afwijkende secten en Antinomianen vermeldt ze niet, evenmin HylkemaGa naar voetnoot4). Ook Mgr. Dr. de JongGa naar voetnoot5) spreekt er niet over. Zoekende naar de identiteit van deze Poolsche Broeders, meende ik aan- | |
[pagina 415]
| |
vankelijk ze met de Moravische Broeders te moeten vereenzelvigen, tot mij bleek dat het een andere benaming is voor de Socinianen. Toen deze secte in 1638 in Polen hevig vervolgd werd, hadden sommige aanhangers de wijk genomen naar Holland, en wel naar Amsterdam. Later gingen er zelfs geruchten dat er in Amsterdam een Sociniaansche kweekschool was opgericht.Ga naar voetnoot1) De werken van Faustus Socinus verschenen in 1656 te Amsterdam in een serie getiteld: Bibliotheca Fratrum Polonorum quos Unitarios vocant...., Irenopoli 1656. De Unitariërs, Poolsche Broeders en Socinianen zijn dus een en dezelfde. In Frankrijk werden zij trouwens ook met deze benaming aangeduid.Ga naar voetnoot2) Op de synode te Rakow tot een gemeenschap vereenigd, stichtten zij de School van Rakow en vatten hun leer samen in den Cathechismus van Rakow.Ga naar voetnoot3) De stinkende draf van Krakou, die de Poolsche Broeders zoo gulzig verzwolgen, doelt op de leer der Socinianen, den cathechismus van Rakow. Men diene dus te lezen in het aangehaalde vers ‘draf van Rakow’ in plaats van ‘Krakou’. Ook Vondel spreekt in een soortgelijk verband van ‘draf van Rakou’. De slotverzen van zijn gedicht: ‘Op het ontheiligen van het H. Sacrament des Altaers, door den Arminiaenschen Sociaen’, luiden: Verloore Zoon, ey! keer nae Vaeders huys in 't ende:
In Rakou eetmen draf, uyt honger en ellende.Ga naar voetnoot4)
De Poolsche secte is niet de eenige die bij Asselijn over den hekel gehaald wordt. De grootste schanddaad uit 't stuk, het verleiden van Hillegond door den schijnheiligen Jan Klassen, wordt op rekening van de Munstersche Broeders geschoven. Hillegond, de kraamvrouw uit 't stuk, verklaart op de volgende manier hoe zij door toedoen van Jan Klaasen in dezen toestand geraakt is. | |
[pagina 416]
| |
Och, och, ik ben soo flaauw; en soo onstelt ben ik deur al mijn leden.
Op de tweede Pinksterdag sijn we op een Chees samen na Sloten gereden;
Zo haast als we daar quamen, gaf hy dadelyk teekenen van sijn
ongeoorloofde genegentheyt,
En dat hy 't niet langer wederstaan en kon, en heeft toen wyd en
breed uytgeleyd,
Hoe dat de Munstersche Broeders alle goederen gemeen hadden gehouwen,
En datse onder die gemeenschap ook hadden verstaan het algemeen
gebruik van de Vrouwen.
Wat ik 'er tegen inbragt, was al vergeefs, hoor Hillegondje, seyde hy,
hou jy je maar gerust; verstaa je wel.
Laat je me maar begaan: ik seld wel stellen dat jer gien ongemak
van krygen en sel.
En ik, arme slegte duyf, heb me so gesegge laten.Ga naar voetnoot1)
Onder de Munstersche Broeders moeten we verstaan de Wederdoopers. Onder de vele tendenzen en richtingen van deze secte bestond ook een communistische of grof zinnelijke, sexueele strooming. In de nieuwere periode van haar bestaan hief deze alle huwelijkswetten op, er heerschte vrijheid en gemeenschap van goederen en vrouwen.Ga naar voetnoot2) We weten dat Jan Beukelsz. koning van Sion geworden, de gemeenschap van goederen en polygamie invoerde. We zijn dan echter in de XVIe eeuw en de vraag dient gesteld of er in de XVIIe eeuw onder de protestantsche secten nog zoo'n sexueele strooming bestond. Ik meen, verwijzend naar de Plockhoyisten, hierop een bevestigend antwoord te moeten geven. Pieter Plockhoy komt met de schriftuur in de hand beweren dat men zoo veel vrouwen moet hebben als men kan voeden.Ga naar voetnoot3) Jan Zoet, de bekende Amsterdamsche wijntapper, schijnt een dergelijk gevoelen te hebben gehuldigd. Steendam, die een scherpe aanval op hem doet, maakt zelfs een zinspeling op Jan Beukelszoon van Leiden.Ga naar voetnoot4) | |
[pagina 417]
| |
Zoo vinden wij bij Asselijn, ook in de meer duistere passages een weerspiegeling van de kerkelijke (maatschappelijke) toestanden uit zijn dagen. J.J. Soons. |
|