Op een anker te land komen.
(N.T. 29, 411).
Iets merkwaardigs van de mededeling van wijlen prof. Stoett, waarnaar boven verwezen wordt, is dat alle plaatsen die hij aanhaalt ter staving van de betekenis ‘tegen verwachting goed terecht komen’, ontleend zijn aan bronnen, vermeld in de lijst achterin dl. I Wdb. der Ned. Taal. Die bronnen waren daarmee nog niet uitgeput; in W. Meerman, Comoedia Vetus en Malle-Waegen wordt de uitdrukking gebezigd met betrekking tot naar Holland gevluchte predikanten: ‘Dat sy die hier op een Ancker te lande gekomen zijn, en als Martelaers aengehouden, ende soo eerlyck als de beste inlanders onderhouden worden, jae de Kudde ende de lieve Lammeren selve vertrouwt sijn, soo weynigh de geene erkennen vande (sic) welcke hen dese weldaden geschieden’ enz. (blz. 83 e.v., herdruk van 1718).
Volgens de woordenlijst achterin deze uitgaaf (bezorgd door den Remonstrantsen predikant G.v. Zonhoven) ‘verklaeren zommige’ de uitdrukking ‘voor op een anker verzeilen, en op een quade plaets te landt komen:’ - dit is de verklaring van 't Wdb.: op een stil anker terecht komen - ‘andere, vermits een anker door zijn zwaerte altyt zinkt en nooyt dryft, betekenen daer een zaek door, die tegen alle hoop en gedachten wel slaagt of gelukt’.
Deze laatste verklaring (die van Stoett) wordt nog overtuigender door de vorm waarin de zegswijs voorkomt in Ts. Het Nederl. Zeewezen 1906, blz. 236: ‘Op een anker naar land komen (Tegen alle hoop en verwachting slagen).’ Het werd of wordt dus van een schipbreukeling gezegd, die al heel wonderbaarlijk gered wordt. Dit is geen jonge reïnterpretatie; vgl. Stoett's aanhaling uit De Brune.
Hebben er vroeger twee bijna gelijkluidende uitdrukkingen bestaan met tegengestelde strekking? Is er sprake van betekeniswijziging door associatie van anker met veiligheid? Wat jammer dat het Wdb. evenmin als Van Zonhoven bewijsplaatsen geeft van de door Stoett verworpen betekenis!
C.A. Zaalberg.